In hoeverre bestaat er in Israël nog een linkse beweging, met welke dilemma’s wordt zij geconfronteerd en wat kan en moet de opstelling van links zijn? Op die vragen wordt ingegaan in dit artikel dat oorspronkelijk op 7 augustus verscheen op de site Jadaliyya.com. Grenzeloos vertaalde en bewerkte het. 1)
Kan er in een koloniale maatschappij, die helemaal gericht is op het verplaatsen en onteigenen van de oorspronkelijke bewoners van het land, een linkse beweging bestaan? Toewijding aan linkse beginselenvan vrijheid en gelijkheid zou ‘linkse’ kolonisten plaatsen tegenover de meerderheid in hun eigen maatschappij – inclusief de armen, de gemarginaliseerde etnische groepen en de vrouwen – en daarmee de klassieke linkse strategieën die tot doel hebben deze meerderheid te mobiliseren tegen economische en politieke dwingelandij uit de weg gaan. Deze kwestie is dus zelfs in theorie moeilijk te vermijden.
De (Joodse) linkerzijde in Israël is vanaf haar begin [vanaf de stichting van de staat Israël] praktisch met dit dilemma geconfronteerd. Er is een hele waaier van antwoorden op deze uitdaging gegeven: het land verlaten, overlopen naar de nationale ‘vijand’ of volhouden dat Israël een normaal kapitalistisch land is en het kolonialisme wegredeneren (of dat kolonialisme slechts zien aan de andere kant van de groene lijn [de grens van de staat Israël met de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever]). De vraag of het koloniale project verworpen moet worden of geprobeerd moet worden om ‘verandering van binnenuit’ te bewerkstelligen, heeft historisch gezien de Israëlische linkse beweging verdeeld in een zionistische en een niet- of anti-Zionistische of ‘radicale’ vleugel. Maar door de terugkerende cycli van geweld, verbonden aan de opeenvolgende fases van koloniale aanvallen, hebben Palestijnen en Israëli’s telkens weer alle antwoorden op dit dilemma in twijfel moeten trekken. Aan de ene kant worden linkse activisten die actief zijn in de onderdrukte groepen van de Joods- Israëlische maatschappij vroeg of laat geconfronteerd met het feit dat ook deze groepen actieve aanhangers zijn van de koloniale ‘regel van het verschil’.2) Aan de andere kant is het organiseren binnen de eigen maatschappij de meest specifieke bijdrage die Israëliërs als Israëliërs aan de Palestijnse bevrijding kunnen leveren, zoals vele Palestijnse activisten erkend hebben.
De ‘arbeiders’vleugel van het Zionisme die tot 1977 overheersend was in Israël, en haar erfgenamen die steeds neoliberaler zijn geworden, zijn niet ‘links’ in de betekenis van de term zoals ik die in dit artikel gebruik, maar zij blijven de term wel gebruiken in het publieke discours in Israël. De rebellie van de arbeidersklasse van Mizrahi Joden (uit het Midden-Oosten) tegen deze overheersing kende een radicaal hoogtepunt met de vorming van de Israëli Black Panthers in 1971. Maar deze werd gekalmeerd en geïntegreerd in het koloniale project door de opkomst van Likoed. Regeringen onder de leiding van Likoed begonnen met de ‘draai’ (mahapach) van 1977 en hebben de Mizrahi cultuur erkend en een beperkte herverdeling gesteund (meestal met de Shas-partij als coalitiepartner). Misschien nog belangrijker was het feit dat Likoed de opkomst van kleinburgerlijke werkgevers uit Mizrahi kringen die Palestijnse arbeiders aanwierven heeft gesteund. Likoed heeft er ook voor gezorgd dat Mizrahis hun deel kregen van de betaling van de gulle uitkeringen voor kolonisten in Gaza en op de Westelijke Jordaan oever.
