Het International Institute for Research and Education (IIRE) in Amsterdam organiseert regelmatig seminaries waar linkse activisten bijeenkomen om ideeën uit te wisselen en strategieën uit te werken. Afgelopen augustus vond het zesde HLBTIQ (Homo, Lesbo, Biseksueel, Trans, Intersex, Queer) strategie seminarie plaats. Dit was vooral gericht op de verschillende manieren waarop politiek rechts homo-rechten probeert te gebruiken om steun te verwerven en welke alternatieven links daar tegenover kan zetten. Aan het seminarie namen activisten uit Palestina, Libanon, Indonesië, Brazilië, Mexico en verschillende Europese landen deel. Hier publiceren we een van de bijdragen. In deze tekst behandelt Peter Drucker, schrijver van Warped, Gay Normality and Queer Anti-Capitalism, de wortels van ‘homonationalisme’.
Het begrip ‘homonationalisme’ werd door de academica Jaspir Puar geïntroduceerd. Puar heeft Zuid-Aziatische (Sikh) wortels, woont in New York en doceert aan een nabijgelegen universiteit. Haar intellectuele werk ligt op het terrein van ‘queer theory’. Kort gezegd is ‘queer theory’ onderzoek dat voortbouwt op het feministisch inzicht dat gender niet aangeboren is en op de manier waarop homo – en lesbo – studies aantonen hoe seksuele daden en identiteiten sociale constructies zijn, de producten van specifieke samenlevingen.
Puar gebruikt de term ‘homonationalisme’ in het bijzonder in haar boek Terrorist Assemblages (2007). Daar gebruikt ze de term om de golf van Amerikaans patriottisme onder homo’s, biseksuelen, lesbo’s, transgenders, intersex en queer (HLBTIQ) mensen na de aanslagen van elf september 2001 te beschrijven en legt ze uit hoe vooroordelen over seksueel ‘achterlijke Arabieren’ hebben bijgedragen aan misdaden zoals bijvoorbeeld in de Abu Ghraib gevangenis.
Puar heeft ook goed werk gedaan in onder andere de beweging voor ‘boycot, sancties en desinvestering’ (BDS) tegen Israël, maar op andere momenten heeft ze afstand genomen van politiek activisme in het algemeen en het concept van ‘homonationalisme’ omschreven als niet meer dan een ‘kritiek op de moderniteit’, waarmee ze het impliciet minder politiek maakte. Gelukkig lijkt het er nu op dat het concept wijder verspreid is en in algemene zin opgevat wordt als een anti-imperialistische term.
Europees homonationalisme treft niet alleen mensen in landen die het slachtoffer zijn van imperialisme, maar stigmatiseert ook mensen in Europa. Het zaait diepe verdeeldheid tussen mensen en heeft grote gevolgen. Dit wordt zichtbaar als we bijvoorbeeld kijken naar de Pride – optochten in Europa dit jaar. Die vonden plaats onder de dreiging van geweld, als gevolg van de recente terroristische aanslagen in West Europa (Parijs, Brussel, en Duitsland) en het bloedbad in Pulse, de nachtclub in Orlando. Er wordt ons verteld dat we niet moeten toegeven aan angst en tegelijkertijd dat er geheime veiligheidsmaatregelen genomen worden. In Parijs was, zogenaamd om veiligheidsredenen, de route van de Pride – tocht drastisch ingekort. Het is onduidelijk of de aanslag in Orlando gemotiveerd werd door religieus fundamentalisme of het gevolg was van woede en vertwijfeling die de aanvaller zelf voelde over zijn leven en seksualiteit. Maar toch zou het slechts een kwestie van tijd kunnen zijn voordat een vergelijkbare moorddadige anti – LHBTIQ aanval in Europa plaatsvindt.
Europa verkondigt met trots dat het de beste regio is in de hele wereld om lesbisch, homo, bi of trans te zijn. Hoe is het zover gekomen? De huidige situatie van queer mensen in Europa is in ieder geval gedeeltelijk het gevolg van de crisis van het project van de Europese Unie. Die crisis is het gevolg van tegenstrijdigheden die vanaf het begin aanwezig waren in dit project. De Italiaanse linkse historicus Enzo Traverso heeft erop gewezen dat de datum van 8 mei 1945 een heel verschillende betekenis heeft voor verschillende Europese burgers, maar ook tussen verschillende groepen Europeanen en niet-Europeanen.
