Ashley Smith interviewde Gilbert Achcar voor International Socialist Review over één van de meest prangende vragen die de Arabische Lente oproept: hoe moeten we het islamitisch fundamentalisme begrijpen en welke houding moet links er tegenover aannemen?
Een van de belangrijkste ontwikkelingen in het Midden-Oosten de laatste drie decennia is de opkomst van wat commentatoren de politieke islam, islamisme of islamitisch fundamentalisme noemen. Waarom stel jij dat deze politieke stroming beter islamitisch fundamentalisme genoemd kan worden en wat zijn de kenmerken ervan?
De term die gebruikt wordt om het fenomeen aan te duiden, heeft natuurlijk te maken met welke politieke beoordeling je maakt. Elke term heeft verschillende implicaties. Neem één van de termen die je zojuist noemde: de politieke islam. Waarom gebruikt niemand zo’n aanduiding voor instellingen en stromingen in het christendom, het jodendom of het hindoeïsme, door het bijvoorbeeld te hebben over ‘het politieke christendom’? Praten over de ‘politieke islam’ roept de vraag op hoe de ‘niet-politieke’ islam gedefinieerd zou moeten worden; met andere woorden, wanneer wordt de islam ‘politiek’ en wanneer is hij dat niet? Waarom zou de Egyptische Moslim Broederschap worden beschouwd als ‘politieke islam’ en, laten we zeggen, de Grote Imam van de Al-Azhar – die een uiterst politieke functie bekleedt – niet? Als je hier serieus over nadenkt, kom je erop uit dat dit label niet veel zin heeft.
De andere term, ‘islamisme’, die mensen vaak gebruiken, lijkt meer afgebakend. Mensen gebruiken hem om te verwijzen naar politieke bewegingen die de islam beschouwen als hun fundamentele ideologie en programma, vandaar dat ‘isme’. De term was oorspronkelijk – door degenen die hem in Frankrijk in de jaren ‘80 begonnen te gebruiken – bedoeld als een manier om de term ‘islamitisch fundamentalisme’ te vermijden. Ze voerden aan dat die term politiek beladen was. Maar daarmee gingen ze – wat hun intentie ook was en hoewel ze door sommigen, zoals de marxistische wetenschapper en islamoloog Maxime Rodinson gewaarschuwd waren – voorbij aan het feit dat het een term was die gebruikt werd om naar de islam zelf te verwijzen. Als je woordenboeken raadpleegt, zult je zien dat islamisme, tot op zijn minst een paar decennia geleden, gebruikt werd als equivalent van de islam.
‘Islamisme’ wordt in de hoofden van de meeste mensen die het woord horen, vermengd met de islam als religie. En omdat ‘islamisme’ bijna synoniem is geworden met terrorisme – opnieuw ongeacht de intenties van een aantal van de gebruikers van de term – leidde het ertoe dat mensen terrorisme verwarden met de islam als zodanig. Dit is uiteraard heel gevaarlijk, omdat de term wordt ingebed in al wijdverbreid islamofoob fanatisme, vooral omdat ‘islamisme’ het verschijnsel beperkt tot alleen de islam als enige van alle religies.
Om deze redenen gebruik ik deze twee termen niet. Ik geef de voorkeur aan de term ‘islamitisch fundamentalisme’, die twee voordelen heeft. Het belangrijkste voordeel is, dat het begrip fundamentalisme op alle godsdiensten toepasbaar is en je kunt een algemene definitie van dit begrip formuleren die op al het religieuze fundamentalisme betrekking heeft. Ze hebben allemaal gemeenschappelijke kenmerken – vooral het vasthouden aan letterlijke en dogmatische interpretaties van religieuze geschriften en een politiek project van het opleggen van die visie op de samenleving door middel van de staat. Op die manier is het begrip fundamentalisme nuttig in het benadrukken van het onderscheid tussen islamitisch fundamentalisme en de islam als religie, omdat mensen gewend zijn hetzelfde onderscheid te maken tussen andere godsdiensten en hun fundamentalisme. Niemand verwart bijvoorbeeld protestants fundamentalisme met protestantisme. De gebruikers van het woord ‘islamisme’ beargumenteren vaak dat de term ‘fundamentalisme’ deel uitmaakt van de geschiedenis van het protestantisme; eigenlijk is dat naar mijn mening juist een argument vóór het gebruik ervan.
Het tweede voordeel van de term ‘islamitisch fundamentalisme’ is dat het begrip fundamentalisme helpt bij het nauwkeurig onderscheid maken tussen de verschillende stromingen en groepen die de islam een centrale plaats in hun levensbeschouwelijke identiteit geven. De term is beperkter dan termen als ‘politieke islam’ of ‘islamisme’, die de neiging hebben om zeer verschillende bewegingen op één hoop te gooien. Neem bijvoorbeeld de in Turkije regerende AK-partij. Die wordt samen met het Iraanse regime meestal opgenomen in de categorieën ‘politieke islam’ en ‘islamisme’. Dit is een nogal misleidende fout, die door de term ‘islamitisch fundamentalisme’ vermeden wordt. De AKP is geen fundamentalistische partij; ze is geen voorstander van de invoering van de sharia, de islamitische religieuze wet, in Turkije. Het is eerder een conservatieve, rechtse, islamitische partij, vergelijkbaar met christelijke conservatieve of rechtse partijen in Europa en ze blijft dat in de kern, ondanks haar recente autoritaire koers.
