De Hongaarse kiezers geven Viktor Orban een nieuw mandaat om verder te regeren met zijn rechts-nationalistisch beleid. Zijn Fidesz heeft wel niet de meerderheid van de stemmen, maar door de kieshervorming heeft ze het parlement zeer stevig in handen. Nummer drie, de fascistische Jobbik met een vijfde van de stemmen, wil het nog rechtser dan Fidesz, lid van de Europese Volkspartij (EVP) waar ook CD&V deel van uitmaakt.
Op maat gesneden
Voor een keer luisteren we naar de OVSE, de Organisatie voor Vrede en Samenwerking in Europa (grotendeels een nutteloze club ontstaan uit het zogenaamde “Helsinki-proces” dat wijlen Sovjetleider Leonid Brezjnev nauw aan het hart lag). Die OVSE meldt namelijk dat het Hongaarse verkiezingsproces niet door de beugel kon. Iedereen mocht wel meedoen, maar zowel de kieswet als de campagne lijken geïnspireerd door de Russische president Poetin, een soort “geleide democratie”. “Staat en Fidesz zijn meer en meer met elkaar verweven”, aldus de OVSE in een voor deze club ongemeen streng rapport. Hoort dit soort Hongarije thuis in de EU? De EVP ziet er alleszins geen graten in, Orban is “onze man”. (Zie ook ‘Hongarije glijdt verder af’, Uitpers, november 2012).
Fidesz doet het wel iets minder goed dan vorige keer, 45% komende van 52%, ondanks de vele stemmen van Hongaren uit het buitenland. Want als “goede patriot” gaf Orban etnische Hongaren uit de buurlanden de mogelijkheid een Hongaars paspoort en stemrecht voor het Hongaars parlement te krijgen. Rond 550.000 burgers van Roemenië, Slovakije en Servië gingen daar op in. Van de buitenlandse stemmen haalde Fidesz ca 90%. De 500.000 Hongaarse burgers die in West-Europa en Noord-Amerika werken, bij gebrek aan werk thuis, kregen het veel moeilijker hun stem uit te brengen.
Liberaal links
Toch is de uitslag een zege voor Orban. Zijn grootste vijanden, de alliantie van de Socialistische Partij met liberalen, dissidente groenen en ‘personaliteiten’ haalde 26%, de groenen 5%.
Orban heeft zijn zege voor een deel te danken aan de groeiende controle van de nationalisten over de media, de wereld van cultuur, het onderwijs, allemaal middelen voor een populistische hersenspoeling. Maar Orban wordt daarbij flink geholpen door wat een linkse oppositie zou moeten voorstellen. De alliantie van socialisten en liberalen, goed voor een kwart van de stemmen, is in feite een neoliberale unie die als regeringspartijen een neoliberaal beleid voerden.
Vandaar dat die oppositie in de ogen van veel Hongaren een alliantie van en voor de rijken is, partijen die dansen naar de pijpen van de EU-commissie in Brussel. De Fidesz heeft het gemakkelijk om naar voor te komen als de partij die de nationale belangen verdedigt tegen de internationale geldmachten en tegen de EU-bureaucratie die het op die belangen heeft gemunt. Als critici uit de EU Orban verwijten een stille coup te hebben gepleegd met o.m. zijn op Fidesz-maat gesneden grondwet, met zijn controle op media en cultuur, antwoorden zijn aanhangers dat de EU veel ergere coups pleegt in Italië, Griekenland…
Koloniseren
Door het liberalisme van “links” slaagde Orban er moeiteloos in om in één adem die oppositie en de multinationale ondernemingen als zijn grootste vijanden te bestempelen. Die “linkse” oppositie is volgens Fidesz een agent van grote internationale bedrijven die Hongarije willen koloniseren. Dat slaat aan bij de vele kiezers die geen goede herinneringen hebben aan het beleid van de oppositie.
Bij voorbeeld aan de korte regeerperiode van Gordon Bajnai, kandidaat bij de oppositie, die premier was van april 2009 tot mei 2010. Bajnai kreeg veel lof van EU en IMF omdat hij de overheidstekorten terugdrong, maar voor veel Hongaren betekende dat grote ellende. Hij sneed duchtig in de sociale uitgaven, pensioenen en overheidslonen gingen omlaag, de pensioenleeftijd werd opgetrokken van 62 naar 65, de BTW werd flink verhoogd.