In Frankrijk wordt 8 mei gevierd als de dag waarop het fascisme werd verslagen, maar wordt de datum door veel Algerijnen herinnerd als die van het bloedbad dat Franse troepen aanrichtten in de stad Sétif. In deze Algerijnse stad vierde een grote menigte niet alleen de nederlaag van het fascisme, maar riepen ook om vrijheid voor de Franse kolonie. En voor mensen in Oost Europa was mei 1945 het begin van de overwinning van het stalinisme en van tientallen jaren onderdrukking.
Deze tegenstellingen tussen een zegevierend, democratisch Europa en een belaagd koloniaal Europa, en tussen oost en west hebben specifieke gevolgen voor HLBTI mensen; een groep die sinds kort wordt aangemerkt als ‘bij uitstek Europees’ omdat hun rechten deel uit zouden maken van een unieke ‘Europese cultuur’.
In 1997 machtigde het Verdrag van Amsterdam de EU om op te treden tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid en sindsdien profiteren HLBTI Europeanen van de wettelijke vooruitgang die mogelijk gemaakt werd door EU richtlijnen en politieke druk. Maar in deze jaren speelde de EU ook een belangrijke rol in de neoliberale aanval op sociale verworvenheden en droeg daarmee bij aan groeiende ongelijkheid en uiteindelijk de economische crisis. In deze context worden HLBTI mensen het mikpunt van anti-EU ressentiment en groeiend nationalisme.
Dit is niet overal het geval: Spanje en Portugal bijvoorbeeld worden beiden getroffen door het EU – bezuinigingsbeleid, maar kennen ook een groeiende acceptatie van HLBTI – rechten. Dit lijkt voornamelijk het gevolg van hun specifieke geschiedenis; de steun voor seksuele bevrijding begon hier te groeien toen in de jaren 70 de dictaturen ineenstorten nog voordat de EU een belangrijke factor werd. Maar in andere regio’s waar weerzin tegen de EU en de daarin dominante West-Europese staten sterk is, worden HLBTIQ mensen het mikpunt van haat.
Onder mensen met wortels in de voormalige Afrikaanse en islamitische koloniën, wijzen sommigen het Europese model van emancipatie van lesbo’s en homo’s af. Houria Bouteldja van de Franse ‘Partij van de Inheemsen van de Republiek’ (Parti des Indigènes de la République, PIR) veroorzaakte een hevig debat toen ze in 2012-2013 weigerde de ‘witte agenda’ van het homohuwelijk te steunen. Het is te simplistisch om Bouteldja af te doen als een islamitische homofoob. Haar argument was dat in de gemeenschappen van immigranten in Frankrijk mensen wel homoseksuele relaties hebben maar dat dit niet betekent dat er zoiets bestaat als een universele homo-identiteit. Ze wees de beschuldiging dat weigeren om uit de kast te komen een teken van homofobie is, van de hand. In plaats daarvan omschreef ze de keuze van veel HLBT – immigranten voor een heteroseksueel huwelijk, met een heteroseksuele partner of met iemand die in de kast is, als een legitieme daad ter verdediging van families en gemeenschappen die op allerlei manieren worden bedreigd door racisme.
In tegenstelling tot kwesties als werkloosheid, politiegeweld, discriminatie en huisvesting, zo verklaarde Bouteldja, was het homohuwelijk voor immigranten als zij ‘niet van belang’. Aan de grote demonstraties voor het homohuwelijk namen slechts weinig migranten deel omdat zij, volgens Bouteldja, beseften dat invoering ervan voor de immigrantengemeenschappen weinig gevolgen zou hebben.
Ook al zijn we het als LGBTIQ activisten niet met haar eens, het is een feit dat Bouteldja en haar organisatie niet alleen staan. Een andere Franse burger met een immigratie-achtergrond, Madjid Ben Chikh, denkt er echter anders over; in een publieke reactie op Bouteldja wees hij de onzichtbaarheid die zij hem als homoseksuele man op zou willen leggen af. Maar hij stemde in met haar afwijzing van de ‘witte’ homo-agenda.
