Dat Joko “Jokowi” Widodo, en niet zijn rivaal Prabowo Subiantio, in juli de Indonesische presidentsverkiezingen won was een reden opgelucht adem te halen. Maar veel te vieren is er niet voor links.
De recente presidentsverkiezingen waren buitengewoon spannend. Er waren slechts twee kandidaten en in de weken voor de stembusgang liep Prabowo steeds verder in op de gedoodverfde favoriet Jokowi. De twee symboliseerden twee heel andere visies van wat voor land Indonesië moet zijn.
Jokowi was al gouverneur van hoofdstad Jakarta, een stad van meer dan 10 miljoen inwoners, en is een politiek fenomeen. In tegenstelling tot veel andere machtige Indonesische politici is hij niet een vertegenwoordiger van een politieke familie-dynastie of een multimiljonair die de politiek in is gegaan als nevenverdienste. Jokowi is van bescheiden komaf en was meubelhandelaar voor hij de politiek inging. Hij werd zeer populair tijdens zijn eerdere burgemeesterschap van de veel kleinere stad Surakarta. Een van de belangrijkste troefkaarten van Jokowi is zijn bescheiden, toegankelijke imago. Als burgemeester van Surakarta overrede hij persoonlijk straat-handelaren dat ze ruimte moesten maken op een van de belangrijkste straten van de stad – veel andere burgemeesters zouden er meteen de politie op af gestuurd hebben. En toen Metallica optrad in Jakarta kocht de gouverneur een kaartje voor een staplaats. Jokowi’s stijl staat in contrast met de elitaire houding van veel politici die juist een air van ontoegankelijkheid cultiveren. De andere bron van Jokowi’s populariteit is dat hij niet corrupt lijkt te zijn. Dat is wel eens anders in Indonesië dat geconfronteerd wordt met een stijgend aantal corruptie-zaken.
Prabowo is in veel opzichten het spiegelbeeld van Jokowi. Hij is een voormalig luitenant-generaal en afkomstig uit een machtige familie. Zijn vader was minister tijdens de dictatuur van Soeharto. Terwijl Prabowo tijdens die dictatuur opklom in het leger, vergaarde zijn broer fortuinen dankzij zijn banden met de regering. Prabowo zelf trouwde met een dochter van Soeharto.
Het regime van Soeharto kwam aan de macht met een militaire coup in de laatste maanden van 1965 en begin 1966. Tijdens deze maanden vermoordden legereenheden en rechtse milities meer dan een half miljoen communisten en andere linkse activisten. Honderdduizenden zaten zonder enig proces jarenlang onder zware omstandigheden vast. De Indonesische elite-troepen die tegenwoordig bekend staan als Kopassus speelden een belangrijke rol in het organiseren en uitvoeren van deze en andere mensenrechtenschendingen. Prabowo werd in 1976 lid van Kopassus, een jaar nadat Indonesië Oost-Timor binnengevallen was. Deze invasie verjaagde een populaire, progressieve regering van de Timorese bevrijdingsbeweging FRETILIN en was het begin van een kwart eeuw bezetting die tot honderdduizenden doden leidde. Prabowo wordt beschuldigd van schendingen van mensenrechten in Oost-Timor en een ander bezet gebied, West-Papua.
De mensenrechtenschendingen van het Soeharto-regime leidden niet tot het beëindigen van westerse, inclusief Nederlandse, steun. Soeharto had een grote linkse beweging in bloed gesmoord en het land geopend voor buitenlandse investeringen en daarmee Indonesië ‘gered voor de vrije wereld’. Prabowo kreeg in de jaren tachtig tweemaal militaire training in de VS en eenmaal in Duitsland bij de elite-troepen van GSG-9.
