Zeventig jaar geleden riepen Soekarno en Mohammed Hatta de Indonesische Republiek uit. Maar juist nadat het koloniale moederland zelf vijf jaar bezet was geweest, saboteerde Nederland deze zelfstandigheid met grof geweld.
Vier eeuwen lang was de ‘gordel van smaragd’ misbruikt als wingewest. Het Cultuurstelsel, een semi-slavenstelsel, was gericht op export naar Nederland, dat tot 1940 zijn monopolies verdedigde op zout en opium. De afschaffing van de slavernij, officieel in 1863, liet op vele plekken nog decennia op zich wachten.
De “ethische politiek” zoals die door liberalen als Multatuli (Eduard Douwe Dekkers) werd gepropageerd, zei dat de “primitieve” inlanders naar onafhankelijkheid zouden worden begeleid, waarbij een “beschavende” rol van Nederland werd verondersteld. Maar pro-onafhankelijkheidsbewegingen werden bestreden en Indonesische kinderen kregen nauwelijks het onderwijs dat nodig was.
Verzet
Deels nam verzet de vorm aan van lokale opstanden, die bruut werden onderdrukt. Kampongs die “terroristen” steunden werden zonder pardon uitgemoord, zoals in Kuta Reh in 1904. Daarnaast ontstonden twee politieke krachten: een communistische partij (PKI) en een islamitische beweging, de Sarekat Islam (SI).
De communistische partij wortelde in de groeiende Indonesische arbeidersklasse, waaronder de (deels witte) ambtenaren en in het leger. De SI, die in naam islamitisch was, was deels nationalistisch en werkte deels samen met de PKI, wat de autoriteiten de stuipen op het lijf joeg.
In de crisis van de jaren ‘30 kwam het verzet tot een hoogtepunt toen de Nederlandse regering een muiterij onderdrukte op het pantserschip de Zeven Provinciën. De Europees-Indonesische bemanning had het schip gekaapt vanwege de onderdrukking van demonstraties tegen loonsverlagingen bij de marine. Een bom doodde 23 bemanningsleden.
13.000 communisten werden daarop naar concentratiekampen afgevoerd – de PKI was dood. Toen deze werd heropgericht steunde ze kritiekloos de nationalistische beweging van Soekarno.
Soekarno
Soekarno kwam niet bovendrijven omdat hij de belangen van zijn volk centraal stelde. Hij had in het begin van de oorlog onderhandeld met de geallieerden voor beperkte zelfstandigheid in ruil voor een bondgenootschap tegen Japan. Vervolgens haalde hij het Japanse leger niet alleen in als “broedervolk”, maar collaboreerde hij er mee ondanks de meest gruwelijke oorlogsmisdaden. Zo verschilde hij van Tito’s partizanen of de Vietminh, die beide voor werkelijke onafhankelijkheid vochten tegen elke bezetting.
Aan de verliezende hand, verlaagde Japan de rantsoenen zodat een hongersnood vanaf 1943 miljoenen mensen het leven kostte. Na de Japanse nederlaag aarzelde Soekarno om de onafhankelijkheid gestalte te geven, maar hij werd gedwongen door de Indonesische Pemuda, de georganiseerde jeugd. Zij ontwapenden Japanse soldaten, en in het machtsvacuüm voor de terugkeer van Nederlandse troepen werden collaborateurs en 3500 aristocraten vermoord. Nadat het Britse leger vergeefs had geëist dat de Pemuda zou ontwapenen onderdrukte het de opstand met soldaten, tanks en vliegtuigen.
Met Britse en Amerikaanse steun nam Nederland deze rol over, in wat eufemistisch de “politionele acties” heten. In april 1946 begon de regering besprekingen met Mohammed Hatta. De overeenkomst van Linggadjati werd afgesloten, die een federatie beoogde. Maar Nederland verklaarde deze binnen weken ongeldig onder druk van de grote bedrijven. Ondanks grootschalig verzet van dienstweigeraars detacheerde Nederland in 350.000 soldaten om zijn belangen veilig te stellen. Zo werden van 1945 tot 1949 nog eens 200.000 Indonesiërs vermoord.
Maar deze oorlog kon niet gewonnen worden, en het tij keerde zich tegen Nederland. Twee supermachten domineerden de wereld, en de VS hadden geen belang bij koloniale rijken en handelsbarrières. Zij dreigden met sancties als de Nederlandse interventie doorging. Dat was de laatste druppel.
Tegelijk was de beweging van onderaf een bedreiging van Soekarno en Hatta zelf – zij keerden zich ertegen en richtten een nieuwe slachting aan onder de communisten. Door zich zo te bewijzen als nieuwe machthebbers kregen ze de steun van de VS, en stabiliseerde de status quo. Maar de bevrijding van Indonesië was geen cadeau van Nederland of de verdienste van nationalistische leiders. Op beslissende momenten maakte druk van de massa’s een ander scenario onmogelijk.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.