Zeker, de categorie ‘islamitisch fundamentalisme’ zelf blijft nogal allesomvattend, zoals alle ideologische categorieën die op een veelheid van bewegingen betrekking hebben (denk bijvoorbeeld aan marxisme of communisme). Terwijl de programmatische kern van een ‘islamitische staat’ gebaseerd op de sharia in verschillende mate gemeenschappelijk is voor alle groepen in de categorie ‘islamitisch fundamentalisme,’ streven deze groepen verschillende strategieën en tactieken na. Er zijn dus ‘gematigde’ fundamentalisten die een geleidelijke strategie hebben voor het bereiken van hun programma, eerst binnen de samenleving en daarna in de staat, terwijl anderen hun toevlucht nemen tot terrorisme of de uitvoering ervan met geweld door de staat, zoals het geval is met de zogenaamde Islamitische Staat, bekend als ISIS. Maar ze hebben allemaal een dogmatisch en reactionair fundamentalistisch project gemeen.
Wat zijn de wortels van het islamitisch fundamentalisme in het Midden-Oosten? Hoe en waarom is het als een politieke kracht ontstaan?
Het islamitisch fundamentalisme in de vorm van een georganiseerde politieke beweging in de moderne tijd, werd in de late jaren ‘20 van de vorige eeuw in Egypte geboren toen de Moslim Broederschap werd opgericht. Dat was de eerste moderne politieke organisatie die gebaseerd was op een islamitische fundamentalistische agenda. En dat was ook het moment waarop, eveneens in Egypte, de theorievorming over de islamitische staat, de kern van de islamitische fundamentalistische doctrine, zijn moderne vorm aannam. Er zijn natuurlijk eerdere soorten fundamentalisme en diverse soorten puriteinse sekten geweest in de geschiedenis van de islam, net als in andere monotheïstische godsdiensten, maar de Broederschap pionierde met een soort islamitisch fundamentalisme dat aangepast was aan de toenmalige samenleving in de vorm van een politieke beweging.
Deze soort ontstond op het kruispunt van een aantal gebeurtenissen. De eerste was de proclamatie van de republiek en de afschaffing van het kalifaat in Turkije een paar jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog. De afkondiging van een seculiere republiek in Turkije door Mustafa Kemal kwam als een schok voor hen die de scheiding tussen de islam en de regering afgewezen. Dit was ongeveer gelijktijdig met de stichting van het Saoedische koninkrijk op het Arabisch schiereiland, een staat op basis van een islamitisch fundamentalistisch uitgangspunt, maar dan wel een met een archaïsch-tribaal karakter.
Op de tweede plaats was Egypte een land dat rijp aan het worden was voor de revolutie vanwege de opeenstapeling van explosieve problemen – sociale problemen, vreselijke armoede op het platteland, een verrotte monarchie, leiders die veracht of gehaat werden door de bevolking, en de Britse overheersing. Links was in Egypte echter zwak en de arbeidersbeweging werd vanaf de jaren ‘20 onderdrukt. Dus je had een samenloop van factoren, die de opkomst van het islamitisch fundamentalisme als een politieke beweging mogelijk maakte, door in te spelen op de ontevredenheid onder de bevolking.
Vanuit een historisch-materialistisch perspectief, is islamitisch fundamentalisme een treffende illustratie van wat Marx en Engels in het Communistisch Manifest als één van de ideologische oriëntaties van de traditionele middenklasse omschrijven. Een fractie van de traditionele kleinburgerij, de ambachtslieden en de kleine en middelgrote boeren lijden onder de verpletterende gevolgen van het kapitalisme, dat zich ten koste van hen ontwikkelt en een groot deel van hen in proletariaat verandert, hen dwingt te veranderen van kleine producenten of kooplieden in loontrekkenden, die verplicht worden hun arbeidskracht te verkopen om in hun levensonderhoud te voorzien.
Een fractie van deze kleine bezittende klassen verzet zich tegen de kapitalistische ontwikkeling door ‘het rad van de geschiedenis weer terug te draaien’, zoals Marx en Engels het treffend verwoordden – een uitstekende formulering – wijzend op het reactionaire karakter van deze klassen-fracties. En de formulering is volledig toepasbaar op het islamitisch fundamentalisme in die zin dat deze stroming voortvloeit uit een opstand tegen de gevolgen van kapitalistische ontwikkeling, bevorderd door buitenlandse overheersing, maar dat doet vanuit een reactionair perspectief van teruggaan naar een mythische islamitische Gouden Eeuw van dertien eeuwen geleden. En dat is wat alle islamitische fundamentalistische groeperingen met elkaar gemeen hebben, van de Moslim Broederschap als een massabeweging althans in het oorspronkelijke Egyptische raamwerk, tot terroristische groeperingen waarvan de meest extreme de verschrikkelijke ISIS is. Ze delen allemaal de wil om op de één of andere manier de vorm van de overheid en de sociale regels die in de vroege islam bestonden, te herstellen. In het geval van ISIS geloven ze dat ze daar al mee bezig zijn met hun zogenaamde Islamitische Staat.