In 1998, toen de Aziatische crisis ook de Indonesische economie hard trof, leidden massa-protesten tot de val van Soeharto. In die roerige maanden waren het onder andere soldaten onder bevel van Prabowo die boze menigtes opjutten tot geweld tegen de Chinese minderheid. Het racistische stereotype over Chinezen is dat deze allemaal rijk en gewetenloos zijn. De pogroms waren een gedeeltelijk succesvolle poging om de volkswoede af te leiden naar de traditionele zondebok. Daarnaast organiseerde Prabowo het kidnappen en martelen van activisten, waaronder leden van de linkse Partai Rakyat Demokrat (PRD, Democratische Volkspartij) die een belangrijke rol speelde in de beweging tegen Soeharto. Dertien van hen kwamen nooit terug.
Prabowo is nooit gestraft voor zijn rol in dit geweld. Toen zijn betrokkenheid bij de ontvoeringen uitkwam, werd hij ontslagen en ging hij in vrijwillige ballingschap in Jordanië – koning Abdullah II is een persoonlijke vriend. Na zijn terugkeer in Indonesië ging Prabowo met hulp van zijn broer in zaken. Tegenwoordig is hij multimiljonair en eigenaar van olie-, gas- en kolenbedrijven en oliepalmplantages. Ondertussen bouwde hij aan zijn politieke carrière.
Nostalgie naar een dictatuur
Zo verschillend als hun verleden, zo verschillend was het beeld van de toekomst dat de twee hebben. Jokowi wordt vanwege zijn volkse imago wel eens een populist genoemd maar in zijn beleid is weinig dat populistisch genoemd kan worden. Eerder streeft hij naar een efficiënt en liberaal beleid. Zoals alle politici belooft hij corruptie aan te pakken en meer efficiëntie na te streven, maar bij Jokowi klinkt dat wat geloofwaardiger. Het extra geld dat de overheid hiermee zou verdienen zou volgens Jokowi naar gezondheidszorg en onderwijs moeten gaan. Verder sprak hij zich uit voor het idee van Indonesië als een land van verschillende bevolkingsgroepen en religies.
Zijn vice-gouverneur is een Chinese christen, wat nogal opmerkelijk is in Indonesië. Het zijn progressieve ideeën, maar er is reden om te twijfelen of er veel van terecht zal komen.
Beloftes van Jokowi dat hij schenders van mensenrechten zal vervolgen, zijn helaas niet erg geloofwaardig.
Een van zijn supporters is Wiranto, een andere generaal die diende onder Soeharto en tijdens de onlusten van 1998 Prabowo’s commandant was. Een andere prominente supporter van Jokowi is Abdullah Mahmud Hendropriyono, voormalig hoofd van de Indonesische veiligheidsdienst. Ook Hendropriyono is betrokken bij schendingen van mensenrechten. Zo vermoordde tijdens zijn dienstperiode de veiligheidsdienst in 2004 de prominente mensenrechtenactivist Munir. In tegenstelling tot Prabowo heeft Jokowi niet zelf bloed aan zijn handen maar hij is wel omringd door moordenaars. Gezien het systematische karakter van mensenrechtenschendingen zou het vervolgen van een prominente verdachte tot beschuldigingen aan het adres van andere leden van de elite leiden.
En Jokowi lijkt niet bereid de zittende elite, die alle belang heeft bij de status quo, te confronteren.
Terwijl Jokowi vooruitgang en hervormingen beloofde, werd de campagne van Prabowo voor een groot deel juist gedreven door nostalgie. Terugverlangen naar een bloedig regime als dat van Soeharto klinkt vreemd, maar het gevoel is wijdverspreid. De Soeharto-periode wordt vaak herinnerd als een periode van economische vooruitgang terwijl het staatsgeweld de geschiedenis uit wordt geschreven en het alleen de slachtoffers, hun nabestaanden en de kleine progressieve beweging zijn die eraan herinneren. Geconfronteerd met wijdverspreide corruptie en sociale onrust verlangen veel Indonesiërs naar een sterke leider die zogenaamd orde op zaken kan stellen.