Veel radicalen, vooral Mizrahis, proberen afstand te nemen van de ‘blanke linkerzijde’ die met het Zionisme van de arbeidersbeweging wordt geassocieerd en die gerechtvaardigde woede opwekt bij brede lagen van de bevolking. Hun kritiek verwijst naar de manier waarop anti-Mizrahi racisme en klasse-vooroordelen ook binnen radicale kringen worden gereproduceerd – maar daarmee is er nog geen oplossing gevonden om het fundamentele dilemma van Israëlisch links te overstijgen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat diegenen die behalve hun Jood zijn weinig privilegies hebben, zoals Mizrahis en de nog meer gemarginaliseerde groepen als de Ethiopische Joden, het minst bereid zijn dit privilege op te geven. Terwijl de Mizrahi gemeenschap een toenemend intern klassenverschil kent,3) staan zowel de geprivilegieerden als de niet-geprivilegieerden van deze groep steeds minder open voor een radicaal Mizrahi discours dat hen oproept gemene zaak te maken met de Palestijnen.
Vanaf het einde van de tweede Intifada in het midden van de jaren 2000 tot vandaag, heeft het Israëlische establishment en zijn partners van de Palestijnse Autoriteit met veel succes het verzet tegen de bezetting weten te onderdrukken. Deze repressie heeft op paradoxale wijze ruimte geschapen voor links om zich binnen de Joods Israëlische maatschappij te organiseren zonder de ‘regel van het verschil’ over te nemen. Bij de burgemeester verkiezingen voor Tel Aviv – Jaffa in 2008 behaalde een niet-Zionistische communistische kandidaat die door zijn tegenstanders ervan werd beschuldigd te weigeren het volkslied te zingen, 35 procent van de stemmen. De wereldwijde golf van protest en voor ‘sociale rechtvaardigheid’ in 2011, kreeg ook in Israël enthousiaste navolging. Linkse activisten speelden hierin een centrale organisatorische rol. Maar minder vluchtig dan deze beweging, was de oprichting en snelle groei van de strijdbare vakbondsfederatie Koah La’ovdim, waarin ook een aantal linkse activisten tot de kern van de organisatoren behoorden.
Maar de gebeurtenissen die volgden op het kidnappen van drie Israëlische tieners in mei van dit jaar heeft duidelijk gemaakt dat de linkse beweging in Israël niet kan ontkomen aan het maken van moeilijke keuzes. Zolang Israëliërs beschermd werden tegen het betalen van een prijs voor de bezetting, kon de noodzaak om een keuze te maken tussen enerzijds het effectief organiseren binnen de Israëlische maatschappij en anderzijds solidariteit met de Palestijnen, steeds uitgesteld worden. De lastercampagnes die er op gericht waren om de banden tussen linkse activisten en de groepen die door hen werden georganiseerd, te breken, waren gelukkig niet succesvol. Maar het kidnappen en de daarop volgende dood van de drie tieners, maakte een golf van haat en geweld los bij de bevolking. Dit was een totale verrassing voor links en veranderde alles.
Deze haat van de bevolking – tot nu toe belichaamd in de barbaarse moord op Muhammad Abu-Khdeir [de 16 jarige Palestijnse jongen die de dag na de begrafenis van de drie Israëlische tieners levend werd verbrand] illustreert de huidige situatie. Kolonisten plegen al jaren lang bewust geweld tegen Palestijnen maar deze daad werd gepleegd door ‘gewone’ Israëlische jongeren, opgestookt door een atmosfeer van alles overheersende wraak. De operatie ‘Protective Edge’ (beschermende rand) is bijzonder destructief maar is al de derde of de vierde in de serie operaties tegen de door Hamas bestuurde Gaza strook. Deze operaties worden door het Israëlische leger omschreven als ‘het maaien van het gras’. Maar dit keer was de militaire operatie vooraf gegaan, en misschien wel in gang gezet, door een spontane volksbeweging die wraak eiste voor de dood van de ontvoerde tieners. De Zionistische beweging heeft altijd de haat tegen de Arabieren bevorderd als middel om de doelen van de kolonisatie te bevorderen, maar nu blijkt deze haat een doel op zichzelf geworden te zijn.
