De verdediging van de Koerdische stad Kobani tegen de Islamitische Staat (IS) trok wereldwijd de aandacht. Te midden van de burgeroorlog in Syrië is de Koerdische beweging begonnen aan een experiment in democratie en zelfbeheer in drie gebieden in het noorden van het land. Deze drie gebieden worden samen Rojava genoemd. De leidende politieke kracht hier is de PYD (Democratische Eenheidspartij). De PYD, en haar zusterorganisaties in Turkije (PKK) en Iran (PJAK), streven naar autonomie voor de Koerdische bevolking. In deze gebieden zegt de beweging te werken aan een samenleving met gelijke rechten voor mannen en vrouwen, directe democratie en sociale rechten. In het “sociaal contract” van Rojava, een soort grondwet, worden grondstoffen en fabrieken tot gemeenschappelijk eigendom verklaard, democratische vrijheden beloofd en het recht op gratis onderwijs en levensonderhoud erkend.
Deze unieke ervaring is een bron van hoop voor het Midden-Oosten. Tegelijkertijd is er veel onduidelijkheid over de lokale ontwikkelingen. En terwijl de PYD steun krijgt van het Westen, staat haar zusterorganisatie, de PKK nog steeds op de lijst van “terroristische organisaties” en is ook bij ons verboden. In Syrië bestaat er ook veel kritiek op de PYD. Wat voor beweging is de PYD? En wat zijn de vooruitzichten voor het experiment van Rojava? We spraken hierover met Koerdistan expert Joost Jongerden. Jongerden doceert rurale sociologie aan de universiteit van Wageningen in Nederland en publiceerde verschillende boeken en artikelen over Koerdistan en de Koerdische beweging.
Laten we beginnen met de politieke ideologie van de PYD. Deze beweging beroept zich op dezelfde ideologie als de PKK, een organisatie die begon als een marxistisch-leninistische nationale bevrijdingsbeweging. Mijn indruk is dat vanaf het midden van de jaren negentig, en vooral na de arrestatie van PKK-voorman Abdullah Öcalan in 1999, een proces op gang is gekomen dat tot een ideologische metamorfose leidde en tot hun ontwikkeling tot een organisatie die stelt basis-democratie en autonomie na te streven.
Laat ik beginnen met de karakterisering van de PKK. Die werd formeel als partij opgericht in 1978 maar al vanaf ’72, ’73 vond een proces van groepsvorming plaats dat tot de vorming van de PKK leidde. Deze groep begon dus vorm te krijgen vlak na de militaire coup in Turkije van 1971. Dat was een periode waarin radicaal-links in Turkije hardhandig werd onderdrukt, leiders en kaders van de belangrijkste linkse bewegingen werden ter dood veroordeeld of kwamen om bij militaire operaties, andere activisten werden gevangen gezet. Er volgde een periode waarin activisten probeerden links opnieuw op te bouwen en een nieuwe oriëntatie zochten. De mensen die later de PKK zouden vormen, waren toen al actief en zoekende. Alles liep aanvankelijk door elkaar heen, er was weinig organisatorische scheiding en veel discussie onderling, maar gaandeweg vormden zich afzonderlijke organisaties.
Een belangrijk verschil tussen de PKK en andere groepen in die tijd was dat zij onafhankelijk bleef van de politieke modellen die toen bestonden. Ik zeg dat om de orthodoxie van de PKK enigszins te relativeren. Het was een “marxistisch-leninistische” partij, met de hiërarchie en de ideologische referenties die je daarbij zou verwachten. Ze was daarin niet anders dan het grootste deel van links toentertijd. Maar het verschil was dat de PKK van landen als China, Cuba, Albanië of de Sovjet-Unie stelde dat ze die allemaal wel zag als pogingen om socialisme te verwezenlijken, maar dat ze geen van die landen als het gidsland voor het socialisme beschouwde. Dat was een belangrijk verschil met veel van de andere partijen die bepaalde landen zagen als representatie van hun opvatting van socialisme, als het model dat ze nastreefden.
Wat voor gevolgen had dat?
De PKK keek op een wat meer kritische manier naar hun ideologie, ze namen niet de hele last van een bestaand model op zich maar waren in staat zichzelf kritisch te ondervragen. Ze waren zelfstandiger in ideologisch opzicht. Ze hebben altijd veel aandacht besteed aan zelf-bevraging en ideologische vorming, ze hadden immers geen model of gidsland en moesten daarom meer zelf nadenken. Dat heeft ze meer onafhankelijk gemaakt.