Prabowo deed er alles aan om zich als zo’n leider voor te stellen. Zijn campagne maakte gebruik van militaire symboliek met uniformen, vlaggengezwaai en Prabowo die te paard supporters inspecteerde. De voormalige generaal verklaarde dat Indonesië aan een ‘overschot’ aan democratie lijdt en verkiezingen eigenlijk niet bij de nationale cultuur passen. Achter hem stond een coalitie van de meest rechtse groeperingen in het land als Golkar, de voormalige partij van Soeharto, de door de Moslimbroeders geïnspireerde partij PKS (Partai Keadilan Sejahtera, Partij voor Welvaart en Rechtvaardigheid) en de gewelddadige fundamentalistische militie FPI (Front Pembela Islam, Islamitisch Verdedigingsfront). Zijn supporters verspreiden geruchten en pamfletten over Jokowi waarin deze werd beschuldigd een nep-moslim te zijn, een chinees, christen of Jood. En hij zou, ook dit cliché kon niet ontbreken, gesteund worden door communisten. Vooral op het conservatieve platteland had deze propaganda effect.
Helaas slaagde Prabowo er met demagogie over sociale voorzieningen, een nationaal pensioenstelsel en loonsverhogingen ook in om een deel van de arbeidersbeweging voor zich te winnen. Een prominente vakbondsleider als Said Iqbal, winnaar van de FNV-vakbondsrechtenprijs in 2013, riep op tot steun aan Prabowo. Jokowi vervreemde als gouverneur van Jakarta veel arbeiders van zich toen hij eind vorig jaar, tijdens een grote stakingsbeweging, hun eis om het minimumloon te verhogen afwees. Het is niet voor niets dat Jokowi steun kreeg van iemand als Sofyan Wanandi, hoofd van de Indonesische werkgeversorganisatie.
Het relatieve succes van Prabowo onder arbeiders staat symbool voor de zwakheid van Indonesisch links. Onder Soeharto hebben tientallen jaren staatsterreur en propaganda links weggevaagd. De veteranen van Indonesisch links zijn het kleine groepje dat midden jaren ’90 actief werd in de democratiseringsbeweging en nog steeds links is. Prominente kopstukken van die beweging als Budiman Sudjatmiko en Dita Sari, allebei lid van PRD destijds, hebben de linkse beweging verlaten. De PRD zelf is een trieste verschijning. In een poging om het nog steeds sterke taboe op linkse ideeën te omzeilen, heeft de partij Indonesisch nationalisme omarmd en verschillende leden voerden campagne voor Prabowo.
Linkse activisten spelen een belangrijke rol in de groeiende vakbeweging in Indonesië. Maar de invloed van linkse ideeën blijft beperkt. De linkse groepen zijn erg klein en de meeste activisten zijn niet afkomstig uit de kringen van arbeiders die ze organiseren; vaak zijn het voormalige studenten die gebroken hebben met hun sociale achtergrond en hun leven wijden aan politiek activisme. In de vakbeweging blijven zij relatieve buitenstaanders, hoezeer hun hulp ook op prijs wordt gesteld.
Er zijn echter redenen voor voorzichtig optimisme. Jokowi kon tijdens zijn campagne rekenen op steun van een groot aantal vrijwilligers die vaak voor het eerst politiek actief werden. Dit zijn mensen die aangetrokken werden door zijn progressieve ideeën over democratie en mensenrechten – ook als Jokowi ze teleur stelt, kan links met hen samenwerken. De voornaamste bron van optimisme blijft de groeiende vakbeweging. Zoals elk jaar worden in oktober en november opnieuw de minimumlonen vastgesteld en de verwachting is dat dit, zoals in de voorgaande jaren, de gelegenheid zal zijn voor grote betogingen en stakingen. De grote uitdaging van links is om het vaak wijdverspreide en militante sociale verzet in Indonesië helpen uit te bouwen en samen een alternatieve politieke visie te ontwikkelen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos.