“Cultuur redt de wereld” schrijft Marc Reynebeau in De Standaard, en hij voegt er terecht aan toe: “maar altijd slechts voor eventjes”. Nu het materialistische geloof in de “onzichtbare hand” (markt, neoliberalisme) door de mand valt, keert het geloof weer terug. Tot zover Reynebeau die cultuur hier opvat als “gestolde traditie” waarin “onze normen en waarden” eindeloos gereciteerd worden “als waren ze de geloofsbelijdenis uit de zondagmis”.
Geloof, een onderdeel van de cultuur, is een “mentale nooduitgang uit de existentiële absurditeit” waarin we leven. En daarom geloven we ook in de volksverlakkerij van de autoritaire populisten en aanverwanten. Dat de kunst als onderdeel van de cultuur, een opbeurende, heilzame, ja verlossende functie zou uitoefenen op het maatschappelijke leven, is een idee dat afkomstig is uit de romantiek, een periode die haar bloeitijd kende rond 1800 en, in de nasleep van de revolutie in Frankrijk, reageerde op het rationalisme van de Verlichting.
De verheffing van de kunst, van het genieten en het beoefenen ervan, nam langzaam de plaats in van het tanende geloof in de gevestigde kerken en hun dogma’s. Kunst zou het menselijk gemoed vervolmaken. Een mooie gedachte. Zij werd verondersteld een wapen tegen wat Max Weber later in het Duits de Entzauberung, de “onttovering” van de oude wereld door de nieuwe moderne, op nuttigheid en rationaliteit stoelende wereld heeft genoemd.
Een aantal intelligente, passievolle en in het algemeen niet noodlijdende jongeren kwamen rond de vorige eeuwwisseling in opstand tegen dit opkomend nuttigheidsdenken, tegen het gebrek aan fantasie van het burgerlijke filisterdom. Fantasie en verbeelding moesten heersen in de nieuwe kunst en de romantiek theoretiseerde deze opvatting.
Zo schreef Novalis (1772-1801): “Wanneer ik het alledaagse een hogere betekenis, het gewone een geheimzinnig uitzicht, het bekende de waarde van het onbekende, het eindige een oneindige schijn geef, dan romantiseer ik het.”
In deze formulering speurt men de religieuze ondertoon van de romantiek, een ondertoon die het kenmerk is geworden van de kunstliefhebberij tot vandaag toe. We leven immers nog steeds in een maatschappij waar nuttigheid (winst) de plak zwaait en ruilwaarde alles doet om de gebruikswaarde uit de wereld te bannen. Dit aspect van de romantiek is nog steeds actief in een wereld onderworpen aan de heerschappij van de bourgeoisie. De maatschappelijke omstandigheden sinds de romantiek zijn nog steeds aanwezig en dit sterker dan ooit.
De oude geloofsvormen gaan achteruit en de welopgevoede, beschaafde goegemeente vindt soelaas in het hogere dat belichaamd wordt door de kunsten. Om Marx over de godsdienst te parafraseren: de kunst is de ziel van een zielloze wereld geworden. Maar welke illusies de kunstenaar ook mag koesteren, het nuttigheidsdenken, het winstprincipe krijgt steeds meer greep op het kunstbedrijf. Er wordt gespeculeerd in schilderijen, romans zijn al bestsellers voor ze geschreven zijn, design dient de markt en cultuur wordt beheerd door lieden die zich kunstondernemers noemen. De heer Huts van de Katoennatie is het model van de filister die zichzelf (ondermeer) waardeert als kunstkoper.
In het zog van de verkiezing van het sociale misbaksel Donald Trump, en de algemene opgang van het autoritaire populisme, hebben een schare kunstenaars de gitaar of andere instrumenten opgenomen om tegen de politieke verloedering te strijden. De democratie is in gevaar.
Maar verdedigt men de waarachtige democratie als men oproept voor Hillary Clinton te stemmen? Het gaat in dit verzet niet om radicaal ingrijpen in de heersende structuren maar om het aanvaarden van het systeem dat stoelt op de productie van koopwaren en dus op de loonarbeid en dus op uitbuiting. Zelfs de sociaaldemocraten komen niet meer op voor doeltreffende sociale democratie zonder welke democratie niet denkbaar is.
Er leeft nog steeds onder kunstenaars en kunstliefhebbers de idee dat wat mooi is, goed is en wat goed is, mooi is, zoals Plato beweerde. Maar de kunst heeft, ten gevolge van haar maatschappelijke ondergeschikt zijn, weinig politieke macht. En als ze het heeft dan doet zij ons huiveren: het fascisme was een meester in het esthetiseren van de politiek, meer bepaald in het verkitschen van de politiek. Dat is ook wat Trump en C° op hun terrein doen: een ideologische verkitsching. We voelen ons goed als we horen wat we in onze kortzichtigheid willen horen.
Maar natuurlijk hebben de kunstenaars gelijk om voort te doen. Alle beetjes helpen maar veel is niet genoeg.