Die ideologische metamorfose van de PKK is daarmee verbonden. Midden jaren tachtig formuleerde de PKK een kritiek op de Sovjet-Unie, wat hun op aanvallen van pro-Moskou partijen kwam te staan. De PKK stelt nu zelf dat deze periode het begin was van een proces van ideologische zelf-bevraging. Als je nu die kritiek leest loop je een risico dingen terug te interpreteren, maar er lijkt volgens mij inderdaad een verband te zijn tussen deze kritiek en de latere ontwikkelingen. De PKK constateerde dat als je kijkt naar de landen waar nationale bevrijdingsbewegingen aan de macht waren gekomen, en naar de zogenaamde ‘reëel socialistische landen’, de realiteit daar heel anders was dan de belofte waarmee men ten strijde trok. Als je nu met PKK-leden daarover spreekt stellen ze dat je niet kunt zeggen dat de strijd van die bewegingen niks heeft opgeleverd, maar ook dat de beloftes niet zijn ingelost. Vragen daarover zijn ze toen al gaan koppelen aan een kritiek op de staat en op de natiestaat. Maar wat ze zelf zeggen is dat ze die kritiek wel hadden maar nog niet wisten wat dan wel nodig was. Die paradigmaverandering was dus een lang proces dat ergens in 2003-2005 is voltrokken.
Je zou dus kunnen zeggen dat het proces van vragen stellen bij de marxistisch-leninistische ideologie al langer teruggaat maar dat er pas in de vroege jaren 2000 antwoorden geformuleerd werden?
Ja, inderdaad.
En die kritiek die werd geformuleerd, was dat een kritiek op de staat op zich of een op de bestaande natiestaten?
Eigenlijk allebei. Het is een kritiek op de natiestaat in die zin dat het in vraag stelt hoe daarin een bepaalde identiteit als maatstaf wordt genomen voor de natie – waardoor mensen die hier niet aan voldoen ofwel worden uitgesloten ofwel min of meer onder druk staan om te assimileren. Het behoort tot het wezen van het Turkse nationalisme, van het Kemalisme, om mensen met een andere culturele identiteit te assimileren en daar werd door de Koerden natuurlijk een scherpe kritiek op geformuleerd. Dat ligt eigenlijk voor de hand, maar veel nationale bevrijdingsbewegingen hebben wel kritiek op de staat waaronder zij leven maar zien de oplossing in het creëren van een eigen natiestaat. Het probleem verschijnt dan weer als de oplossing!
In de PKK heeft de kritiek op de Turkse natiestaat geleid tot het in vraag stellen van de wenselijkheid van een natiestaat “Koerdistan”, waarin minderheden misschien opnieuw een achtergestelde positie krijgen.
De staat op zich wordt bekritiseerd door te stellen dat de staat is doorgedrongen tot de micro-niveaus van het leven van de mensen waardoor de zelforganiserende vermogens en de capaciteiten van mensen zijn verdrongen. We verhouden ons nu allemaal als afzonderlijke individuen tot de staat maar vormen van collectiviteit zijn in hoge mate afgebroken, de samenleving is versnipperd. In plaats van uit te gaan van de staat, zou het zelforganiserende vermogen van mensen opgebouwd moeten worden.
In veel teksten van Öcalan, die nog steeds de ideologische leider van de beweging is, wordt echter gesproken over een essentiële, onveranderlijke Koerdische cultuur. En ook al wordt dit niet meer verbonden met het streven naar een Koerdische natiestaat, je kunt vraagtekens zetten bij hoeveel ruimte een dergelijke opvatting laat voor sociaal pluralisme, voor groepen die hier buiten vallen. Te meer omdat de PKK-politiek volgens Öcalan voor een groot deel wordt afgeleid uit wat het wezen zou zijn van die Koerdische cultuur, namelijk dat ze egalitair en vrijheidslievend zou zijn.
De teksten van Öcalan zijn, denk ik, ambigue. Je ziet de verwijzingen naar een bepaalde opvatting van de Koerdische geschiedenis maar tegelijkertijd als er gesproken wordt over ‘Koerden’, wordt erkend dat dit een diverse groep is, bijvoorbeeld in de talen die worden gesproken of in de religie. Dus als je een Koerdische natiestaat wilt opbouwen, hoe bepaal je dan wat de nationale taal wordt? Dat zijn de soort vragen die de PKK stelt, en die tot veel discussie leidt binnen de Koerdische beweging in het algemeen. Maar in de teksten kom je het bevragen van de Koerdische identiteit vrijwel niet tegen.
Vanaf ruwweg de eeuwwisseling lijkt het erop dat een aantal van de antwoorden op de vragen waar de PKK mee worstelde, worden gevonden bij Murray Bookchin, een Amerikaanse libertaire socialist. Waarom uitgerekend Bookchin? Dat lijkt te begonnen zijn met Öcalan, die in gevangenschap van alles is gaan lezen, en kennis maakte met Bookchin waarna vervolgens de rest van de organisatie volgde. Klopt dat ongeveer?
