We publiceren hieronder de analyse die Michael Löwy maakte van de pauselijke encycliek Laudato Si, rond de ecologische problematiek. Toch willen wij opmerken dat deze encycliek weliswaar een breuk met het bestaande vooropstelt, maar deze breuk ook gedeeltelijk reactionair is. Zo worden in de tekst opnieuw abortus en homoseksualiteit veroordeeld als zijnde “in strijd met het respect voor de natuur en het leven”. De encycliek kan dan ook niet enkel als een positieve stap van de kerk worden gezien.(SAP-Web)
De ‘ecologische encycliek’ van paus Franciscus is – of je er nu religieus, ethisch, sociaal of politiek naar kijkt – een gebeurtenis van zeer groot belang. Gezien de enorme wereldwijde invloed van de katholieke kerk, is dit een cruciale bijdrage aan de ontwikkeling van een kritisch ecologisch bewustzijn. De encycliek is met enthousiasme ontvangen door de echte verdedigers van het milieu. Bij religieuze conservatieven, vertegenwoordigers van het kapitaal en bij ideologen van een ‘markt ecologie’ heeft het geleid tot een ongemakkelijk gevoel en tot verwerping. Het document is rijk en complex en stelt een nieuwe interpretatie voor van de joods-christelijke traditie, een breuk met de “Prometheus droom van overheersing over de wereld” en een diepgaande radicale overdenking van de oorzaken van de ecologische crisis. Veel aspecten van de bevrijdingstheologie, vooral die van de eco-theoloog Leonardo Boff, zien we hier terug als inspiratiebron, vooral het onlosmakelijke verband tussen de ‘schreeuw van de aarde’ en de ‘schreeuw van de armen’.
In de volgende korte aantekeningen wil ik de nadruk leggen op het aspect van de encycliek dat het verzet verklaart vanuit het economische establishment en de media: haar anti-systeem karakter.
Voor paus Franciscus zijn ecologische rampen en klimaatverandering niet louter en alleen het resultaat van individueel gedrag, hoewel dat een rol speelt. Zij zijn het gevolg van het huidige model van productie en consumptie. Bergoglio is geen marxist en het woord ‘kapitalisme’ komt niet voor in de encycliek. Maar het is geheel duidelijk dat voor hem de dramatische ecologische problemen van onze tijd het resultaat zijn van “de machinerie van de huidige geglobaliseerde economie”, een machinerie die een globaal systeem vormt, “een systeem van commerciële relaties en eigendomsverhoudingen dat structureel pervers is”.
Wat zijn voor Franciscus deze “structureel perverse” kenmerken? Het gaat in de eerste plaats om de kenmerken van een systeem waarin “de beperkte belangen van de zakenwereld” en “een twijfelachtige economische gedachtegang” voorop staan, een instrumentele logica die alleen een maximalisering van de winst als doel heeft. Maar “het principe van de winstmaximalisatie, dat dikwijls los wordt gezien van andere overwegingen, weerspiegelt een misvatting van een juist begrip van de economie. Zolang de productie maar toeneemt, is er weinig aandacht voor de kosten van toekomstige hulpbronnen of voor de gezondheid van de omgeving.” Deze misvorming, deze ethische en sociale perversiteit, is niet uniek voor een bepaald land, maar is – in de woorden van de paus – het product van “een globaal systeem waarin prioriteit wordt gegeven aan speculatie en het najagen van financieel gewin, die de omgeving niet in aanmerking nemen, laat staan de gevolgen voor menselijke waardigheid en de natuurlijke omgeving. Hier zien we hoe de aantasting van het milieu en menselijke en ethische vernedering nauw met elkaar samenhangen.”
Andere kenmerken van de perversiteit van het systeem betekenen: een obsessie met ongelimiteerde groei, consumentisme, technocratie, de totale overheersing van de financiële wereld en de vergoddelijking van de markt. De destructieve logica van het systeem reduceert alles tot de markt en tot “financiële berekening van kosten en baten”. Toch weten we dat “het milieu een van die goederen is die niet adequaat beschermd of verbeterd kunnen worden door marktkrachten”. De markt is niet in staat om rekening te houden met kwalitatieve, ethische, sociale, menselijke of natuurlijke waarden; met andere woorden, met “waarden die onberekenbaar zijn”.
Zoals duidelijk werd in de recente bankencrisis, is de “absolute” macht van het speculatieve financiële kapitaal een essentieel onderdeel van het systeem. Het commentaar van de encycliek hierop is kortaf en demystificerend: “Het redden van banken ten koste van alles en het publiek de prijs laten betalen, voordat er een ferm besluit wordt genomen om het hele systeem te bekijken en te hervormen, bevestigt alleen maar de absolute macht van een financieel systeem, een macht zonder toekomst en dat zal alleen maar tot nieuwe crises leiden na een langzaam, kostbaar en slechts oppervlakkig herstel. De financiële crisis van 2007-2008 schiep een mogelijkheid om een nieuwe economie te ontwikkelen, met meer aandacht voor ethische principes en met nieuwe manieren om speculatieve financiële praktijken en virtuele rijkdommen te reguleren. Maar het antwoord op de crisis behelsde niet het nadenken over de verouderde criteria die de wereld blijven beheersen.”