Ofschoon Protective Edge zeker nog andere doelen had, op binnenlands vlak functioneerde het voor Netanyahu als antwoord op deze golf van volkswoede. Maar de operatie heeft de gemoederen in Israël niet bedaard. De volksbeweging voor wraak heeft nieuwe kanalen gevonden om zich te uiten. Nieuw gevormde bendes, sommigen georganiseerd door de rapper The Shadow, gebruiken sociale media om mensen te rekruteren en noemen zich ‘Israëls tweede leger’. Deze bendes geven zich enthousiast op om te vechten tegen de ‘vijfde colonne’ van Joodse linkse activisten en Palestijnse burgers van Israël die openlijk in verzet komen tegen de oorlog en zijn wreedheden.
Het meest zichtbare en schokkende gevolg van deze mobilisatie was de gewelddadige intimidatie van anti-oorlogsbetogers. Israëlische linkse mensen zijn gewend aan seksueel geladen scheldpartijen, bespugingen en soms willekeurig geweld, met name diegenen die deel uitmaken van de heroïsche feministische traditie van deWomen in Black. Maar dit keer werden anti-oorlogsdemonstraties in Joodse plaatsen geconfronteerd met georganiseerde bendes die flessen en stenen gooiden. Nadat de betogers verspreid werden (meestal door de politie die op zijn best onverschillig staat tegenover de veiligheid van de demonstranten) werden activisten door deze bendes achtervolgd en aangevallen. Dit gebeurde in Tel Aviv op 12 juli, in Haïfa op 16 en 17 juli en ook na de grootste demonstratie op 26 juli in Tel Aviv waarbij het aantal demonstranten veel groter was dan het aantal bendeleden.
Minder dramatisch maar nog verraderlijker is de sterke inperking van de vrijheid van meningsuiting. Betogingen van Palestijnse burgers werden vroeger eerder geconfronteerd met repressie door de politie dan met het geweld van bendes. Nu zijn er groepen burgers die anti-oorlogsuitingen van Palestijnse ambtenaren aanvallen en oproepen tot hun ontslag. Dit had in sommige gevallen effect en heeft een aantal mensen hun baan gekost. Dit heeft een nog veel groter aantal mensen bang gemaakt en tot zwijgen gebracht. Kunstenaars en artiesten die kritisch waren over de oorlog werden bedreigd met boycots en geweld, waardoor sommigen hun kritiek introkken. Zelfs de universiteiten, die door sommige opposanten van de Boycot, Desinvestering en Sancties-campagne gezien worden als bastions van de Israëlische oppositie, hebben met disciplinaire maatregelen gedreigd tegen studenten en een onheilspellende waarschuwing uit laten gaan gericht tegen elke uiting van ‘extreme visies’ door studenten en personeel.
De combinatie van dit geweld door bendes en een McCarthy-achtige bedreiging van het inkomen van mensen, heeft de Israëlische linkerzijde in het defensief gedrukt. Niet zo lang geleden kon de linkse beweging in Israël, net als de linkse beweging in andere landen, het als haar uitdaging zien om relevant te worden voor de dagelijkse strijd en de noden van de grote meerderheid van de bevolking. Maar vandaag is deze vraag niet meer relevant. De Israëlische maatschappij van vandaag heeft zichzelf naarmate het aantal doden aan Israëlische kant steeg meer en meer met deze oorlog geïdentificeerd.
Zoals de zaken er nu voor staan, is het een kwestie van overleven voor links: heeft het nog enige zin om weerstand te bieden tegen dergelijke repressie, heeft het zin om in te gaan tegen brede steun aan de bloedstollende politiek van de staat? Gezien het militaire overwicht van Israël, lijkt niemand van plan te zijn over te lopen naar de andere kant. Ballingschap in West-Europa of in Amerika lijkt een beter vooruitzicht, voor hen die deze keuze kunnen maken.
