In Latijns-Amerika is José Martí een naam als een orgel op volle blaaskracht. Samen met Simon Bolivar, Pancho Villa, Emiliano Zapata en César Sandino vormt hij een unieke galerij Latijns-Amerikaanse revolutionairen en onafhankelijkheidsstrijders van de eind 19de, begin 20ste eeuw. Op Cuba zet men vol trots een buste van hem voor de ingang van elke school. Cubanen noemen hem hun ‘apostel’, hun eigen historische vrijheidsstrijder en politiek inspirator per excellence. Daar plaatst men hem op een rij met Karl Marx, Vladimir Iljitsj Lenin en Ernesto Che Guevara. In België doet zijn naam nauwelijks een belletje rinkelen. Wie was die man die in Latijns-Amerika zo belangrijk was en nog steeds is? Die in zijn korte leven in zoveel milieus vertoefde en in zoveel landen verbannen werd? De man wiens buste nu nog voor de ingang van elk Cubaans schooltje staat? Een korte biografie.
In het Central Park in New York staat een enorm bronzen beeld van een man die net getroffen werd door een kogel en bijna van zijn steigerend paard stuitert. Het is José Martí op het moment dat hij neergeschoten wordt door de Spanjaarden. Het werk is van de beeldhouwster Anna Vaughn Hyatt Huntington (1876-1973). Zij maakte het beeld in 1959 maar wegens het politieke klimaat – in Cuba hadden de revolutionairen rond Fidel Castro de macht overgenomen van de door de Verenigde Staten gesteunde dictator Batista – werd het beeld pas in 1965 ingehuldigd. Op de sokkel van het kolossale beeld staat volgende tekst:
“Apostle of Cuban independence. Leader of the Peoples of America and defender of human dignity. His literacy genius vied with his political foresight. He was born in Havana on January 28, 1853. For fifteen years of his exile he lived in the city of New York. He died in action at Dos Rios in Oriente Province on May 19, 1895.”
Het beeld was een gift van de kunstenares aan de Cubaanse regering zodat ze het aan New York konden schenken om Martí te eren. Cuba heeft dit aanvaard en leverde het granieten blok waarop het beeld staat. Het feit dat de Cubaanse ‘apostel’ een woonplaats heeft in het hart van de ‘vijand’, de ‘imperialistische VS’, vertelt veel over de waarde van de figuur van José Martí .
José Julián Martí Pérez was een homo universalis: dichter, schrijver, journalist, intellectueel, filosoof, vertaler, leraar, uitgever, politiek analist, vrijmetselaar en revolutionair. Geboren in Havana op 28 januari 1853 stond hij vooraan op de barricades van Cuba’s strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid. Hij was amper 42 jaar toen hij op 19 mei 1895 op Cuba gedood werd tijdens een militaire actie tegen de Spaanse overheersing. Gekleed in een mooie zwarte jas, gezeten op een wit paard, chargeerde hij met enkele revolutionairen een Spaans bataljon. De Spanjaarden schoten hem neer en begroeven hem. Toen ze beseften wie ze gedood hadden, groeven ze hem terug op om hem zeven dagen later definitief te begraven op het kerkhof Santa Efigenia in Santiago de Cuba. Later bouwden de Cubanen er een prachtig witmarmeren mausoleum voor hem.
In zijn tijd was Martí een bekend en geroemd figuur. Martí reisde veel, uit eigen wil of omdat hij verbannen werd. Als jonge knaap, amper 16, bond hij reeds de strijd aan tegen de nog alom heersende slavernij en de Spaanse overheersing op Cuba. Voor het schrijven van een brief waarin hij de Spaanse regering aanklaagde, kreeg hij zes jaar gevangenisstraf. Toen hij twee jaar later in de gevangenis ziek werd, stuurde de overheid hem naar Spanje waar hij de kans kreeg verder te studeren in de hoop dat hij een toontje lager zou zingen. Nauwelijks ingeschreven aan de unief in Madrid ging hij verder met het schrijven van artikels tegen de Spaanse aanwezigheid op Cuba. Toen hij 20 was schreef hij een essay aan de Spaanse eerste minister over het hypocriete beleid van Spanje in Cuba en pleitte hij voor een snelle onafhankelijkheid. In 1874 studeerde hij af in Madrid in burger- en canoniek recht. Datzelfde jaar nog had hij een ontmoeting met Victor Hugo in Parijs en trok hij verder naar Mexico en Guatemala. Cuba mocht hij niet meer binnen. In Mexico verzorgde hij onder andere de vertaling van Victor Hugo’s ‘Mes fils’ en publiceerde talrijke artikels over vrijheid en onafhankelijkheid in Latijns-Amerika en Cuba in het bijzonder. Hij werd in Mexico en Guatemala opgenomen in verschillende intellectuele, literaire en politieke kringen en groeperingen.
