De specifieke invulling van “het vrouw zijn”1 in de kapitalistische samenleving was de basis voor het ontstaan van een vrouwenbeweging. Vrouwen gingen de strijd aan tegen hun discriminatie en achterstelling. Vrouwen deelden een identiteit als onderdrukte groep. Ze exploreerden hun situatie en kwamen tot de conclusie dat hun persoonlijke ervaringen zo veel gelijkenissen vertoonden dat een maatschappelijk patroon duidelijk werd. Vrouwen waren niet zomaar willekeurig achtergesteld op vele vlakken, ze waren dat met heel hun bestaan en heel hun wezen. Hun maatschappelijke voorbestemdheid was van een ontstellende eenvormigheid. Dat wordt uitgedrukt in de slogan “het persoonlijke is politiek”. Het gaf de beweging een enorm elan. Vooral de gezamenlijke acties ronde vele gedeelde thema’s versterkten het gevoel van een gedeelde identiteit als vrouw.
Toch legden groepen als Dolle Mina en de FemSoc beweging – om het bij de ervaringen in Vlaanderen te houden – van in het begin de vinger op de grenzen van die gedeelde identiteit. Vrouwen hebben gemeenschappelijke maar ook tegengestelde belangen. Die vallen samen met hun klassenpositie. Vrouwen uit de burgerij genieten heel wat privileges waarvan vrouwen uit de arbeidersklasse uitgesloten zijn en op het eind van de rit kiezen ze voor die belangen, tenzij ze een bewuste keuze maken tegen hun (klassen)belang in en voor solidariteit. Dat is niet alleen een morele kwestie of een kwestie van maatschappelijke positie en bewustzijn maar ook een van maatschappelijke analyse en politieke keuzes.
In de jaren 70 werd hierover heftig gedebatteerd in de vrouwenbeweging. Je zou kunnen stellen dat een marxistisch feminisme stond tegenover een radicaal feminisme. Het eerste situeerde de onderdrukking van vrouwen in de structuur van de kapitalistische maatschappij, het tweede in een fundamentele tegenstelling tussen vrouwen en mannen. In die super activistische dagen vonden beide stromingen zich in grote langdurige strijdpunten zoals 2O jaar strijd voor abortus uit het strafrecht. Op andere punten was de eensgezindheid wel zoek, zoals rond deeltijd werk of nachtarbeid voor vrouwen.
Crisis van het strijdend feminisme
Het is pas vandaag, jaren nadat het strijdend elan van de tweede feministische golf doodbloedde in de loop van de eerste helft van de jaren 80, dat het belang van de oer-discussie tussen marxistische en radicale feministische stromingen terug duidelijk wordt.2 Dit maal in relatie tot de integreerbaarheid van feministische concepten in het beleid.
De FemSoc activisten wisten in het begin jaren 80 nog een laatste strijdgolf te weeg te brengen tegen de crisis. Eind jaren 70 voelden ze nattigheid en organiseerden ze een Linkse Vrouwen Conferentie, die een onverhoopt succes werd. Daar werd besloten om een vrouwenfront tegen de crisis op te richten samen met vrouwen uit de arbeidersbeweging. Ook dat initiatief werd een onverhoopt succes. Vrouwen Tegen de Krisis (VTK) bracht duizenden vrouwen op straat. Maar uiteindelijk liep de actie vast op de neoliberale soberheidspolitiek, die in Belgie was ingezet met de devaluatie van de frank in 1981. De FemSoc beweging bloedde tegen het einde van de jaren 80 dood. Misschien is 1990, het jaar waarin de abortuswet tot stand kwam, een symbooljaar voor de crisis van het strijdend feminisme.
Anderzijds overleefde het feminisme in vrouwenhuizen en kleinere actiegroepen, in geinstitutionaliseerde vorm (met subsidies voor feministische organisaties, een gelijke kansen beleid, emancipatieambtenaren, enz.) en in vrouwenstudies (onderontwikkeld in Belgie, maar met de mogelijkheid om over de grenzen mee te kijken en te doen). Dat bood ook professionele uitwegen voor heel wat feministen, vaak mits een herorientering van hun feministisch en zeker hun feministisch socialistisch denken. De gekrompen feministische beweging kreeg een adviserende functie als onderdeel van het middenveld, maar het beleid bepaalde de agenda.