Van de socialistisch-liberale regeringen herinneren ze zich ook de corruptieschandalen. En de grote greep die grote buitenlandse groepen op de economie kregen, bij voorbeeld in de energiesector. Dat kwam neer op hoge tarieven. Orban maakte zich erg populair door die buitenlandse firma’s tot fikse prijsverlagingen, rond 20 % voor gas en elektriciteit, te dwingen.
Blabla
Hij legde buitenlandse banken, energiebedrijven, communicatieondernemingen en grootwarenhuisketens ook nieuwe belastingen op, tot huiver van de EU maar tot genoegen van veel Hongaren. In de jaren 1990 werden veel Hongaarse overheidsbedrijven op de klassieke manier geprivatiseerd: cadeaus voor de – meestal buitenlandse – “investeerders”, een ramp voor de gebruikers. Orban ging ook de strijd aan met het IMF, hij weigerde tot tweemaal toe kredieten op te nemen omdat hij de voorwaarden niet aanvaardde. Of tenminste zei niet te aanvaarden, want hij dreef verdere besparingen in de sociale sector wel door en snoeide verder in de budgetten voor gezondheid en onderwijs.
Er is inderdaad veel woordenkramerij in Orbans discours. De sociale sector wordt verder afgebouwd, vier van de tien miljoen Hongaren leven nu onder de (lage) armoededrempel van 220 euro per maand, terwijl een half miljoen uitgeweken zijn.
Intussen komen er nieuwe “oligarchen” opdagen, figuren uit Fidesz die zich snel verrijken omdat zij de meeste overheidscontracten krijgen. De ene corrupte groep vervangt de andere. Orbans belastingsysteem is ook een cadeau aan de gegoeden: geen enkele progressiviteit, een eenheidstarief van 16 %. Orban en Fidesz zijn ronduit voor de afbraak van wat zij de Europese welvaarstaat noemen. Ze zijn minstens even thatcheriaans als wijlen Thatcher.
Jobbik
Het probleem is dat de oppositie van socialisten en liberalen meer dan boter op haar hoofd heeft. Ze heeft weinig geloofwaardigheid als verdedigster van de sociale welvaartstaat. Dat ze af en toe met haar klachten aanklopt bij de EU in Brussel, valt bij de meeste Hongaren niet in goede aarde. Het is koren op Orbans molen die daar een bewijs inziet van het eeuwige internationale complot tegen de Hongaren. Daarbij wordt vaak verwezen naar George Soros, de Amerikaanse miljardair van Joods-Hongaarse afkomst die ooit Orban en zijn vrienden financierde, maar nu gul is voor de oppositie. Diezlefde Soros die zijn gulheid betoonde voor de “revoluties” in Servië, Georgië en Oekraïne…
Orban wordt in zake hetze tegen buitenlandse vijanden, wel voorbijgestoken door de fascisten van Jobbik die nu een vijfde van de stemmen halen. Jobbik heeft de toon van zijn campagne gematigd, maar blijft toch nog te extreem voor zelfs Marine Le Pen. Jobbik deelt dan ook allesbehalve haar islamofobie, deels uit antisemitisme (joden en zigeuners zijn hun geliefkoosde schietschijven, in dat laatste geval ook letterlijk). Jobbik bakt zoete broodjes met islamitische groepen en landen, waaronder Iran.
Jobbik verantwoordt dat met het “pantoeranisme”, de ideologie die alle Turkse en aanverwante volkeren afkomstig uit centraal Azië wil verenigen. Ze beschouwen de Hongaren als afstammelingen van de Hunnen. De islam is volgens Gabor Vona, leider van Jobbik, een baken in de strijd tegen de globalisering en het liberalisme.
Het is in wezen een fascistische groepering die tot voor kort pogroms tegen zigeunerdorpen organiseerde en de tussenoorlogse dictator Horty vereert. De uniformen van de fascistische stoottroepen uit Horty’s tijd zijn voorlopig opgeborgen. Vona is ervan overtuigd dat de volgende verkiezingen die van Jobbik worden, want Orbans dan ontgoochelde kiezers zullen zich niet naar “links” maar naar Jobbik keren. “We zijn alvast de grootste uiterst-rechtse partij van Europa”, aldus Vona. Maar bij de Europese verkiezingen van 25 mei hoopt Marine Le Pen met haar Front National nog beter te doen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.