Terwijl het nieuws over de overwinning van Syriza nog binnenkwam gaf Stathis Kouvelakis een eerste analyse van de Griekse verkiezingen van 2015. Stathis Kouvelakis is lid van Syriza en het Links Platform binnen Syriza.
De electorale overwinning van Syriza heeft de Europese radicale linkerzijde en de arbeidersbeweging hoop ingeboezemd, doordat het hen een immense opportuniteit biedt. We kunnen dit ook andersom stellen: indien deze test faalt zal dit ongekende gevolgen hebben…
Een aantal snelle bemerkingen over de eerste moeilijkheden en problemen waarmee we geconfronteerd worden:
Om te beginnen kwam Syriza dicht bij het behalen van een absolute meerderheid maar slaagde daar net niet in. Haar uiteindelijke uitslag (36,3%) bevond zich aan de lagere kant van wat de peilingen hadden aangetoond. Dit terwijl de resultaten van Neo Democratia zich aan de hogere zijde bevond van wat de peilingen aantoonden. In die zin was er een steek van teleurstelling voelbaar in de campagnebureaus en voor het Propylaea vorige nacht. Bovendien, na reeds meerdere keren in centraal Athene vertoefd te hebben op verkiezingsavonden, moet ik toch zeggen dat er minder mensen in de straten waren dan na de overwinningen van Pasok in de jaren ’80 en ’90.
Zelfs wanneer het verslaan van Neo Democratia met 8,5% een belangrijke overwinning blijft, moeten we uitleggen waarom de dynamiek achter Syriza niet zo groot was als gehoopt. Een opvallend aspect van de resultaten is dat terwijl Syriza zich nationaal overtrof ten aanzien van haar uitslag in juni 2012 en haar Europese score met bijna 10%, ze veel minder vooruitgang boekte in de grote stedelijke centra (in het bijzonder Athene en Thessaloniki), waar de stijging 6% bedroeg. Dus terwijl ze haar beste resultaten in juni 2012 vooral behaalde in het arbeidersklassegeoriënteerde en uitgesproken rode kiesdistrict van Piraeus (indien we Xanthi, waar het een grote steun kreeg van de Turkssprekende minderheid, niet meetellen), behaalde Syriza deze keer meer stemmen in 7 andere regio’s (waaronder vroegere Pasok bastions zoals Kreta en de noordelijke Peloponneses), in plaats van in de industriële gordel van Piraeus (terwijl het daar ook van 37% naar 42% steeg).
Syriza boekte dus vooral vooruitgang in rurale, semiurbane gebieden en middelgrote provinciale steden: in een Griekenland waarvan het politiek gedrag eerder conservatief en ‘bevestigend’ is. Haar invloed in het land is nu dus meer homogeen, terwijl ze zich opwerpt als een legitieme ‘regeerpartij’; maar het schoot haar te kort aan de dynamiek om haar voorsprong in de grote steden te doen groeien en de extra zetels te verwerven die het nodig had in de grote kieskringen van Athene en Thessaloniki. Ze heeft nu eerder een electoraal profiel van een ‘klassenoverstijgende’ partij, zonder de ‘oneffenheden’ van 2012: haar aanhang is minder uitgesproken geworteld in de loontrekkers van de grote stedelijke centra. Zelfs al is haar invloed onder deze bevolkingsgroepen zeer groot en maken ze voor een groot stuk deel uit van haar stempubliek.
Dit feit moet in het licht gesteld worden van de KKE die (hoewel beperkt) stijgingen boekt van 1% in vergelijking met juni 2012, alsook Antarsya die van 0,33% naar 0,64% stijgt. Hun vooruitgang was vooral zichtbaar in de grote stedelijke centra. Dus Syriza heeft zeker een aantal stemmen verloren aan haar ‘linkerzijde’ en ze was vooral niet in staat om massale reserves van stemgerechtigden die zich onthouden hebben, te mobiliseren (er was nationaal een zwakke opkomst van slechts 64%).