Kijk: Öcalan voerde zelf zijn verdediging in de rechtszaak van de Turkse staat tegen hem. En daarom had hij vrijwel onbeperkte toegang tot literatuur. Er gaan af en toe lijsten rond van wat hij in de gevangenis gelezen heeft en dat is heel uitgebreid en heel gevarieerd. Bookchin zit er tussen, maar springt er niet uit. Het is duidelijk dat deze wel een inspiratie voor hem was. Öcalan spreekt geregeld met zijn advocaten en die gesprekken worden in geredigeerde vorm uitgegeven door de PKK. Op een gegeven moment heeft Öcalan in zulk gesprek de gemeentebesturen in zuidoostelijk Turkije, in de Koerdische gebieden, aangeraden Bookchin te lezen. Het is duidelijk dat het hele gedachtegoed zich heeft verspreid via Öcalan zelf. Tegelijkertijd denk ik dat er sprake was van een gezamenlijke zoektocht – maar Öcalan speelde hierin een dominante rol. Maar dit ging niet zonder slag of stoot, en in 2004 was er een afsplitsing van mensen die het niet eens waren met de nieuwe koers van Öcalan.
Een paar jaar eerder was er ook een splitsing na de verklaringen van Öcalan in de Turkse rechtbank. Toen stelden een aantal PKK-activisten dat Öcalan het streven van de PKK losliet door bijvoorbeeld te beweren dat de PKK niet streefde naar een eigen Koerdische staat. Deze PKK-ers wilden juist vasthouden aan de oude opvattingen. Öcalan’s verklaringen kwamen als een schok voor veel PKK-leden.
Ja, inderdaad.
Dat wijst er toch op dat Öcalan zelf, als individu, deze ontwikkeling bepaalde? Daar lijkt toch sprake te zijn van een tegenstrijdigheid: de PKK en haar bondgenoten hebben zich ontwikkeld tot een beweging die een vorm van basisdemocratie zegt na te streven, maar dit streven naar democratie van onderop gebeurt eigenlijk op instructie van bovenaf?
Öcalan’s rol is zeker dominant. Instructie is misschien te hard gesteld, maar er is zeker sprake van motivatie. Maar kijk bijvoorbeeld naar de anarchistische beweging in Nederland waarin Domela Nieuwenhuis een dominante rol speelde en een duidelijke stempel drukte op de beweging. Maar tegelijkertijd waren er allerlei vormen van zelforganisatie. Daar bestaat een soort spanning tussen maar een dergelijke rol van een individu sluit het andere dus niet uit.
De PYD heeft geen organisatorische banden met de PKK maar je ziet duidelijk dat ze dezelfde ideologische inspiratie hebben en dezelfde kant op bewegen. Die twee organisaties delen een bepaald doel, hebben dezelfde politieke horizon en bewegen zo, ook zonder organisatorische banden, in dezelfde richting.
Dat gedeelde doel heeft verschillende namen. In zijn eerste verklaringen in de rechtbank heeft Öcalan het over een “democratische republiek”, tegenwoordig ligt de nadruk op iets dat “democratische autonomie” genoemd wordt, en beiden vallen onder de noemer van een derde term, “democratische beschaving”. Wat moet je je daar concreet bij voorstellen?
Ikzelf maak een onderscheid tussen democratische republiek, democratische autonomie en democratisch confederalisme. Democratische republiek is het project van een reconstructie van Turkije met als kernpunt een nieuwe grondwet waarin democratie en identiteit van elkaar losgekoppeld worden. In de huidige grondwet van Turkije zijn burgerrechten gekoppeld aan Turk-zijn, en deze identiteit wordt in zekere zin etnisch gedefinieerd. Democratische Republiek is de naam voor een republiek waarin die burgerrechten niet meer zijn voorbehouden aan een bepaalde etniciteit, waarin de band tussen demos en ethnos verbroken is.
Democratische autonomie is het neerleggen van de beslissingsmacht bij de mensen zelf om te kunnen beslissen over zaken die hen aangaan. Democratisch confederalisme is een administratieve structuur van lokale organen, raden, waarin deze macht geconcentreerd is. Dat zijn volgens mij de kernelementen. Democratische moderniteit of democratische beschaving is – zou ik zeggen – een overkoepelend begrip hiervoor.
En het streven is om over de bestaande grenzen heen de netwerken van democratisch confederalisme te vormen?
Ja, het gaat er vanuit dat democratische autonomie van onderop gevormd wordt door beslissingen te nemen en uit te voeren. Democratisch confederalisme houdt in dat dit soort beslissingen niet in isolatie van de ander genomen worden, het blijft niet beperkt tot lokale belangen en overwegingen. Lokale autonomie moet dus vorm krijgen in verbondenheid met de ander. Anders zou je terecht kunnen komen in een situatie waarin een gemeenschap alleen oog heeft voor zichzelf en de rest van de wereld eigenlijk genegeerd wordt.
