Wie zich zorgen maakt over het milieu-evenwicht en de nakende klimaatcatastrofe besteedt aandacht aan degrowth, letterlijk ontgroei, het afremmen of terugschroeven van de economische groei. Er is nog geen mooi klinkende vertaling gevonden voor dit nieuwe begrip. In het Frans spreekt men van décroissance. Het leidt geen twijfel dat de obsessie om steeds meer te produceren (voorgesteld als vooruitgang) achteruitgang inhoudt voor het overgrote deel van de mensheid. Het gaat eigenlijk om de productie van (koop)waren met als enig doel het maken van winst: de accumulatie van kapitaal is noodzakelijk het vrij ondernemerschap die het hoofd moet bieden aan de concurrentie.
Maar is het wel mogelijk om een niet-productivistische samenleving in het leven te roepen die geen ruilwaarden maar gebruikswaarden produceert? Volgens sommigen is het daarvoor al te laat. De vorm en de functie die de techniek heeft aangenomen is een onoverkomelijke hinderpaal. Jacques Ellul (1912-1994) is een van de denkers die over deze kwestie hebben gebogen. Zijn boek Le Système technicien uit 1977 maakte indruk (de Engelse vertaling The Technological System verscheen in 1980). Ellul, een protestantse godgeleerde en lezer van Marx bekritiseert radicaal de vervreemde moderne technologie en haar ideologie van de efficiency gekoppeld aan groei, wedijver, concurrentie, maximalisering en overheersing, terwijl waarden zoals coöperatie, afwezigheid van eigendom, samenzijn, solidariteit, kosteloosheid vergeten worden.
Jacques Ellul spreekt van het technisch systeem en niet van het kapitalistisch systeem. In zijn ogen werd de USSR en haar satellieten gedomineerd door de techniek, net zoals de kapitalistische staten. “De analyse van de sovjet-economie toont aan dat het gaat om een staatskapitalisme met dezelfde structurele kenmerken als die van het privé kapitalisme. Het is daarbij bijkomstig op te wijzen op de bevoorrechte lagen die de meerwaarde opstrijken. Belangrijk is dat het gaat om een mechanisme van meerwaarde, winst, kapitaal en industrialisatie in een hiërarchische, rigide en autoritaire samenleving, zowel in de USA als in de USSR.” (Les successeurs de Marx, 2007)
Volgens Ellul is de techniek niet alleen dominant, maar overheerst ze de politiek en de economie. Hij geeft ze een hoofdletter: de Techniek, zoals men dat doet met (goddelijke of menselijke) persoonsnamen. De Techniek is autonoom, zelfstandig geworden. Door middel van de informatica integreert het “technisch systeem” alle sub-systemen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een “georganiseerde Totaliteit” die gestalte geeft aan de samenleving, haar omvormt, naar een versmelting streeft. Deze blinde totaliteit reproduceert zichzelf. Zij kan haar vergissingen niet corrigeren. De mensen zijn radertjes geworden.
Als de Techniek zo machtig is geworden dan moet het maken een andere en betere wereld nagenoeg onmogelijk zijn. Gedreven door zijn pessimistische visie, en in de overtuiging dat de mens dit technologisch monster niet van bedwingen, kiest Ellul eerder voor een moraliserende oplossing: de mens moet eerst zichzelf, zijn mentaliteit veranderen.
Voor een lezer van Marx is dit hoogst verwonderlijk. Niet alleen maakt hij van de techniek een fetisj, terwijl zij, met de kapitalistische maatschappij als bemiddelaarster, toch een product van de mensen is, maar hij stelt zich blijkbaar ook niet vraag “wie de opvoeder zal opvoeden”? Ellul heeft redenen op pessimistisch te zijn, maar het ontbreekt hem aan het optimisme van de wil. Uit protestantse overwegingen? Houdt de erfzonde de Techniek als uiteindelijk resultaat in? Zijn wij gepredestineerd ?