Een niet onbelangrijk aantal Vlamingen en Walen vochten aan het Oostfront tegen wat het bolsjewisme werd genoemd, voor de verdediging van de Europese cultuur, voor de Germaanse raszuiverheid van “ons” volk.
In werkelijkheid ging het voor de nazi’s om de etnische zuivering van de oostelijke gebieden om er Duitse kolonies van te maken. Het was een gigantische criminele onderneming die miljoenen mensenlevens heeft gekost. Zij die amnestie eisten en eisen voor de deelnemers aan deze onderneming en aan de collaboratie, willen in werkelijkheid vrijspraak: zij zouden zich niet aan enige misdaad schuldig hebben gemaakt. De jongens die naar het Oostfront trokken deden dat namelijk uit idealisme. Anderen zeggen dan weer tot op de dag van heden dat ze die collaborateurs kunnen “begrijpen”.
Idealisme is een toverwoord dat in dergelijke situaties dikwijls wordt ingeroepen. Idealisme is immers mooi. Het wijst op een ideaal en idealen zijn te prijzen. Die jongens werden misschien misleid, bedrogen en gemanipuleerd, maar ze meenden het goed. Idealisme is eigen aan jonge, onstuimige kerels die zich opgesloten voelen in het gezapige burgerwereldje.
Over dat soort oorlogsidealisme dat ook in Nederland en andere landen als excuus werd ingeroepen, schreef Annie Romein-Verschoor in 1947 het volgende: “Neen, geen druppel idealisme, als men dat woord niet volkomen ontwaarden wil, hoogstens in zeer enkele gevallen – omdat krankzinnigheid nu niet zo frequent is – een zielige doodgelopen waan, die zichzelf voor idealisme houdt. Maar waarom dan dat overvloedig gebruik van dat woord?
Omdat men in bepaalde kringen in ons land het nazisme waardeerde – zij het in de oorlogsjaren zwijgend waardeerde – als kettinghond tegen het communisme, een kettinghond die, helaas, losbrak, dol bleek en neergeschoten moest worden, maar wiens dierbare nagedachtenis men nu tracht te redden door het beestje tot idealist te bombarderen of met andere woorden van het nazidom een politieke partij te maken, die nu eenmaal in de strijd der meningen aan het kortste einde getrokken heef.” (“Baatzucht en idealisme”, in De Vrije Katheder, 21-3-1947)
Wie met enige onbevooroordeelde aandacht Hugo Claus’ roman Het Verdriet van België gelezen heeft, merkt dat er naast het Vlaams nationalistisch “idealisme” ook heel wat opportunisme en niet minder baatzucht stak.
Ik rakel een oude kwestie op, de meeste mensen waarvoor rechts Vlaanderen amnestie eist(e) zijn allang naar het Walhalla verhuisd. Ik geloof niet dat meer of minder strenge straffen de beschuldigden tot inkeer hadden kunnen brengen. Maar vrijspraak, waar amnestie op neerkomt, was en is onaanvaardbaar. Dat geldt ook voor wat er heden ten dage gebeurt met misdaden tegen de mensheid. Het gif van het aangehaalde idealisme kruipt verder. Het wordt overgeërfd en het vindt een nieuwe vruchtbare bodem. We denken aan een zekere minister wiens Franse naam op zijn Vlaams wordt uitgesproken. Het klinkt als Jan Bom. Ik vraag me af waarom. Ik heb niets tegen varkensvlees.
Het idealisme interesseert me niet, wel wat er concreet gedaan werd en gebeurd is in naam van dit begrip. En dat was al te afschuwelijk.