Een vergelijkbaar patroon zien we in veel van de Oost-Europese landen die tussen 2004 en 2007 lid werden van de EU. Voor de jaren negentig hadden deze landen niks dat vergelijkbaar is met de uitgebreide commerciële homoscene in West Europa en kenden ze geen homo-organisaties die vergelijkbaar waren met die in het Westen. De herinvoering van het kapitalisme in Oost-Europa na de val van de muur maakte de ontwikkeling van een homoscene mogelijk, maar wel in een neoliberale context van groeiende ongelijkheid. Praag werd bijvoorbeeld een brandpunt van West-Europees homoseksueel sekstoerisme en in West-Europese steden als Amsterdam verschenen mannelijke, Oost-Europese sekswerkers.
Tegelijkertijd steunde de EU bewegingen voor homo-rechten die voldeden aan de EU opvattingen hierover en werd er druk uitgeoefend op Oost-Europese landen om hun wetgeving aan te passen naar het West-Europese model. In de cynische bewoording van LGBTIQ activist Scott Long leidde dit ertoe dat Oost-Europese regeringen de EU gingen zien als een ‘excentrieke maar rijke oom’ die, om overgehaald te worden om geld te geven, ‘altijd gelijk gegeven moet worden’, ook als het gaat over ‘homoseksuelen en andere niet-bestaande wezens’.
Dit alles bracht LGBTI mensen in Oost-Europa veel goeds. Tegelijkertijd hielp het echter reactionaire nationalisten, zoals Pools katholiek rechts, waarvan de homofobie talrijke bronnen heeft, om wijdverspreid ongenoegen over het arrogante Westen om te buigen naar anti – HLBTI – campagnes. In landen als Letland, Moldavië, Polen, Rusland en Servië zijn HLBTI – demonstraties verboden of, als ze officieel toegestaan zijn, worden ze aangevallen door extreem-rechts, vaak met medewerking van de politie. Goedbedoelde West-Europese solidariteit kan soms het tegenovergestelde effect hebben. De eerste Gay Pride optocht in Moskou in 2006 bestond bijvoorbeeld, volgens een buitenlandse vakbondsactivist, uit ‘een handjevol Russen met steun van buitenlandse politici en homorechtenactivisten’. Tenminste één Russische homo-rechtenactivist, Nikolay Alekseyev, waarschuwt dat oproepen om Rusland te boycotten uit protest tegen de in 2013 ingevoerde ‘wet tegen homo-propaganda’ ook een averechts effect dreigen te hebben en tot meer repressie zouden leiden.
Seksualiteit fungeert tegenwoordig als een bewijs van verschil tussen Oost – en West Europa. Katholieke en Orthodoxe kerken en de politieke stromingen die aan hen verbonden zijn profiteren van de onvrede die veel Oost-Europeanen voelen over de gevolgen van neoliberaal kapitalisme en HLBTI – mensen worden hier een geliefd mikpunt van. Het is in dit klimaat dat Oost-Europese lesbo – en homo – evenementen het doelwit worden van geweld van fascisten die denken dat de EU ‘geleid wordt door flikkers’.
Zowel in Oost-Europa als in migrantengemeenschappen in West-Europa zijn vooroordelen tegen HLBTIQ-mensen, hoe verwerpelijk ook, deel van de afkeer van wat Jaspir Puar ‘homonationalisme’ noemde. Homonationalisme betekent het gebruiken van HLBTI – rechten om imperialistische overheersing te dienen. Beelden van uitbundige homoseksualiteit en het vieren van een homoseksuele identiteit worden gebruikt als symbolen van ‘Westerse vrijheid’ in contrast met de achterlijkheid en repressie die worden toegeschreven aan Oost-Europa, de islamitische wereld en aan immigranten. En veel HLBTI – mensen hebben deze symboliek omarmd.
Het gevolg, of in ieder geval het onbedoelde gevolg, is wat omschreven is als ‘de schijnbaar perfecte aansluiting van queer – zijn met een imperialistische natie – staat’. Dit geldt in het bijzonder, maar niet alleen, voor landen als Nederland en Denemarken. De vereenzelviging met een imperialistische natie-staat wordt giftig als het witte HLBTI – Europeanen ertoe brengt om mensen met een islamitische achtergrond ongeacht hun individuele opvattingen over HLBTI – kwesties als een bedreiging te zien.
In een land als Nederland heeft rechts sinds 2001 laten zien hoe ze islamofobie kunnen gebruiken om invloed te krijgen in gevestigde homo-organisaties en onder HLBTI – mensen. Het is een vicieuze cirkel. Aan de ene kant is er het nieuwe homonationalisme in HLBTI – kringen – aan de andere kant is er wat we ‘heteronationalisme’ kunnen noemen. Daarmee bedoel ik dat vijandigheid tegenover HLBTI-mensen deel wordt van het uiten van een opstandige nationale, etnische of religieuze identiteit.