In delen van Rojava wordt olie gevonden. Zonder die verbindingen zou je een dynamiek kunnen krijgen waarin de mensen die bij wijze van spreken bovenop de olie wonen zeggen; ‘die olie is van ons’, waardoor je weer een reproductie krijgt van ongelijke welvaart, ongelijkheid tussen regio’s. Maar bij iemand als Öcalan vind je eigenlijk weinig verwijzingen naar dit soort sociaaleconomische kwesties. Hij concentreert zich op kwesties van culturele rechten en vrijheden. Hij beargumenteert dat in de Koerdische gebieden sociale klassen nog niet zijn uitgekristalliseerd en er geen sprake is van klassenstrijd. Hoe realistisch is dat?
Er zijn wel sterke tegenstellingen, vooral met betrekking tot grond. Cizîrê, de grootste van de drie kantons van Rojava, is voornamelijk landbouwgebied. Als je kijkt naar zuidoost Turkije, (Noord-Koerdistan), dan is dat ook vooral landbouwgebied met slechts een paar pockets van industrie. In Iraans Koerdistan is de situatie vergelijkbaar. Zuid-Koerdistan, in Irak, is vooral een consumptie-economie die drijft op olie-export en de import van vrijwel alles wat nodig is.
Wat je vooral in zuidoost Turkije ziet is dat er zich een middenklasse ontwikkelt, en de sociale tegenstellingen en sociale strijd behoren op lokaal niveau in de steden tot de belangrijkste thema’s voor de beweging. Misschien kun je niet echt spreken van een arbeidersklasse omdat de economie zo weinig ontwikkeld is, maar er bestaat een onderklasse, en hoe verhoudt de beweging zich daartoe? Dat is een vraag die in de theorie niet erg nadrukkelijk aan bod komt. Het is wel zo dat vorig jaar in zuidoost Turkije een reeks bijeenkomsten plaatsvond over hoe een economie eruit zou moeten zien in democratische autonomie. Dus het heeft wel enige aandacht maar het valt de beweging makkelijker mensen te organiseren rond cultuur of bijvoorbeeld taal. Als Turkije bijvoorbeeld geen onderwijs in het Koerdisch biedt, kun je dat zelf organiseren. Dat verbiedt de Turkse staat dan misschien, maar in ieder geval zijn de tegenstellingen duidelijk. Maar de economie anders inrichten is veel moeilijker.
Wordt deze discussie niet ook moeilijker gemaakt omdat in de beweging vaak gesproken wordt in termen van Koerden tegen een vreemde macht? Omdat als je het hebt over de sociale kwestie en bijvoorbeeld tegenstellingen tussen boeren met weinig of geen land en grootgrondbezitters, dan heb je het over tegenstellingen binnen het Koerdische volk, of welke term je ook gebruiken wilt.
Het is in elk geval een kwestie die op het moment minder gethematiseerd wordt. De oude PKK zag zowel de sociale kwesties als de nationale bevrijding als centrale thema’s om mensen te organiseren. In democratische autonomie, in de huidige ideologie, heeft de nationale bevrijding niet langer de vorm van het creëren van een staat maar wordt ze nagestreefd als zelforganisatie. De sociale kwestie moet daar ook in betrokken worden, maar in een oorlogssituatie als tegenwoordig in Rojava ziet dat er natuurlijk heel anders uit dan in Noord-Koerdistan. In Rojava wordt de verdeling van energie, van levensmiddelen op het moment vanuit die structuren van democratisch confederalisme georganiseerd.
In het sociaal contract van Rojava wordt de grond tot gemeenschappelijk eigendom verklaard maar de grond van grootgrondbezitters is niet onteigend. Daarvoor wordt het argument gebruikt dat men geen dwang wil gebruiken, maar de sociale tegenstellingen laten toch – als deze zich verdiepen – geen alternatief toe?
Op het moment wordt de beweging in Rojava nog niet geconfronteerd met deze vraag. Veel grootgrondbezitters zijn gevlucht, maar het is nog maar de vraag wat er gebeurt als de oorlog voorbij is en deze grootgrondbezitters terugkomen. Ik denk dat er voor gekozen is om op dit moment terughoudend te zijn.
De oude PKK zag hun revolutie als een soort tweetrapsraket: eerst de nationale bevrijding en vorming van een Koerdische staat, en daarna de sociale bevrijding en gelijkwaardigheid. Werkt dat nu nog door in de manier waarop de sociale kwestie op het moment minder centraal staat?