Wat is de relatie tussen islamitisch fundamentalisme en het imperialisme? Staan ze tegenover of in het verlengde van elkaar?
Beide, zou ik eigenlijk zeggen en er is hier geen tegenstrijdigheid. De troepen van het islamitisch fundamentalisme zijn mensen die reageren op de gevolgen van het kapitalisme en op de imperialistische overheersing en de imperialistische oorlogen. Maar ze reageren er op een reactionaire manier op. Geconfronteerd met kapitalisme en imperialisme, zouden ze kunnen kiezen voor een progressieve strijd, gericht op het vervangen van wild kapitalisme door een sociaal rechtvaardige egalitaire samenleving. Maar zij geloven dat de oplossing het herstel van een vorm van bestuur is die volstrekt inadequaat is in onze tijd en daarmee klampen ze zich vast aan een zeer reactionair perspectief.
En omdat het een reactionair antwoord is op de problemen die we hierboven hebben genoemd, is het islamitisch fundamentalisme uiteindelijk van oudsher gebruikt door allerlei reactionaire krachten, met inbegrip van het imperialisme zelf. Vanaf het moment van oprichting bouwde de Moslim Broederschap een nauwe band op met wat veruit de meest reactionaire, antidemocratische en vrouwvijandige staat op aarde was en nog steeds is, het Saoedische koninkrijk. Zij vestigden deze band vanwege de verwantschap tussen hun eigen perspectief en wat gewoonlijk wahhabisme genoemd wordt: de ideologie van de tribale kracht die het Saoedische koninkrijk gesticht heeft.
De Moslim Broederschap opereerde vanaf de oprichting tot 1990 in nauwe samenwerking met het Saoedische koninkrijk. Toen viel Irak Koeweit binnen, wat leidde tot de eerste Amerikaanse oorlog tegen Irak. Tot dat moment was de Broederschap een belangrijke bondgenoot van de VS en het Saoedische koninkrijk dat zich met ziel en zaligheid aan de VS heeft uitgeleverd. Beide landen gebruikten de Broederschap in de strijd tegen links nationalisme, met name tegen Nasser in Egypte (1952-1970), maar ook tegen de communistische beweging en de invloed van de Sovjet-Unie in landen met een islamitische meerderheid. Deze onheilige alliantie van de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en islamitische fundamentalistische bewegingen was door en door reactionair.
De Saoedi’s braken met de Moslim Broederschap omdat de laatste het koninkrijk niet volgde in de ondersteuning van de Amerikaanse aanval op Irak in 1991. Dat was omdat ze het aan de ene kant ideologisch nogal moeilijk vonden om een Westerse interventie tegen een islamitisch land, vanaf het grondgebied waar de heilige plaatsen van de islam zijn gelegen, door de vingers te zien. En aan de andere kant moesten ze rekening houden met het feit dat hun kiezers zeer gekant waren tegen die agressie, net als de overgrote meerderheid van de publieke opinie in de Arabische landen.
De meeste regionale afdelingen van de Moslim Broederschap veroordeelden de Amerikaanse inzet en aanval en dat leidde tot de breuk tussen het Saoedische koninkrijk en de Broederschap. Ze zochten en vonden een andere sponsor: het emiraat Qatar, dat sindsdien hun hoofdsponsor is. Nadat ze tientallen jaren door de Saoedi’s gefinancierd zijn, worden ze nu gefinancierd door het emiraat Qatar. En Qatar is natuurlijk een andere zeer nauwe bondgenoot van de Verenigde Staten in de regio – een land dat het legerhoofdkwartier van het Amerikaanse Centrale Commando (CENTCOM) huisvest en de belangrijkste basis is voor de Amerikaanse luchtoorlogen van Afghanistan tot Syrië.
Toen de Moslim Broederschap de macht had in Egypte tijdens het presidentschap van hun lid Mohamed Morsi, werden ze door Washington geprezen. Hun staat van dienst is meer dan duidelijk. Andere, meer ‘radicale’ soorten islamitisch fundamentalisme hebben in het verleden ook samengewerkt met de Verenigde Staten. Het verhaal van Al Qaeda is bekend: dat ontstond door deelname aan de door de VS, Saoedi-Arabië en Pakistan gesteunde guerrilla’s tegen de Sovjetbezetting van Afghanistan, om vervolgens na 1990 een gewelddadige vijand van de Verenigde Staten en de Saoedische koninklijke familie te worden, om dezelfde soort reden die leidde tot de breuk van de Broederschap met het koninkrijk.
Is het klasse-karakter van het islamitisch fundamentalisme veranderd door de ontwikkeling van deze staatssponsors? Is het nog steeds een uitdrukking van de kleinburgerij of is het ‘verburgerlijkt?’
Allereerst is het islamitisch fundamentalisme niet beperkt tot één beweging. Het is, zoals ik aangaf, een breed spectrum van krachten en groepen, van de Moslim Broederschap tot jihadisten en totalitaire fanatici zoals ISIS. Zelfs als we de discussie tot de Moslim Broederschap beperken, zouden we in gedachten moeten houden dat het een regionale en mondiale organisatie is waarvan de strategieën en tactieken van plaats tot plaats variëren. Maar als we ons tot Egypte beperken, is er inderdaad sprake van een duidelijke ‘verburgerlijking’ van de Egyptische Broederschap.
Nadat Nasser hen begon te onderdrukken, gingen veel van hun leden en leiders in ballingschap in het Saoedische koninkrijk. Een aantal van hen werd daar zakenman en profiteerde van de olieboom van de jaren ‘70. De verbinding met de Saoedische staat en het kapitaal van de Golfstaten speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van een laag van wat de Turken een ‘vrome burgerij’ in Egypte noemen – een laag die een steeds belangrijkere rol in de Broederschap speelde.
Hoewel deze kapitalistische fractie binnen de Broederschap aanzienlijk in belang toenam, wordt het grootste deel van haar achterban, haar troepen, geworven onder de kleinburgerij en de armere lagen van de bevolking. Dat zou voor niemand een verrassing moeten zijn. Kijk naar Donald Trump in de Verenigde Staten. Hij is de bliksemafleider van reactionaire politiek, maar zijn volgelingen zijn niet de aandeelhouders van Microsoft. Kapitalistisch rechts, vooral de meest reactionaire delen, streeft altijd naar een massale aanhang onder andere klassen, vooral onder boze delen van de middenklasse en de arbeidersklasse.
Dit gezegd zijnde, heeft de verandering in klasse-samenstelling van de leiding het programma van de Broederschap nog niet fundamenteel gewijzigd. Ze waren om te beginnen nooit antikapitalistisch – buiten zeer algemene frasen over sociale rechtvaardigheid die je zelfs van de meest conservatieve partijen hoort. Behalve voor groepen die openlijk vasthouden aan een ruw sociaal darwinisme, hebben zelfs de meest conservatieve politieke partijen de mond vol over mededogen. Denk bijvoorbeeld aan het ‘medelevend conservatisme’ van George W. Bush. Hetzelfde geldt voor de Broederschap. Ze praten over de zorg voor de armen, waarmee ze willen zeggen dat de islam de oplossing biedt en islamitische liefdadigheid de armoede zal verlichten. Dit alles past naadloos bij een neoliberaal perspectief dat privatisering van de sociale zorg ondersteunt en delegeert aan particuliere liefdadigheid.
Zoals verwacht, bleven ze het economisch beleid van het vorige regime steunen, toen de Broederschap aan de macht kwam in Tunesië en Egypte. Ze handelden op basis van IMF-bepalingen en deden alles om de kapitalistische klasse te behagen, met inbegrip van bevriende kapitalisten van het oude regime in beide landen. Islamitische fundamentalisten hebben zich niet verzet tegen de neoliberale orde die in het Midden-Oosten heeft huisgehouden.
Waarom is islamitisch fundamentalisme zo’n dominante politieke trend in het Midden-Oosten geworden? Dit is verrassend, gezien de rijke geschiedenis van seculier nationalisme en communistische organisaties in de regio.
Dat is een heel belangrijk onderwerp. Vandaag de dag overheerst een impressionistische kijk als gevolg van voortdurende mediareportages over de verschillende stromingen van het islamitisch fundamentalisme in het Midden-Oosten. Hierdoor ontstaat de indruk dat religie in het algemeen en islamitisch fundamentalisme in het bijzonder altijd de politiek in de regio heeft gedomineerd. Maar dat is absoluut niet waar.
Een land als Egypte, de geboorteplaats van de Moslim Broederschap, is een goede illustratie. De Broederschap is erin geslaagd om in de jaren ‘40 te groeien en een spectaculaire vooruitgang te boeken met de opbouw van een organisatie met honderdduizenden volgelingen. Een van de belangrijkste redenen voor haar groei was het feit dat links in dat land heel zwak en gefragmenteerd was.
Dit in tegenstelling tot andere landen in de regio, waar op dat moment linkse seculiere nationalisten en communisten heel sterk waren en de Broederschap daardoor veel zwakker. In Syrië en Irak ontwikkelde de seculiere nationalistische Baath-partij zich in concurrentie met een massale communistische beweging.
In Egypte begonnen dingen te veranderen met de coup in 1952. Nasser en zijn groep van lagere legerofficieren verdreven de top van het leger, wierpen de monarchie omver en riepen de republiek uit. Ze waren politiek gezien een allegaartje. Ze bleven naar links opschuiven en dat mondde uit in nationalistische en sociale hervormingen. Ze voerden een landhervorming door, waarmee ze het eigendom van grootgrondbezitters herverdeelden. Ze nationaliseerden ook buitenlandse bezittingen, met als meest spectaculaire daad de nationalisatie van het Suezkanaal in 1956, wat leidde tot gecombineerde Britse, Franse en Israëlische agressie tegen Egypte. De nationalisatie van buitenlandse activa werd al snel gevolgd door een uitgebreide nationalisatie van Egyptisch privévermogen en de afkondiging van het ‘socialisme’ in 1961.
De linkse radicalisering van deze nationalisten – met de figuur van Nasser er torenhoog bovenuit en centraal in het proces – maakte ze enorm populair, niet alleen in Egypte, maar in de hele regio en daarbuiten in de hele Derde Wereld. Dat was vanwege hun sociale hervormingen en verzet tegen het imperialisme en het zionisme, die beantwoordde aan de aspiraties van de massa’s. Al vroeg, na een korte periode van samenwerking, botsten ze met de Moslim Broederschap en ze onderdrukten die al vóór ze hun radicale koers insloegen. Vanaf dat moment werden de Broeders de bitterste vijanden van de nationalisten. En de Saoedi’s gebruikten ze samen met Washington als wapen tegen Nasser.
Als gevolg van de radicalisering en de stijgende invloed van het Nasserisme, werd de Broederschap in Egypte volledig gemarginaliseerd. Ze werden zwaar onderdrukt, zeker, maar repressie alleen kan nooit een beweging die een sterke massa-aantrekkingskracht heeft behouden, helemaal marginaliseren. Een feit is, dat de Broederschap haar aantrekkingskracht verloor. Ze hadden geen oplossingen voor de echte sociale problemen van de massa’s, terwijl de nationalisten die wel gedeeltelijk op de agenda zetten. In die periode begonnen de meeste mensen in Egypte en de hele regio de Moslimbroeders te zien als agenten van de Saoedi’s en de CIA.
De situatie begon te veranderen aan het eind van de jaren ‘60 met de crisis van het seculiere nationalisme. Het doorslaggevende moment was de Israëlische overwinning in 1967 op het Egypte van Nasser en het Syrië van de Baath-partij. Net als in Egypte, had Syrië een links-nationalistische radicalisering ondergaan onder leiding van een groep die al snel daarna door Assad – de vader van de huidige slager in Syrië – omvergeworpen zou worden. Met de nederlaag in 1967, gevolgd door het neerslaan van de Palestijnse guerrilla’s in Jordanië in 1970, Nasser’s dood en de omverwerping van de linkse factie van de Baath-partij, kreeg het radicale Arabische nationalisme een enorme terugslag, die ruimte bood aan de comeback van de Moslim Broederschap.
Nasser’s opvolger, Sadat, begon met een serie ‘de-Nasserisaties’ in Egypte en draaide daarmee al het progressieve agrarische, industriële, anti-imperialistische en antizionistische beleid van het Nasser-tijdperk terug. Toen hij begon aan die regressieve reis, liet hij leden van de Moslim Broederschap vrij uit de gevangenis en opende de grens voor de leden in ballingschap om terug te keren. Dat was omdat hij ze als bondgenoten nodig had in zijn reactionaire onderneming in Egypte. Ze speelden die rol graag en werden de stoottroepen van de ideologische strijd van Sadat tegen links. Sadat stond ze toe hun organisatie weer op te bouwen tot een massabeweging, op voorwaarde dat ze zijn regering niet zouden betwisten. Deze relatie bleef ook met Sadat’s opvolger, Mubarak, in stand.
In een context van een zwakke linkse beweging, waarvan het meest zichtbare deel een net zo dubbelzinnige relatie met het regime heeft als de Broederschap, vulde die een vacuüm en trok ontevreden delen van de bevolking aan. Met fondsen bijeengebracht door nieuwe kapitalisten in hun rangen en van hun Saudische sponsor, slaagden ze er opnieuw in om spectaculair groeien. Maar met hun hervonden kracht kwam ook de ambitie om een meer politieke rol te spelen dan het regime wilde toestaan. Dit leidde van tijd tot tijd tot spanningen en soms tot onderdrukking door het regime. Maar iedere keer werden ze na een relatief korte periode van detentie weer vrijgelaten uit de gevangenis. Ze hebben nooit zo hard onder repressie geleden als ten tijde van Nasser. Mubarak heeft nooit geprobeerd ze te verpletteren of hun beweging volledig te verbieden. Ze bleven getolereerd om door het regime te worden gebruikt en ondervonden alleen tijdelijke repressie als het regime dacht dat ze hun grenzen hadden overschreden.
Ze kwamen in 2011 dus niet uit de lucht vallen. Ze waren een heel belangrijke kracht in Egypte, ook in de electorale arena. In 2005 slaagden ze er zelfs in om 20 procent van de zetels in het parlement te krijgen. Mubarak gebruikte deze gecontroleerde stijging van het zetelaantal als een waarschuwing aan de regering van George W. Bush, die hem onder druk zette om een zekere mate van politieke liberalisering door te voeren. Zonder krachten van betekenis op links of liberalen die in staat waren om het regime uit te dagen en de ontevredenheid van de bevolking tot uitdrukking te brengen, was het islamitisch fundamentalisme ongeveer in de beste positie om dit potentieel op te vangen.