Om dit patroon te begrijpen moeten we rekening houden met het alledaagse racisme in Europa, met het voorbestaan van het imperialisme en de verschillende manieren waarop queers hier mee te maken hebben. Het soort repressieve maatregelen en de etnische en religieuze polarisering die we nu zien in Europa, bijvoorbeeld met de noodtoestand in Frankrijk, doen niks om onschuldige burgers, homo of hetero, te beschermen. Dergelijke maatregelen leiden enkel tot meer conflicten en haat.
Welke reactie van HLBTI-mensen zou de cirkel van homonationalisme en heteronationalisme kunnen doorbreken? Kort gezegd komt het neer op solidariteit. Dit betekent acties van queers ter verdediging van burgerrechten voor iedereen en tegen alle vormen van vooroordelen en tegen neoliberale ongelijkheid – en uiteindelijk tegen de grondoorzaak hiervan: patriarchaal kapitalisme.
Homonationalisme moet gezien worden als een vorm van wat Lisa Duggan meer dan tien jaar geleden ‘homonormativiteit’ noemde: het opleggen van normen van ‘acceptabele’ homoseksualiteit.
Duggan wijst op het verband tussen het opleggen van een lesbische/homo-norm en de neoliberale samenleving waarin we al 35 jaar leven. Zij liet zien hoe, binnen het raamwerk van een heteronormatieve samenleving, homonormativiteit een klasse – aspect heeft; het weerspiegelt de manier waarop een groep homo’s en lesbo’s zich aanpast teneinde een plek te verwerven binnen de neoliberale samenleving. Het heeft ook een gender – aspect; de integratie van sommige homo’s en lesbo’s in de bestaande familiestructuur door middel van het homohuwelijk en adoptie in een context waarin zorg steeds verder geprivatiseerd wordt in neoliberale verhoudingen. En het heeft een raciaal aspect in de context van een crisis waarin sociale relaties steeds sterker beïnvloed worden door racisme.
Ten slotte, als een aspect van homonormativiteit heeft homonationalisme, het integreren van genormaliseerde HLBTIQ – mensen als familieleden, burgers en belastingbetalers van de overheersende natie-staten, ook een materieel aspect. De geopolitieke en economische hiërarchie betekent dat het leven van een HLBTIQ Israëli veel zwaarder weegt dan dat van een Palestijn en dat geeft HLBTIQ Israëli’s een materieel belang om zich in de Israëlische natie-staat in te voegen. Een land als Afghanistan is grotendeels gemarginaliseerd in de neoliberale wereldeconomie, wat betekent dat mensen moeten vluchten, dat er sprake is van een veelvuldige vorm van onderdrukking en tientallen jaren van oorlog. HLBTIQ – steun voor Amerikaanse oorlogen in het tijdperk na 11 september toont een falen aan om te begrijpen hoe de slachtoffers van neoliberale verhoudingen wereldwijd gedeelde belangen hebben – ook al kan dergelijke steun gemotiveerd zijn door oprechte sympathie voor niet – heteroseksuele Afghanen.
Vandaag heeft ‘Pride’ in Europa een donkere kant; soms is de trots van HLBTIQ – mensen niet gebaseerd op wie ze zijn, maar op wat ze niet zijn; niet ‘achterlijk’, ‘vreemd’, naar de marge gedrukt. Dit is niks om trots op te zijn. Trots moet gebaseerd zijn op solidariteit: niet het opleggen van een agenda door zogenaamd ontwikkelde groepen aan de zogenaamde achterlijken, maar gelijkwaardigheid in gedeelde strijd.
Dat betekent dat Oost-Europeanen en immigranten de leiding moeten hebben in de strijd tegen hun eigen onderdrukking en zelf beslissen welke middelen daarvoor in aanmerking komen. Wereldwijd moet de strijd voor bevrijding iedereen insluiten en moet er gezamenlijk vorm gegeven worden, op basis van gelijkwaardigheid, wederzijds respect en pluralisme. De strijd van HLBTIQ – mensen moet hand in hand gaan met de strijd tegen homonormativiteit, neoliberalisme en kapitalisme. Dat is het beste tegengif tegen homonationalisme en heteronationalisme in Europa.