Ik denk het niet. In principe zien ze de twee bevrijdingen als gelijktijdig maar ook als een proces dat nog niet volledig is. Voor de kwestie van gender geldt hetzelfde: mensen zeggen niet: “we gaan eerste democratische autonomie realiseren in culturele en taalkundige kwesties en de positie van vrouwen is een kwestie van later.” In plaats daarvan werkt men tegelijkertijd aan deze kwesties. In Rojava zijn er families die hun dochters thuis houden en niet naar school laten gaan. Daar wordt niet ingegrepen met dwang om die dochters naar school te sturen, er wordt met de familie in gesprek gegaan, gepoogd hen te overreden. De bevrijding is er niet opeens, het is een voortdurend proces.
In het geval van die conservatieve families zou het waarschijnlijk ook contraproductief kunnen zijn als de beweging met dwang van bovenaf dat soort culturele gewoontes zou willen afschaffen.
Maar dat geldt ook voor de kwestie van grond, en wie daar eigenaar van is, dat is ook cultuur.
Maar in het geval van grond bestaat er een duidelijke tegenstelling tussen de belangen van grootgrondbezitters en landloze boeren, dwang wordt dan onvermijdelijk.
Ja, inderdaad. Maar speculerend: op het moment dat er een sterke beweging van boeren zou zijn om grond toe te eigenen, zal de PKK of de PYD dat niet zo snel tegenhouden denk ik. Als die grootgrondbezitters na jaren van oorlog terugkomen en hun grond terugeisen, zullen de mensen die daar al jaren op gewerkt hebben daar allicht niet zo snel aan toe willen geven. Ik denk dat er door de dagelijkse realiteit dus een proces van toe-eigening plaats zal vinden, maar dat staat niet vast.
In de context van Rojava kun je ook moeilijk van de PYD verwachten dat ze al haar kaarten op tafel legt.
Klopt, maar de principes van de PYD zijn erg duidelijk.
Er spreekt ook een bepaalde opvatting van revolutie uit. Het is niet meer de oude opvatting van de PKK van “we grijpen de macht en verkondigen dan de maatregelen die socialisme brengen”, in plaats daarvan is revolutie een proces van bewustwording maar ook van ideologisch richting geven. De PKK zegt nu niet langer de “voorhoedepartij” te zijn, maar wel de katalysator en de ideologische inspiratie. Dus de PKK/PYD streeft er wel naar die democratische structuren, door overreding, te vullen met de eigen ideologie.
Dat denk ik wel. Vandaar ook die sterke nadruk in de beweging op ideologische vorming.
Een van de kernelementen in die ideologie is vrouwenbevrijding. Maar zoals je net al aanstipte bestaan er ook sterke patriarchale tradities in het gebied. Waar komt dan die nadruk op vrouwenbevrijding vandaan?
Ook hier speelt Öcalan een niet te verwaarlozen rol door deze kwestie in de organisatie aan de orde te stellen. Maar het begon niet met hem. In de vroege PKK speelden vrouwen een belangrijke rol, misschien niet getalsmatig maar ze waren er, ze speelden een rol en dat was een verschil met andere linkse partijen waarin je niet zoals bij de PKK vrouwen in leidende posities zag. Dus die rol van vrouwen was er al, en de aandacht voor vrouwenbevrijding is verder toegenomen. Vanaf het begin ging de strijd van de PKK gepaard met de groei van de ruimte waarin vrouwen een sociale en politieke rol konden spelen naarmate de PKK groeide. Öcalan heeft een rol gespeeld door vrouwenbevrijding in de partij naar voren te brengen. Maar tegelijkertijd wordt zijn naam gebruikt door vrouwen in de PKK. In 2003, 2004 had je een interne strijd in de PKK en toen is op een gegeven moment in het bestuur de beslissing genomen om de vrouwenbeweging ondergeschikt te maken aan het PKK-bestuur. Daar was de vrouwenbeweging hevig tegenstander van en ze beriep zich op het gedachtegoed van Öcalan, de leider, om te beargumenteren dat ze autonoom zijn en geen rekenschap hoeven af te leggen aan het PKK-bestuur. Deze strijd hebben ze toen gewonnen. Dus de verklaringen van Öcalan worden ook gebruikt door de leden om een zekere autonomie voor zichzelf te bevechten.
De PKK heeft een specifieke opvatting van vrouwenbevrijding. Ze refereren weinig aan andere feministische denksters of stromingen. Ze neigt ernaar te denken in een tweedeling van vrouwen en mannen en deze prioriteit te geven boven andere tegenstellingen.
Dat klopt, maar dat is een poging om een bepaald subject te formuleren, de tegenstelling kolonisator-gekoloniseerde vormt een tegenstelling waarmee je een groep kunt vormen, de sociale kwestie is er ook een maar deze krijgt te laatste tijd minder aandacht, de tegenstelling man-vrouw, de genderkwestie, is een andere. Je ziet dat er gelijktijdig verschillende strijdtonelen zijn en er wordt gepoogd een politiek te formuleren die dit erkent, en niet probeert de ene strijd uit te stellen tot na de andere.