Maar de geschiedenis laat zien dat als er een progressieve stroming is met enige geloofwaardigheid, het fundamentalisme doeltreffend bestreden kan worden. De zwakte van links is omgekeerd evenredig met de kracht van het islamitisch fundamentalisme. Wat één van de twee stromingen wint, verliest de andere (de zero-sum regel), in tegenstelling tot de relatie tussen links en de bevrijdingstheologie in Latijns-Amerika. Daar is de bevrijdingstheologie, die een progressieve interpretatie van het christendom is, een belangrijk onderdeel van links, waarmee het op veel plaatsen is verbonden in dezelfde organisaties, zoals vroeger het geval was in de Braziliaanse Arbeiders Partij (PT) tijdens haar radicale hoogtijdagen. In het Midden-Oosten staat links tegenover het islamitisch fundamentalisme als één van de twee belangrijke polen van reactionaire politiek. De regering is de andere pool.
De Arabische opstand werd dus sinds 2011 geconfronteerd met twee contrarevolutionaire krachten. Er is geen sprake van een traditionele binaire oppositie van revolutie en contrarevolutie, maar een driehoeksverhouding waarin een revolutionair proces geconfronteerd wordt met twee contrarevolutionaire polen. De progressieve krachten die in de vroege stadia de aspiraties van de opstand uitdrukten, initieerden en organiseerden, botsten al snel met het regime aan de ene kant en met de Islamitische fundamentalistische oppositie tegen het regime aan de andere kant. Beide waren ze even sterk gekant tegen de aspiraties van de revolutionaire golf en in sommige landen van de regio werkten ze direct samen in het tegenwerken van de radicalisering.
Egypte is opnieuw een goede illustratie van de samenwerking van de Broeders met de militairen in 2011, het eerste jaar van de opstand. Feitelijk gaf dit ruimte aan het progressieve kamp. De presidentsverkiezingen van 2012 liet de opkomst zien van de progressieve pool met de Nasseristische kandidaat Hamdin Sabahi, die er tot ieders verrassing in slaagde om het meeste aantal stemmen te halen in Caïro en Alexandrië, en landelijk een vijfde van het aantal stemmen. Hij kwam heel dicht bij de twee leidende kandidaten in de eerste ronde, de kandidaat van de militairen en die van de Moslim Broederschap, Mohamed Morsi.
Helaas trapte Sabahi in 2013 in de val van het ondersteunen van de militaire staatsgreep tegen Morsi. In plaats van consequent oppositie te voeren tegen beide contrarevolutionaire kampen, steunde hij achtereenvolgens de Moslim Broederschap in 2011 en vanaf 2013 het leger. Alleen op het moment dat hij op gelijke afstand van beide stond, in 2012, bereikte hij een doorbraak. Uit deze ervaring moet links een belangrijke les leren, als het een geloofwaardige kracht wil worden en een nieuwe opstand naar de overwinning wil leiden. Het moet een alternatief opbouwen tegen zowel het regime als de islamitische fundamentalisten. Als dit niet gebeurt en omdat de politiek net zoals de natuur een vacuüm verafschuwt, kan de Moslim Broederschap een comeback maken en zichzelf opnieuw opbouwen als de belangrijkste oppositie tegen het regime, of erger nog, kunnen we de ontwikkeling van opnieuw meer gewelddadige soorten van islamitisch fundamentalisme zien.
Dit lijkt me de moeite waard om wat meer uit te werken. Hoe zou links zich op moeten stellen tegenover islamitisch fundamentalistische krachten die tegen het imperialisme en het zionisme vechten? Hoe zou links bijvoorbeeld Hamas en Hezbollah moeten benaderen?
Links heeft een rijke traditie die we in de benadering van deze kwestie door zouden moeten trekken. Deze traditie bestaat uit het ondersteunen van gerechtvaardigde strijd tegen kolonialisme en imperialisme, ongeacht wie die strijd voert, zonder te vervallen in kritiekloze steun aan degenen die de strijd voeren. Toen bijvoorbeeld fascistisch Italië in 1935 Ethiopië binnenviel, was het voor iedere anti-imperialist volstrekt duidelijk om zich tegen die invasie te verzetten, hoewel Ethiopië werd geregeerd door een regime dat in iedere linkse benadering uiterst reactionair was. Het verzet tegen de Italiaanse invasie betekende geen kritiekloze steun aan de Ethiopische keizer.
Dezelfde aanpak zou nu moeten worden gevolgd. Hamas of Hezbollah zijn bezig met de strijd tegen de Israëlische bezetting en agressie. Wij steunen deze strijd, ongeacht wie die strijd voert. Maar Hamas is niet de enige groep die Israël bestrijdt; er zijn andere groepen op het Palestijnse toneel. We moeten dus onderscheiden welk van deze antizionistische groepen dichter bij ons politieke perspectief staat. En datzelfde geldt voor Libanon.