Het einde van de ‘Tienjarige Oorlog’ in Cuba bracht hem even terug naar zijn geboorteland. Maar snel werd het hem daar te heet onder de voeten en verhuisde hij naar New York, nadat hij tussendoor in Venezuela het ‘Revista Venezolana’ had opgericht en om die reden dat land werd uitgezet. In New York werd hij lid van verschillende groeperingen Cubaanse vluchtelingen die voor de onafhankelijkheid van Cuba streden. De Amerikanen legden hen niets in de weg omdat ook zij van de Spanjaarden af wilden. Martí werkte als journalist en politiek commentator voor verschillende kranten en tijdschriften in en buiten de VS. Hij schreef veel poëzie, vertaalde boeken naar het Spaans, gaf toneelstukken, romans en kinderboeken uit en werkte bovendien als consul voor Uruguay, Argentinië en Paraguay.
Toen Martí in 1891 een van zijn belangrijkste essays schreef, ‘Nuestra America’, was hij zo gepassioneerd door zijn werk voor een onafhankelijk Cuba dat hij zijn gezin verwaarloosde. Zijn vrouw en zoon verlieten hem en keerden terug naar Cuba. Dat heeft hem zwaar getroffen en gaf mee aanleiding tot de publicatie van zijn bekendste gedichtenbundel ‘ Versos Sencillos’ waaruit de bekende zinnen van het beroemde ‘Guantanamera’ komen : “Yo soy un hombre sincero, de donde crece la palma, y antes de morirme quiero echar mis versos del alma.”
In 1892 werd Martí verkozen tot woordvoerder van de ‘Cuban Revolutionary Party’. In die functie maakte hij reizen doorheen de VS, Haïti, de Dominicaanse Republiek, Jamaica en verschillende andere landen in Latijns-Amerika waar hij talloze speeches hield en ontmoetingen had met Cubaanse groeperingen van bannelingen. Op die manier zette hij mee de organisatie op poten van een Cubaanse revolutionaire beweging die de opstand in Cuba moest voorbereiden. Ook Martí zelf bereidde zich voor. Hij schreef zijn testament en gaf instructies voor de uitgave van zijn verzameld werk.
Op 1 april 1895 vertrokken de opstandelingen vanuit de Dominicaanse Republiek naar Cuba waar ze tien dagen later arriveerden. De revolte kende echter weinig steun in Cuba zelf en een goeie maand later werd Martí gedood bij een gevecht tegen de Spaanse troepen. Zijn strijd werd verdergezet en leidde tot andere opstanden en tenslotte tot het einde van de Spaanse overheersing. Die werd echter onmiddellijk overgenomen door die van de VS die stromannen aan het hoofd van het eiland zetten tot de beweging rond Fidel Castro de macht overnam in 1959. Martí was en is nog steeds de grote inspirator van Fidel Castro’s visie op Cuba, op de VS en op de toekomst van Latijns-Amerika.
De figuur van José Marti zal in Latijns-Amerika altijd verbonden blijven met een geëngageerd verzet tegen alle vormen van onderdrukking en overheersing en een permanente inzet voor vrijheid en onafhankelijkheid. Een groots figuur die jammer genoeg bij ons nauwelijks bekend is en in feite meer aandacht verdient.
Dit artikel verscheen eerder op de website van het Humanistisch Verbond Mechelen