Kruispuntdenken, klasse en identiteitscategorieen
Het denken in termen van gelijke kansen tussen vrouwen en mannen kreeg de overhand en parallel daarmee (en ondanks het doordringen van het begrip gender3 ) het denken in essentiele verschillen tussen mannen en vrouwen. 4 Het femsoc denken over tegenstellingen tussen vrouwen onderling geraakte als stroming gemarginaliseerd. Het Kruispunt denken, dat in de jaren 80 overwaaide uit de Verenigde Staten, stelde het op een andere manier terug aan de orde. Waar het FemSoc denken zich toespitste op de externe en interne confrontaties van feminisme met de klassentegenstellingen, verdiept het Kruispuntdenken zich in de verwevenheid van gender, etniciteit en klasse als discriminerende identiteitscategorieen.
“Het kruispuntdenken, soms ook intersectioneel of caleidoscopisch denken genaamd, bekritiseert de traditionele visie van gender en diversiteit als op zichzelf staande categorieen. Het stelt ons in staat om de bovengenoemde aspecten van identiteit en ervaringen van een individu of een groep samen te denken.”
“Discriminatie, achterstelling, onderdrukking en uitsluiting op basis van identiteitscategorieen waartoe de samenleving je rekent, nemen verschillende vormen aan naargelang tijd en plaats. Hetzelfde geldt voor de privileges die je bezit op basis van de maatschappelijke hokjes waarin je wordt geplaatst. Waar de een wordt gediscrimineerd, kan de ander dus bevoordeeld en geprivilegieerd worden.”5
Interessant en verhelderend is dat het Kruispuntdenken niet alleen wijst op de bestaande ongelijke identiteitscategorieen maar ook op van de daarmee verbonden ongelijke machtsverhoudingen tussen dominante en minderheidsgroepen. De stemmen van vrouwen uit minderheidsgroepen zijn uiteraard doorslaggevend om dat bloot te leggen, het perspectief van de vrouwenstrijd te verbreden, om de beweging te diversifieren. Maar gaat het hier enkel om een soort eenrichtingsverkeer, zoals volgend citaat suggereert?
“De geschiedenis van het feminisme leert ons dat, hoe dominanter en homogener de levenscondities van de vrouwen die de agenda opstellen zijn, hoe meer uitsluiting er binnen de vrouwenbeweging gecreeerd wordt. Kritiek van arbeidersvrouwen, niet-witte en niet heterovrouwen op de gevestigde feministische groepen, zijn een constante doorheen de geschiedenis van de vrouwenbeweging. Omgekeerd leert die geschiedenis ons eveneens dat, hoe diverser de trajecten en de posities van de vrouwen (en mannen en transgenders) die collectief de agenda’s opstellen, hoe inclusiever en sterker een beweging kan worden” aldus Sarah Bracke en Sarah De Mul 6
Deze “historische” aanname strookt niet met de werkelijkheid. Alvast Dolle Mina en de FemSoc beweging waren zich scherp bewust van de vrij eenzijdige samenstelling van de groepen. Wat meer is ze waren desondanks enerzijds in staat tot daadwerkelijke solidariteit met de strijd van arbeidersvrouwen en anderzijds tot het formuleren van een theorie over vrouwenbevrijding als een bevrijding van alle vrouwen en dus alle mensen, de onmogelijkheid dit om binnen het kapitalisme te verwezenlijken en bijgevolg de noodzaak van een antikapitalistisch perspectief en een visie op een socialistische samenleving.