In zowel Palestina als Libanon geldt de zero-sum regel tussen links en deze krachten. Hamas is erin geslaagd om te groeien ten koste van Palestijns links. Ten tijde van de eerste Palestijnse intifada in 1988, was links de leidende kracht in de in 1967 bezette gebieden. Maar de linkse organisaties vergoelijkten direct of indirect de capitulatie van Yasser Arafat voor de VS en Israël. En dat was desastreus voor hun politieke invloed en gaf ruimte aan Hamas. Vergeet niet dat Hamas is gesticht door de Palestijnse tak van de Moslim Broederschap, die tot dan toe feitelijk de Israëlische bezetting steunde als tegengif voor de PLO.
Hetzelfde geldt voor Hezbollah, dat na de Israëlische invasie in Libanon in 1982 ontstond. Maar het was niet Hezbollah, dat het verzet tegen deze invasie begon. Feitelijk waren het de Communistische Partij en linkse nationalistische krachten die dat deden op basis van een traditie van strijd van deze krachten tegen herhaalde Israëlische invasies in het zuiden van Libanon. Hezbollah bouwde zichzelf op ten koste van deze krachten, vooral de Communistische Partij, die een sterke invloed had in regio’s in Libanon met een sjiitische meerderheid en daarom door Hezbollah – een sektarische sjiitische organisatie – als een belangrijke concurrent werd gezien.
Hezbollah ging zelfs zo ver om prominente sjiitische figuren van de Communistische Partij te vermoorden. Hoewel het de dominante kracht in een rechtvaardige strijd werd – de strijd tegen de Israëlische bezetting – is het zeker niet een progressieve kracht. Het bereikte zijn status door progressieve krachten die dezelfde strijd voerden te onderdrukken en weg te drukken. Toch was het juist om het Libanese verzet te steunen, ook al werd het in overweldigende mate gedomineerd door Hezbollah. Dat is niet hetzelfde als Hezbollah in het algemeen, onvoorwaardelijk en zonder kritiek te steunen.
De binnenlandse sociale, economische en culturele politiek van Hezbollah in Libanon is absoluut niet progressief. De Partij van God (Hezbollah in het Arabisch) heeft zichzelf heel goed aan de neoliberale wederopbouw van Libanon aangepast. En we moeten ook niet vergeten dat het sterk afhankelijk is van het Iraanse regime, dat allesbehalve progressief is. Als de VS of Israël nu een aanval op Iran zou lanceren, zouden we niet aarzelen dat land te steunen. Maar dat betekent niet dat we het Iraanse regime niet als een reactionair, repressief, kapitalistisch regime beschouwen en om die reden dus als een vijand van de sociale zaak waar wij voor vechten.
Het is heel belangrijk om dit te begrijpen, omdat Iran en Hezbollah het contrarevolutionaire regime in Syrië de laatste jaren te hulp zijn geschoten. Ze hebben belangrijke stoottroepen geleverd voor de aanval van het regime op de democratische beweging van de bevolking. Dit toont hun diep-reactionaire karakter. Voor het Iraanse regime was dit een voortzetting van haar optreden tegen de democratische beweging in Iran in 2009.
Hoe zou links zich nu moeten opstellen tegenover de Broederschap in Egypte? Sommigen karakteriseren de Broederschap als een reformistische kracht waarmee links een verenigd front kan vormen. Wat denk jij daarvan? En wat is jouw alternatief voor deze aanpak?
Nou, laat me wijzen op de houding van sommige delen van links in Egypte, in plaats van uit de verte een regel voor te schrijven. Er zijn delen van links, waar ik het mee eens ben, die zich verzetten tegen de militaire machtsovername en de ernstige repressie tegen de Moslim Broederschap veroordelen, zonder enige politieke steun aan de Broederschap te geven.
De Broederschap karakteriseren als ‘reformistisch’ is op zijn zachtst gezegd misleidend. Ongedefinieerd, kan zulk label betekenen dat de Broederschap gezien wordt als vergelijkbaar met de hervormingsgezinde vleugel van de arbeidersbeweging. Dat zou een absurde verwarring zijn. Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat de Broederschap ‘reformistisch’ (of ‘matig’) is in vergelijking met de ‘radicale’ jihadisten en terroristen, zoals Al Qaeda en ISIS, maar dan wel binnen het spectrum van de reactionaire islamitisch-fundamentalistische ideologie.
Het zou echter volkomen onjuist en misleidend zijn om te zeggen dat de Broederschap ‘reformistisch’ is zonder enig voorbehoud, want dat zou betekenen dat ze op dezelfde manier hervormingsgezind zijn als sommige niet-revolutionaire progressieve stalinistische, sociaaldemocratische of links-nationalistische stromingen die geloven dat ze het socialisme kunnen bereiken zonder ontmanteling van de burgerlijke staat. De ultra-neoliberale Moslim Broederschap is alleen in de uitvoering van haar islamitisch-fundamentalistische programma ‘reformistisch’ en helemaal niet in de één of andere sociaaldemocratische zin. Het is een uiterst reactionaire kracht in de sociale politiek. Maar dat rechtvaardigt niet in het minst het ondersteunen van hun onderdrukking door regimes die net zo reactionair zijn als zij. Links zou altijd de meest consistente strijder voor democratische vrijheden moeten zijn.