Toch kunnen we pleiten voor standvastigheid – in navolging van het Palestijnse sumud – en voor overleving. Er is een kwalitatief verschil tussen een kleine en belegerde linkse beweging en helemaal geen links. Wat er over blijft, kan tradities en een organisatorisch geheugen behouden terwijl een volledig nieuw linkse beweging van nul af aan zou moeten beginnen. Er was ooit iets van waarheid in de bewering dat de staat Israël het bestaan van een linkse beweging gebruikte om zichzelf op internationaal vlak in liberaal-democratische kleuren te schilderen, maar dit is duidelijk niet langer meer het geval. Dit is een reden te meer voor links om te vechten (en om samen te werken met de weinige echte liberalen in Israël) voor toegang tot de publieke ruimte, niet alleen voor een anti-oorlog standpunt maar ook voor antikapitalisme, voor feminisme, voor bewegingen van Mizrahi en anderen die te lijden zullen hebben onder het sluiten van deze ruimte.
Ten slotte is er een noodzaak om, geconfronteerd met het fatalisme dat ontstaat door wanhoop, bewust te zijn van de radicale open natuur van de toekomst. We weten niet wat er morgen zal gebeuren en welke rol we misschien zullen spelen. Een voorbeeld: vele analisten zeggen dat de economie van Israël zich in een zeepbel bevindt, dat de kosten van de oorlog deze bubbel kunnen doen barsten, waardoor het land in een grote recessie terecht zou kunnen komen. Dit zou het politiek systeem kunnen destabiliseren en nieuwe allianties mogelijk maken. Het is waar dat er slechts een zeer kleine kans is op een gelijktijdige opstand in Israël en in Palestina, waarover ik het anderhalf jaar geleden nog vol optimisme had. De kans is reëler dat uiterst rechts voordeel zal halen uit een economische crisis. Maar de huidige Israëlische rechterzijde (en dit was anders met Likud in de jaren ’70) heeft geen populistisch vertoog over de economie. Links zou ten minste een deel van de arbeidersklasse kunnen beïnvloeden.
Leden van Israëlisch links die het land verlaten hebben of dat alsnog zullen doen, kunnen een rol spelen in de kritiek op Israël en in de boycot ervan. De bewering dat campagnes zoals BDS contraproductief zouden zijn omdat daardoor de meeste Israëli’s vervreemden van de Palestijnse zaak, is zeker niet geldig. Wanneer we kijken naar de huidige niveaus van vervreemding, kunnen die moeilijk overstegen worden. En toch kan men een blijvende defensieve strijd voeren om een linkse aanwezigheid te behouden in de publieke sfeer in Israël. Een dergelijke aanwezigheid kan alleen maar verwezenlijkt worden als een kritische massa daadwerkelijk in het land blijft.
De toekomst ligt niet vast, er is geen reden om onze verantwoordelijkheid om die toekomst zo goed mogelijk te beïnvloeden uit de weg te gaan.
Matan Kaminer is een Israëlische activist met ervaring in de bewegingen van dienstweigeraars, gemeentelijke politiek in Tel Aviv en solidariteit met migranten en vluchtelingen.
- De opmerkingen tussen [ ] zijn van Grenzeloos.
- In navolging van Partha Chatterjee definieert George Steinmetz modern kolonialisme als ‘soevereiniteit van een vreemde macht’ gecombineerd met de ‘regel van verschil’; de wettelijke, praktische en culturele ‘veronderstelling dat de onderworpen bevolkingen essentieel anders en inherent inferieur is’.
- Zie Uri Cohen en Nissim Leon, ‘The new Mizrahi middle class: Ethnic mobility and class integration in Israel’. Journal of Israeli History 27:1 (2008), pp. 51-64
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op grenzeloos.org