De nieuwe regering (wiens samenstelling op het moment van schrijven onbekend was) zal een aantal zware obstakels moeten trotseren. De staatskas is leeg en de overheidsinkomsten dalen sneller dan verwacht. Heel snel zal aan het licht komen dat het financieringsplan dat uitgeschreven werd in het ‘Thessaloniki programma’ gebaseerd was op overoptimistische (of zelfs verkeerde) schattingen. Het was eigenlijk de bedoeling om de indruk te geven dat het programma half gerealiseerd kon worden door enerzijds de Europese kredieten te heroriënteren (dewelke reeds bestemd zijn, en sommigen reeds uitgekeerd zijn, en waarvan de betaling volstrekt afhankelijk is van EU verdragen), en anderzijds half door een meer effectieve inning van belastingen. Zonder belastingshervorming en zonder de noodzaak van een stijgend begrotingstekort. De strategische oriëntatie van de regering naar de EU toe is ook vrij onduidelijk. Gisteren was Tsipras nogal enthousiast om de EU en de markten gerust te stellen. Hij sprak van een ‘eerlijke dialoog’ en ‘wederzijdse voordelige oplossingen’. Hij vermeldde het woord ‘schuld’ niet.
Gisteren schrok ik wanneer ik kameraden (ECB voorzitter) Draghi hoorde prijzen, waarbij hij als één of andere grote tegenstander van Angela Merkel en (Duits financiënminister Wolfgang) Schaüble, en bijna als een bondgenoot van Syriza voorgesteld werd. De enige Europese leider wiens lachend gezicht vandaag op de homepage van de officiële partij website left.gr prijkt is dat van Martin Schulz [voorzitter van het EU parlement; lid van de Duitse sociaal-democraten], die onmiddellijk overleg met Tsipras aangevraagd heeft. Het lijkt er op dat sommige kringen in de partij zo ver gegaan zijn en zichzelf wijsgemaakt hebben dat partijslogans zoals ‘Europa verandert’ enige waarheid inhouden. In de zin dat de EU bereid zou zijn met ons een eerlijk compromis te sluiten. Maar de uitkomst op dit front zou uiteindelijk neerkomen op het overslaan van de Troika en de rechtstreekse ‘onderhandeling’ (dat magisch woord!) van een licht afgezwakte versie van de memoranda met de EU instellingen.
Last but not least, hoewel M. Kammenos en zijn rechtse soevereiniteitspartij ANEL (Onafhankelijke Grieken) zeker een minste kwaad zijn in vergelijking met formaties zoals To Potami (die de expliciete bedoeling had om Syriza te dwingen binnen de krappe marges van de EU en haar memoranda te blijven), zijn ze wel nog een kwaad. Hun participatie in de regering, zelfs maar met slechts één minister, zou het einde van het idee van een ‘linkse anti-besparingregering’ betekenen. Bovendien is dit een rechtse partij, die uitzonderlijk begaan is met het verdedigen van de ‘harde kern’ van het staatsapparaat (het zal belangrijk zijn om een oplettend oog te houden op de minister post die deze zal krijgen). Het zou niet verwonderlijk zijn indien ze de voorkeur geeft aan het ministerie van defensie of openbare orde, hoewel de kans bestaat dat ze deze niet zal krijgen.
Syriza heeft een heel kleine manoeuvreerruimte – maar deze tegenstellingen moeten snel opgelost worden. De maatschappij blijft voorlopig passief, maar de hoop die in Syriza gestoken wordt is heel groot en heel concreet. Er wachten bijzonder grote opdrachten voor die krachten die zich bewust zijn van het nakende gevaar en die vastberaden zijn om de sleutelpunten van het partijprogramma over de breuk met debesparing te verdedigen. Meer dan ooit moeten we duidelijk stellen dat er geen middenweg bestaat tussen confrontatie en capitulatie. Het moment van de waarheid is aangebroken.
Athene, 26 januari 2015
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de website van VersoVerso .