Wat zijn de lessen die jij voor links trekt uit de rol die islamitisch-fundamentalistische krachten spelen in de Arabische Lente als geheel?
Wat ik over Egypte heb gezegd, kan tot de hele Arabische opstand worden uitgebreid. Links moet een correcte houding van verzet aannemen tegenover beide contrarevolutionaire polen, vertegenwoordigd door het regime aan de ene kant en de Islamitische fundamentalistische krachten aan de andere kant en een derde pool proberen op te bouwen die zich in een strategisch perspectief in gelijke mate tegen beide verzet.
Natuurlijk kan links op tactische gronden ‘samen strijden’ met de één tegen de ander – de gevaarlijkste op dat moment – op voorwaarde dat links zijn ‘eigen programma’ volgt en beide reactionaire polen uitdaagt. Strategisch zou links de strijd op beide fronten moeten voeren. In plaats van deze benadering hebben we helaas progressieve krachten gezien, die zich aansluiten bij de islamitische fundamentalisten tegen het regime – zoals dat in de eerste fasen van de opstand in vele landen gebeurde, of nog steeds gebeurt in het geval van Syrië – terwijl andere delen van links met het bestaande regime tegen de islamitische fundamentalisten strijden.
In de eerste categorie kan je in de regio nog wel een paar misleide personen vinden die de Moslim Broederschap ten onrechte als ‘reformistisch’ labelen (deze karakterisering is eigenlijk zo vreemd, dat maar heel weinig mensen haar kunnen ondersteunen). De meeste groepen in de tweede categorie noemen de Broederschap ten onrechte ‘fascistisch’, en dat is net zo verkeerd. De analogie met het fascisme houdt geen rekening met de grote verschillen tussen de twee stromingen en richt zich alleen op een aantal organisatorische kenmerken die gemeenschappelijk zijn voor heel verschillende partijen – met inbegrip van de stalinistische traditie – op basis van de begrippen massamobilisatie en indoctrinatie. In tegenstelling tot het historische fascisme is de Moslim Broederschap niet in imperialistische landen ontstaan in reactie op een arbeidersbeweging die het kapitalisme uitdaagde, ten einde een hardere versie van het imperialisme te belichamen.
Je hebt dus deze twee diametraal tegenover elkaar staande benaderingen. En dan zijn er ook nog linkse groepen die van de ene naar de andere kant geschoven zijn. De Egyptische Nasseristische partij geleid door Sabahi bijvoorbeeld, die verschoof van een bondgenootschap met de Moslim Broederschap in 2011 (de toetreding tot hun electorale coalitie als junior partner), naar een bondgenootschap met het leger in 2013, waarmee ze toetrad tot het koor dat een lofzang zong over veldmaarschalk Sisi. Dit politieke patroon is desastreus voor de opbouw van een progressief alternatief in de regio. Het is van cruciaal belang voor de progressieven om op te komen voor een derde revolutionaire pool, die zich verzet tegen beide contrarevolutionaire polen die nú domineren, zodat ze op enig moment weer de aspiraties belichamen, die de Arabische Lente in 2011 inspireerden.
Op korte termijn zullen we meer rampen zoals de huidige zien in een regio overweldigd door de botsing tussen de twee contrarevolutionaire polen. Het beste scenario op korte termijn is een coalitie tussen de twee reactionaire polen, zoals in Tunesië gebeurde, waar de lokale equivalent van de Moslim Broederschap is opgenomen in een regeringscoalitie met de oude krachten van het regime, of Marokko waar de koning de lokale equivalent opnam in de regering. Washington en zijn Europese bondgenoten schuiven dit scenario bijna overal in de regio met kracht naar voren: de verzoening tussen de twee contrarevolutionaire polen is vanuit hun perspectief natuurlijk van groot belang.
Maar zo’n verzoening zou ook vanuit een progressief perspectief gunstig zijn, omdat het de progressieve krachten zou dwingen om zich tegen beide contrarevolutionaire polen te verzetten en hun opkomst als het alternatief voor beiden zou bevorderen. In ieder geval hangt de toekomst van de linkerzijde in het Midden-Oosten er vanaf of ze in staat is om deze oriëntatie op orde te krijgen.
Gilbert Achcar is hoogleraar Ontwikkelingsstudies en Internationale Betrekkingen aan de School voor Oosterse en Afrikaanse studies (SOAS) aan de Universiteit van Londen. Hij is auteur van talrijke boeken, waaronder The Clash of Barbarisms: The Making of the New World Disorder; The Arabs and the Holocaust: the Arab-Israeli War of Narratives; Marxism, Orientalism, Cosmopolitanism (Haymarket, 2013); The People Want: A Radical Exploration of the Arab Uprising (University of California, 2013); en het meest recente Morbid Symptoms: Relapse in the Arab Uprising (Stanford University Press, 2016).
Nederlandse vertaling redactie: Grenzeloos.