Maar in de PKK-teksten wordt juist gesproken over “de” vrouw, terwijl een inzicht van de feministische beweging is dat er niet een enkele, homogene categorie van “de vrouw” bestaat, vrouwen zijn verdeeld naar nationaliteit, seksuele identiteit, klasse etc.
Ik denk dat de vrouwenstrijd sterk op het niveau van politiek en ideologie wordt geformuleerd en zich afspeelt langs lijnen die gedeeltelijk het gevolg zijn van de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen en gedeeltelijk van de culturele en religieuze opvattingen over de rollen van mannen en vrouwen. De discussies over hoe dat strijdtoneel te vormen worden ook gevolgd door mensen die dicht bij de beweging staan, maar ik weet niet of dat een weerslag vindt in de partij. Maar niet alle discussie vindt plaats in de partij. Discussie over linkse politiek komt vaak ook van mensen die geen lid zijn van partijen of organisaties, je ziet ook bij de PKK dat mensen actief zijn op een bepaald vlak en daarover discussies hebben buiten de partij.
Heeft de PKK aandacht voor dat soort discussies?
Ze vertrouwen erg op hun eigen vorming en ideologie. Tegelijkertijd zie je als je in de regio boekwinkels binnenloopt die dicht bij de beweging staan en die boeken van lokale uitgeverijen verkopen, daar van alles tussen staat. Dan moet je denken aan Wallerstein, Chomsky maar ook Adorno of Gramsci worden vertaald. Wat ik interessant vond was de brief van Suphi Nejat Agirnasli, iemand die lid zou zijn van de Turkse MLKP en die als vrijwilliger in de verdediging van Rojava is gesneuveld. Hij verwees naar verschillende linkse feministen, iets wat je misschien niet zo snel zou verwachten bij iemand die lid was van een maoïstische organisatie als de MLKP. En onlangs werd in Hamburg door zeg maar het umfeld van de PKK een conferentie georganiseerd waar uiteenlopende linkse denkers als John Holloway en David Harvey werden uitgenodigd.
Leidt de betrokkenheid van linkse Turkse groepen bij Rojava ook tot veranderingen binnen Turks links?
Ik weet niet hoe significant dit is, van groter belang is de ontwikkeling van de legale Koerdische, linkse HDP en in hoeverre deze aanhang weet te verwerven in het westen van Turkije. De legale Koerdische partijen hebben altijd geprobeerd allianties te sluiten met Turks links. Ze hebben vaak gezamenlijk deelgenomen aan verkiezingen, maar die partijen zijn altijd klein gebleven. Wat ze nu proberen is een nieuwe partijstructuur op te bouwen die ook linkse Turken kan aanspreken en breder is dan de bestaande, kleine radicale groepen. Als ze daar in slagen, is er een kans op een politieke kanteling.
In de laatste maanden trok Rojava veel aandacht. Maar dit experiment is mogelijk gemaakt door de burgeroorlog in Syrië. De PYD wordt verweten het op een akkoordje gegooid te hebben met het Assad-regime: het regime trekt zijn troepen terug, de PYD opent niet een nieuw front en hierdoor ontstond voor Assad en de Koerden een soort win-win situatie.
Het is natuurlijk ook zo dat men sinds 2005 werkt aan het idee van democratische autonomie, ook in Turkije worden dat soort structuren gevormd en in Iran wordt nu gepoogd te beginnen met hetzelfde. Maar in Rojava kon dat een heel andere vorm aannemen, inderdaad onder andere als gevolg van die oorlog, men werkt aan hetzelfde programma en probeert dat tot uiting laten komen binnen de bestaande krachtsverhoudingen. De burgeroorlog in Syrië bood kansen om het project te ontplooien maar je kunt niet zeggen dat ze dit zo gewild hebben. De PYD verklaarde vanaf het begin tegenstander te zijn van een gewapende opstand tegen Assad. De PYD verbond zich aan vreedzame protesten, maar toen de gewapende strijd uitbrak en het risico ontstond dat het Vrije Syrische Leger of jihadisten Rojava binnen zouden trekken heeft men zichzelf razend snel bewapend.
Nu stelt de PYD dat de YPG en de YPJ geen partijmilities zijn, maar dat het de verdedigingskrachten van Rojava zijn. Andere Koerdische organisaties reageren nogal schamper op die claim. Zij beschouwen die groepen als de partijmilitie van de PYD.
