De Ierse kiezers hebben de regeringspartijen (rechtse Fine Gael en Labour) en het bijna-tweepartijenstelsel bij de verkiezingen van eind februari een flinke klap toegediend. De woede over de watertaks zorgde voor een stap naar links. Maar ter linkerzijde is de verwarring zacht gezegd groot, zodat links niet in de geslagen bres kan springen.
De Ierse politiek wordt al bijna een eeuw gedomineerd door twee partijen, de rechtse Fianna Fail en de al even rechtse Fine Gael. Die eerste wees in 1921, na jaren strijd tegen de Britse bezetters, het verdrag met Londen af, Fine Gael is de erfgename van degenen die dat goedkeurden. Maar verder zijn dat twee behoudsgezinde partijen die elkaar aan de macht afwisselden. Tot voor kort haalden ze samen rond 80 % van de stemmen, met een zwak Labour als derde die dan, als een van de groten geen volstrekte meerderheid had, mocht meeregeren om aan een meerderheid te geraken.
De helft
Het gezamenlijk aandeel van de groten was in 2011 al teruggevallen tot 54%. Nu halen die twee traditionele partijen samen nog net 50 %, 25,5 voor Fine Gael dat tot nu toe regeerde met Labour, 24,5 % voor Fianna Fail – dat daarmee wel 7% won. Fianna Fail heeft altijd iets meer een volkskarakter gehad dan de grote concurrent, ze staat traditioneel sterker bij laagverdieners en op het platteland. En dat heeft die partij in de verkiezingscampagne uitgespeeld: ze mat zich een sociaal progressief imago aan, als verdedigster van sociale verworvenheden en van investeringen in openbare diensten.
Fianna Fail won er alleszins wat kiezers mee terug. De partij was vijf jaar eerder zwaar afgestraft voor haar “soberheidsbeleid” dat de meeste bewoners van de “Keltische Tijger” zwaar had getroffen. Het leidde onder meer tot een massale emigratie van jongeren – die dus deze keer hun stem niet via de stembus konden laten horen. Fianna Fail gooide nu het roer om. Terwijl Fine Gael hoopte dat het recente economisch herstel de partij zou behoeden voor een nederlaag. Het probleem is dat de meeste Ieren van die groeicijfers zelf niet beter worden. Fine Gael verloord bijna 11 %.
Sinn Fein
Vooral de niet aflatende woede over de watertaks – een mensenrecht dat gratis moet blijven, aldus de meeste Ieren – heeft Fine Gael de das omgedaan. De sterk naar links opgeschoven Sinn Fein, decennia lang bekend als de politieke arm van het Iers Bevrijdingsleger (IRA), was bijzonder actief in de campagnes tegen die taks, een tijdlang in het kader van de Anti Austerity Alliance (AAA) die bij de verkiezingen echter met eigen kandidaten aantrad, samen met “People Before Profit” (De mensen vóór de winsten).
Sinn Fein hoopte nog tot voor kort op grond van peilingen tot bijna een kwart van de stemmen te halen, in het zog van de voorbeelden Syriza en Podemos. Maar een nogal zwakke campagne en de verdeeldheid bij links, heeft het succes beperkt. Met 14 % en 23 (+9) van de 158 zetels won Sinn Fein wel vier percent, maar dat ligt gevoelig onder de verwachtingen. Het leiderschap van Gerry Adams wordt in vraag gesteld.
Onafhankelijken
De partij had dan ook te maken met diverse concurrenten ter linkerzijde die allemaal een graantje meepikten van de instorting van Labour. Die haalt nog 6,6 % en 7 zetels, ver onder de 19,5 % en 37 zetels van vijf jaar eerder. Er was de nieuwe Sociaal democratische partij (3 %, 3 zetels) de licht winnende Greens (2,7%, 2 zetels) en de AAA (4 %, 6 zetels). Maar er zijn vooral al die “onafhankelijken”, samen 17,8 % en 23 gekozenen zonder etiket.
Onder die 23 zitten enkele vertegenwoordigers van lokale groepen die actie voerden tegen het verarmingbeleid en de watertaks van de uittredende regering. Volgens Ierse media zijn verscheidene daarvan linkse activisten, zodat een deel van die onafhankelijke stemmen bij links kan worden opgeteld.
Coalities
De twee ‘grote’ partijen zouden nu in dit geschakeerde veld partners moeten zoeken voor een meerderheid. Of zullen ze noodgedwongen moeten samen regeren? Ook al lijken ze inzake profiel op elkaar, toch lijkt de basis aan beide zijden zeer afwijzend tegenover een ‘grote coalitie’.
Binnenkort herdenken de Ieren de Paasopstand van 1916 die bijzonder brutaal door de Britse bezetters werd onderdrukt. In de periode daarop riep het toenmalige Sinn Fein de Ierse Republiek uit. Het leger van die republiek, het IRA, voerde tot 1921 oorlog tegen de Britten die in 1921 instemden met een Ierse Vrijstaat in 26 van de 32 counties, iets wat tot grote verdeeldheid bij de Ierse nationalisten leidde. Die herdenking riskeert de oude wonden tussen Fianna Fail, Fine Gael en Sinn Fein weer open te maken. Die laatste zou graag zien dat de twee anderen een coalitie vormen, dan wordt Sinn Fein de officiële oppositiepartij.
Wie ook regeert, staat voor het probleem van de watertaks die de Ieren zo zwaar op de maag ligt. Die taks was een uitloper van het “soberheidsplan” dat de trojka van EU, ECB en IMF in 2010 oplegde om de Ierse banken uit de nood te helpen. Die banken gingen onderuit door onder meer grove speculatie in de vastgoedsector. Toen de zeepbel openbarstte, snelden EU en IMF de bankiers ter hulp. De banken werden gered, de rekening werd aan de bevolking voorgelegd, die nu op haar beurt de rekening presenteerde aan de regeringspartijen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.