Kruispuntdenken en de neo-liberale context
De marginalisering van het FemSoc denken en de opkomst van het Kruispuntdenken los daarvan vallen niet toevalllig samen met de perspectievencrisis van de sociale strijd en de opgang van het neoliberaal offensief, dat zich na de implosie van de Sovjet-Unie kon opwerpen als enig valabel alternatief, wat ook uitgedrukt werd in de one – liner van “het einde van de geschiedenis”. Het FemSocdenken deemsterde weg vooraleer het een visie op diversiteit kon integreren, het Kruispuntdenken blijft steken in identitaire diversiteitsanalyses, waarvan sociale klasse er een is als een andere.
Het Kruispuntdenken is een zeer goed instrument om mensen bewust te maken van hun positie op het kruispunt van de assen van diverse identiteitscategorieen. Dat bewustzijn is de noodzakelijke sleutel om zich solidair te verenigen als groep en in verzet gaan. Maar het Kruispuntdenken stelt de vraag niet naar de objectieve relatie tussen klasse en de andere discriminaties. Klasse is in het Kruispuntdenken een van de vele niet hierarchische identiteitsassen, waarvan het aantal blijkbaar blijft aangroeien (om te eindigen bij de unieke positie van elk individu?). Terwijl het begrip klasse refereert naar de kapitalistische productieverhoudingen tussen arbeid en kapitaal, waarin de verschillende discriminerende identiteitscategorieen historisch vorm hebben gekregen als pijlers van het uitbuitingssysteem. 7
Wanneer het femsoc manifest deze kwestie aanraakt vertrekt het van de kapitalistische wortels van de specifieke onderdrukking van groepen (werkende) mensen en de nood aan gezamenlijke actie zonder de eigen noden opzij te zetten, en niet vanuit een nood aan erkenning van diversiteit. De verschillende historisch maatschappelijke context zit daar ongetwijfeld voor iets tussen. Het femsoc manifest stelt8:
“Zoals het kapitalisme verschillende groepen van werkers verdeelt, door hen te onderwerpen aan een verschillende onderdrukking, zo verdeelt het kapitalisme mannen en vrouwen. Denk maar aan de gastarbeiders die minder betaald worden, die minder of geen politieke en sociale rechten hebben en hoe die vaak ook door blanke (vandaag zeggen we witte) arbeiders gediscrimineerd worden. Wij opteren om juist samen, maar elke groep vanuit zijn specifieke problemen, aktie te voeren” p.57
Kruispuntdenken en het beleid
Het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen bedient zich van het Kruispuntdenken op een manier die de fundamentele relatie tussen klassenuitbuiting en discriminatie op basis van identitaire groepen verdoezelt. Als een volleerd neoliberaal beleid stelt het zich tevreden met het beschrijven van de met elkaar verweven discriminaties. Zo stelt Pascal Smet (SP.A) bv. in zijn beleidsnota:
“Met een dergelijke doelgroepgeorienteerde aanpak mag echter niet voorbij worden gegaan aan het gegeven dat verschillende achterstellingsmechanismen ook met elkaar in interactie gaan en elkaar kunnen versterken. Verschillende aspecten van identiteit komen niet onafhankelijk van elkaar tot stand, maar beinvloeden elkaar. Mensen zijn niet alleen vrouw of man, maar ook, bijvoorbeeld, arm of rijk, holebi of hetero. Vanuit Gelijke Kansen wil ik trachten deze ‘kruispunten’ naar de oppervlakte te brengen en er beleidsmatig op inspelen.”9
Doel van deze politiek is mensen “bewustmaken” en ze voorhouden hoe ze met individuele empowerment en inzet samen de discriminaties kunnen overkomen. De truuk is de discriminatiegronden te verbinden met persoons- en groepskenmerken en niet met structurele factoren. Zo blijft men steken in een doelgroepenaanpak, die de groepskenmerken essentialiseert en/of culturaliseert. Nog maar eens Pascal Smet:
“Dat vrouwen buitenshuis werken wordt vrij goed aanvaard. Binnenshuis echter wensen en realiseren de meesten uit deze groep (nieuwe Vlamingen, nvdr) een eerder traditionele rolverdeling van huishoudelijke en zorgtaken. Dit in tegenstelling tot de Vlaamse bevolking (sic) die over het algemeen thuis een meer egalitaire rolverdeling wenst, maar deze in de feiten vaak onvoldoende realiseert. De voorkeur voor een traditionele rolverdeling binnenshuis is een van de factoren, naast onder meer het opleidingsniveau, die de lage activiteitsgraad van allochtone vrouwen begrijpelijk maakt”.10
Kathleen Van Brempt (SP.A) kon er ook wat van tijdens M/V United campagne in 2007:
“Om als groep gelijkheid in uitkomst te realiseren, is het nodig dat vrouwen keuzes maken waarvoor ze mogelijk niet allemaal bijzonder veel voelen. (We hebben er immers niet bepaald goede hoop op dat voldoende mannen tot “tegengestelde keuzes” te overhalen zijn om de loonkloof langs hun zijde te dichten).” 11
In het gelijkekansenbeleid van de afgelopen jaren wemelt het van voorbeelden waarin een identitaire doelgroepenpolitiek de onderliggende uitbuitende structuur van het systeem verdoezelt. De “genderklik” van Pascal Smet is van hetzelfde laken een broek: je leert hoe gender zich manifesteert, maar historische verwevenheid ervan met de functionering van het (klassen)systeem, dat steunt op ongelijkheid, blijft verborgen.
Misschien toont dit aan dat de tijd rijp is voor een integratie van het femsoc denken en het kruispuntdenken om hiertegen effectief weerwerk te bieden.
Noten:
1 Cfr Simone De Beauvoir: Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt
2 Oerdiscussie omdat ze veel verder teruggaat dan de jaren 70 en de tweede feministische golf. Echt interessant is te herlezen wat bijvoorbeeld Alexandra Kollontai daarover te vertellen heeft. Een voorbeeld uit de vele: ” Access to the ballot box and the deputy’s seat is the true goal of the feminist movement. And the more politcally conscious of the working women are aware that neither political nog legal equality can finally settle the “woman question”. As long as a woman has to sell her labour power and suffer capitalist slavery, she will not be a free and independent person” Holt, Alix, Alexandra Kollontai, Selected Writings, Allison & Busby, London, 1977, p. 52
3 gender als sociaal geconstrueerde vrouwelijkheid en mannelijkheid
4 Zo werd bijvoorbeeld pariteit van mannen en vrouwen in de politiek of in leidende organen in de bedrijfswereld verdedigd van uit argumenten als: vrouwen doen op een ander manier aan politiek of geven op een andere manier leiding, wat een argumentatie is van uit een essentialistische vrouwelijke identiteit en vanuit een man vrouw diversiteit en niet vanuit het democratisch deficit van ons parlementair systeem, dat vrouwen discrimineert, zoals ook de bedrijfswereld vrouwen discrimineert. Zo wordt de identiteit die op basis van gender is geconstrueerd een essentialistisch kenmerk van vrouwen met daar tegenover de mannelijke essentialistische identiteit.
5 Arikoglu, Fatma; Brandt, Nella van den; Geerts, Evelien; Scheepers, Sarah (2013). “Naar antiracistische, feministische kritiek en perspectieven via het kruispuntdenken.” Kif Kif, 10/09/2013
6 Bracke Sarah & De Mul Sarah, In naam van het feminisme. Beschaving, multiculturaliteit en vrouwenemancipatie, in Leeuw in Kooi (nog opzoeken).
7 Zie ook de interessante kritiek van Eve Mitchell op het kruispuntdenken: I am a woman and a human: a Marxist feminist critique of intersectionality theory (http://libcom.org/library/i-am-woman-human-marxist-feminist-critique-intersectionality-theory-eve-mitchell )
8 FemSoc Manifest, 8 maart 1980
9http://www.vlaanderen.be/sites/default/files/documents/28_gelijkekansen_2009_2014.pdf p. 16
10 ibid. P. 43
11 MV united Loopbaankloof, Luc Sels en Gert Theunissen (p.101)