Het klopt dat de strijdkrachten ideologisch nauw verwant zijn aan de PYD, maar er zijn ook groepen actief in de YPG/YPJ die niet noodzakelijk PYD-lid zijn, zoals de Arabische of christelijke eenheden. Het was denk ik wel uitermate verstandig van de PYD om het aantal milities in het gebied te willen beperken. En naast de YPG/YPJ heb je in de commandostructuur ook lokale milities die hun eigen woonplaats verdedigen, maar die dus niet mobiel zijn, die niet naar andere gebieden gestuurd worden. Maar er zijn duidelijk tegenstellingen tussen enerzijds de PYD en andere kant de Syrische partijen die verbonden zijn aan de Iraakse Koerdische Democratische Partij (KDP) van premier Barzani, en in wat minder mate met de Patriottische Unie van Koerdistan uit Irak. Die hebben een heel andere visie op de toekomst, op machtsvorming en de ontwikkeling van Koerdisch zelfbestuur. Die partijen zijn veel conservatiever.
Er bestaan ook scherpe tegenstellingen tussen de PYD en, om het versimpeld uit te drukken, de Arabische oppositie tegen Assad. De PYD was nooit voorstander van gewapende strijd tegen Assad, maar dit was geen vrije keuze van de oppositie, het was zelfverdediging. De PYD wordt verweten het Assad-regime in de kaart gespeeld te hebben door hen niet alleen een nieuw front bespaard te hebben maar door binnen Rojava anti-Assad protesten de kop ingedrukt te hebben, er zijn mensen gedood door de YPG bij het neerslaan van protesten. Hoe denk jij dat die relatie zich zal ontwikkelen?
Op lokaal niveau zie je wel enige samenwerking, sommige Arabische stammen hebben zich aangesloten bij de strijd van de PYD. Met de politiek georganiseerde oppositie als het VSL is de relatie veel moeilijker, ook al wordt met delen van het VSL wel samengewerkt. Binnen de Arabische oppositie zijn jihadistische groepen heel sterk geworden en hun wereldbeeld is onverenigbaar met dat van de PYD.
Naast verwijten van autoritair optreden, zijn er meer beschuldigingen van het schenden van mensenrechten door de YPG, recent werd er bijvoorbeeld bericht dat ze in enige dorpen de Arabische bewoners verjaagd zou hebben onder het mom van de strijd tegen Islamitische Staat.
PYD staat voor een Rojava dat uitdrukking is van etnische en culturele diversiteit. In Efrin wonen bijvoorbeeld ook Alevieten, en daar is de co-presidente een Alevietische vrouw, in Cizire wonen veel Arabieren en daar is een van de co-presidenten een Arabier. Hetzelfde patroon zie je ook lokaal. Een belangrijk verschil tussen de PYD en de bondgenoten van de KDP is hun opstelling ten opzichte van Arabieren in Rojava. De KDP-stroming zegt: die Arabieren zijn hier in het verleden naar toe gehaald door het Syrische Baath-regime als deel van een politiek van Arabisering en, ook al is dit ondertussen generaties geleden, die mensen moeten weg. De PYD zegt dat de huidige bewoners allemaal betrokken moeten zijn bij het opbouwen van een nieuwe samenleving.
De verdediging van Kobani was een succes, gedeeltelijk door de hulp van het Westen, met de luchtaanvallen van de Verenigde Staten voorop. De PYD wordt nu verweten zich tot verlengstuk van het Westen gemaakt te hebben, hoe reageer jij op dat verwijt?
Die kritiek komt voort uit het streven naar ideologische zuiverheid. Dergelijke zuiverheid is makkelijker te bewaren als je niet zelf bij de strijd betrokken bent. Ben je dat wel, dan moet je je bewegen in een krachtenveld waar je niet zelf voor gekozen hebt en daarin keuzes maken. En er waren niet veel andere opties dan de VS onder druk te zetten om IS te bombarderen. En dat heeft men op een heel slimme manier gedaan. De VS stond niet te popelen om in te grijpen. Nog korte tijd voor de bombardementen verklaarde het Witte Huis Kobani niet te zien als van strategisch belang. Dat ze toch zijn gaan bombarderen, en steeds intensiever, is omdat de PYD in zekere zin de verdediging van Kobani strategisch belangrijk heeft gemaakt omdat als de stad zou vallen dat een morele klap zou zijn geweest die ook terug zou zijn geslagen op de VS en tegelijkertijd een nieuwe opsteker zou zijn geweest voor IS. Je zou bijna kunnen zeggen dat de Koerden dit ingrijpen hebben afgedwongen, er waren niet veel andere opties. Een van de verdedigers twitterde vanuit Kobani dat als internationaal links een luchtmacht had gehad, ze deze wel om hulp hadden gevraagd.
Maar ook als je erkent dat de PYD geen andere keuze had, kun je je afvragen of ze nu niet, tegen haar wil in, afhankelijk geworden is van de VS.
