(Met dank aan Willie voor de foto, wellicht uit 1987.)
Toen het stof enigszins gaan liggen was, bleek dat Mei 68 een aantal politieke groeperingen had laten ontkiemen die zich ver, zeer ver ter linkerzijde bevonden. Ze noemden zichzelf revolutionair en beriepen zich expliciet op de arbeidersklasse. Dat gaf wel een probleem, want die clubjes waren veelal aan de universiteit ontloken en ze werden bijgevolg bevolkt door activisten die zich na hun studies veelal aan de, laat ons zeggen, bovenkant van die arbeidersklasse situeerden, een bedenkelijke plek voor revolutionairen, want misschien toch iets te dicht tegen wat vandaag ongetwijfeld middenklasse zou heten. Daar moest iets aan gedaan worden. Er werden allerlei strategieën bedacht, waarvan de ene al meer zoden aan de dijk bracht dan de andere en waarbij de enen al vlugger dan de anderen inzagen dat er uiteindelijk niets anders opzat dan zelf lijfelijk van boven naar beneden te verhuizen. Vandaar ook dat ikzelf een document liggen heb waaruit blijkt dat ik mezelf een automecanicien mag noemen.
Die groepen waren wel aan de universiteit ontloken, maar ze wortelden ook diep in de geschiedenis. Sommige verwerkten bijvoorbeeld Stalin in hun embleem, anderen volgden dan weer het pad dat diens aartsvijand, Trotski, lang voor hun geboorte ingeslagen had. Zelf had ik me bij een club van die laatste gezindte aangesloten. Maar wat ik zeggen wil is dit: in het verleden had de sociale samenstelling van die groeperingen er anders uitgezien. Zij hadden toen hun activisten in perioden van arbeidersoproer gerekruteerd, waardoor de sociale mix anders was; laat ons zeggen: verhoudingsgewijs minder professoren en meer arbeiders.
In Gent besloten we een poging te ondernemen om overlevenden op te sporen. Zo komt het dat ik op een donkere herfstavond in de Keizer Leopoldstraat aanbelde ten huize van Oscar Vereecken. Hij opende de deur met een groot vleesmes in de hand, want hij vertrouwde geenszins de Turkse inwijkelingen die de wijk monopoliseerden. De confrontatie leerde me dat de ontmoeting met Oscar ons ferm vooruit kon helpen: hij leerde ons meteen de door de migratie ontstane problemen in de volkswijken te begrijpen.
Rik De Coninck herinnert zich veel uit die periode. ‘Oscar was, denk ik, in 1916 geboren. Hij was een gepensioneerde elektricien die in Brusselse warenhuizen liften en roltrappen hersteld had. En hij was trots op zijn stielkennis. Hij wilde ook meteen weer tot de organisatie toetreden. Hij was recht voor de raap en had het soms wat moeilijk met intellectuelen.’ Zo herinnert Marijke Colle zich een avond in Café De Spin waarbij Oscar zich plotsklaps naar haar toekeerde en met luide stemme vroeg: ‘Maar wie was diene Hegel eigenlijk?’ Ja, er viel enige afstand te overbruggen, maar dat kwam rap goed, ook omdat een aantal van onze ‘intellectuelen’ inderdaad hard bezig was van boven naar beneden te verhuizen.
Rik weet nog meer: ‘Oscar was in 1936 lid geworden van de trotskistische partij RSAP (Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij) of RSP, want de naam werd in die tijd gewijzigd. In elk geval was er toen in Gent een groepje trotskisten actief. Ik herinner me nog dat Oscar er een behoorlijk grote afkeer van stalinisten aan overgehouden had. Toen we in Gent, in 1982 en ’83, eenheidslijsten met de KPB neerlegden, was hij daar dan ook geen onverdeelde voorstander van. Wat hem niet belette om zijn naam op zo’n lijst te zetten.’
Hij was hard tegen de stalinisten, maar ook tegen de katholieken. Toen we een stakerspiket aan het tramdepot gingen versterken, stevende hij recht op een ACV-vlag af en legde de verbouwereerde vaandeldrager uit dat hij zijn drapeau uit de regen weg moest halen, omdat het groen al danig op geel begon te lijken. Maar hij had gelukkig nog andere tips voor de mannen van het kleinspoor, want tijdens de grote staking van 60-61 had hij in Gent met succes de rails vol mortel gegoten.
De integratie van Oscar was een succes. Hij was al gauw een echte kameraad geworden die hielp waar hij kon en door ons partijtje ook in de bloemen gezet werd, zoals uit de foto blijkt. De Coninck weer: ‘Toen hij heel oud geworden was, heeft Raf Verbeke er nog voor gezorgd dat hij naar een appartement kon verhuizen. Daar is hij ook overleden.’ En kijk, ’t mag allemaal lang geleden zijn, vergeten zijn we hem niet.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.