Maar ik zie die afhankelijkheid niet. Misschien zijn er afspraken waar we niks vanaf weten, maar de PYD heeft zich niet alleen weten te handhaven, ze staan nu sterker dan eerst. Kobani is een symbool geworden van hun succes.
Maar in de toekomst zal de VS zich waarschijnlijk tegen het project van Rojava keren als de PYD bijvoorbeeld volhoudt dat grondstoffen als olie gemeenschappelijk bezit moeten zijn.
Die kans is groot, maar je kunt ook wel vraagtekens hebben bij de invloed die de VS in de toekomst nog zal hebben in de regio. Sinds 2003 en de invasie van Irak is het bergafwaarts gegaan met de invloed van de VS daar. Lokale mogendheden als Turkije, Iran, Qatar en Saudi-Arabië spelen een veel belangrijkere rol in de dynamiek dan voorheen. De VS is nog steeds een machtsfactor maar niet meer zo sterk als vroeger.
Op het moment is vooral Turkije de vijand van de Koerdische beweging.
Turkije probeert uit alle macht de PKK en de PYD te marginaliseren, zonder succes. Maar de relatie van de Turkse staat met de regeringspartijen in Zuid-Koerdistan, Noord-Irak, is een heel andere zaak. Dat was lange tijd een goede relatie maar die heeft recent averij opgelopen. Toen Erbil in Noord-Irak het risico liep in handen te vallen van IS, vroeg Barzani Turkije om hulp maar kreeg nul op rekest.
De PYD verwijt Turkije ook actief steun te geven aan groepen als IS en Jabhat al-Nusra. Hoe geloofwaardig zijn die beschuldigingen?
Ik denk dat er reden genoeg is om daar geloof aan te hechten. Er zijn vele aanwijzingen dat Turkije indirecte en directe steun heeft gegeven aan jihadistische groepen. Zo is er videomateriaal waarop te zien is hoe langs de grens, in door jihadisten gecontroleerd gebied, strijders contact hebben met het Turkse leger. De Turkse geheime dienst MIT is verder betrokken geweest bij de levering van wapens. Er zijn legio voorbeelden te noemen. Onlangs kwam uit dat bij de inname van een Armeens stadje in Noord-Syrië, Kassab, Turkije artilleriesteun gaf aan de jihadistische aanvallers. In Ankara kwamen leiders van jihadistische groeperingen ongehinderd bij elkaar, jihadisten werden verzorgd in Turkse ziekenhuizen en ga zo maar door.
Is dit een initiatief van wat in Turkije de “diepe staat” (netwerken van extreem rechts in het staatsapparaat) wordt genoemd, of gaat dit helemaal tot Erdogan?
Ik denk dat dit tot op regeringsniveau besloten wordt. Het buitenlandbeleid ontwikkelt onder de AKP het zogenoemde neo-Ottomanisme dat is gebaseerd op soennitische identiteitspolitiek, op het steunen van soennitische groepen in Syrië en Irak. Qatar en Saudi-Arabië proberen ook de soennitische kaart te spelen, net zoals Egypte onder Morsi dat probeerde. Toen de PYD opkwam heeft Turkije tevergeefs geprobeerd hen met behulp van soennitische groepen de kop in te drukken.
De Turkse staat speelt met vuur door dergelijke groepen te steunen en IS heeft al verschillende malen gedreigd Turkije aan te vallen als het van houding verandert. Veel IS-strijders hebben een Turkse achtergrond, die kunnen in de toekomst in Turkije zelf een gevaar vormen, te meer omdat de steun voor IS binnen Turkije gegroeid is.
Enige tijd geleden verklaarde het Assad-regime geen bezwaar te hebben tegen Koerdische vlaggen, een symbolische breuk met de Arabisch nationalistische Baath-ideologie. Is dat een voorproefje van de toekomst, van een autonome Koerdische regio in Syrië?
De Koerdische autonomie is ondertussen al werkelijkheid geworden en ook als het Assad-regime zich er wel tegen zou keren vraag ik me af hoeveel effect dat nog zal hebben.
Afgelopen weken zijn er verschillende keren vrij hevige gevechten geweest tussen YPG/YPJ en het Syrische regeringsleger. Is er een kans dat dit uitloopt op daadwerkelijke oorlog tussen de twee?
Dat valt moeilijk te zeggen, maar Assad heeft daar geen belang bij, verzwakt als zijn regime is heeft hij juist belang bij een vergelijk. En de PYD heeft ook geen belang bij een confrontatie, die hebben hun handen al vol aan IS en al-Nusra. Maar de huidige situatie staat onder grote druk, die kan niet zo blijven.
Dit interview verscheen oorspronkelijk op Actie voor Rojava.