Deze perverse dynamiek van het globale systeem dat “nog steeds de wereld regeert” is er de oorzaak van dat alle wereldtoppen over het milieu op een mislukking zijn uitgelopen: “Er zijn teveel bijzondere belangen en economische belangen die ertoe leiden dat het algemene belang wordt afgetroefd en dat informatie wordt gemanipuleerd, zodat haar eigen plannen niet geraakt worden.” Zolang de belangen van machtige economische groepen blijven overheersen, “is het meeste dat we kunnen verwachten een oppervlakkige retoriek, sporadische filantropische handelingen en vluchtige noodgedwongen uitingen van zorg over het milieu, terwijl alle werkelijke pogingen van groepen in de samenleving om veranderingen in gang te zetten gezien worden als hinderlijk en gebaseerd op romantische illusies of als obstakels die je moet zien te omzeilen.”
In deze context ontwikkelt de encycliek een radicale kritiek op de onverantwoordelijkheid van “de verantwoordelijken”, de heersende elites en de oligarchen die er belang bij hebben om het systeem in stand te houden, ook wat betreft de ecologische crisis: “Velen van degenen die meer bezitten en die economische of politieke macht hebben, lijken er vooral in geïnteresseerd om de problemen te maskeren en de verschijnselen te verstoppen, door eenvoudigweg te proberen om enkele van de negatieve gevolgen van klimaatverandering te beperken. Maar veel van deze symptomen laten zien dat de gevolgen erger zullen worden als we doorgaan met het huidige model van productie en consumptie.”
Als zij geconfronteerd worden met het dramatische proces van de vernietiging van het planetaire ecologische evenwicht en met de ongekende bedreiging van de klimaatverandering, wat stellen de regeringen of hun internationale vertegenwoordigers (IMF, Wereldbank, etc.) dan voor? Hun voorstel is dan het zeer pretentieuze idee van ‘houdbare ontwikkeling’ (sustainable development), een begrip dat steeds minder betekenis heeft gekregen, een echte flatus vocis, zoals de Middeleeuwse geleerden zouden zeggen. Franciscus heeft geen illusies in een dergelijke technocratische mystificatie: “het gepraat over houdbare ontwikkeling wordt meestal een manier om de aandacht af te leiden en met smoesjes op de proppen te komen. Het absorbeert de taal en de waarden van de ecologie in de categorieën van de financiers en de technocratie, en de sociale en ecologische verantwoordelijkheid van het zakenleven komt meestal niet verder dan een serie marketingmaatregelen, die hun imago moeten opvijzelen.”
De concrete methoden van de technocratisch-financiële oligarchie, zoals bijvoorbeeld de zogeheten ‘emissiemarkten’, zijn volkomen inefficiënt. De snijdende kritiek van paus Franciscus op deze valse oplossing is een van de belangrijkste argumenten uit de encycliek. Bergoglio citeert een resolutie van de bisschoppenconferentie van Bolivia en hij schrijft: “De strategie van het kopen en verkopen van ‘emissierechten’ kan leiden tot een nieuwe vorm van speculatie, die niet zal helpen bij het verminderen van de wereldwijde uitstoot van giftige gassen. Dit systeem lijkt een snelle en gemakkelijke oplossing te bieden, verpakt als een zekere zorg voor het milieu, maar het leidt op geen enkele manier tot de radicale verandering die er onder de huidige omstandigheden noodzakelijk is. Het kan eerder een manoeuvre zijn, die het mogelijk maakt om de excessieve consumptie van sommige landen en sectoren juist in stand te houden.”
Passages als deze verklaren het gebrek aan enthousiasme voor Laudato Si in ‘officiële’ kringen en bij de voorstanders van een ‘markt ecologie’(of een ‘groen kapitalisme’). Franciscus legt steeds een verband tussen de kwestie van het milieu en de sociale kwestie en hij benadrukt de noodzaak van radicale maatregelen en diepgaande veranderingen om deze dubbele uitdaging aan te kunnen. Het belangrijkste obstakel hier is het ‘perverse’ karakter van het systeem: “dezelfde instelling die in de weg staat bij het maken van radicale beslissingen om de trend van de globale opwarming van de aarde te keren, staat ook in de weg bij het bereiken van het doel van het opheffen van de armoede.”
Het is interessant dat de paus Naomi Klein uitnodigde om in juni 2015 in Rome te spreken op een conferentie over Laudato Si. Het is waarschijnlijk de eerste keer dat een ‘seculaire joodse feministe’, zoals zij in de officiële kerkelijke pers werd aangekondigd, uitgenodigd werd voor een discussie in het Vaticaan. Klein gaf als commentaar op het belang van de encycliek: “Als een van de oudste en meest traditie-gebonden instellingen van de wereld haar leer en haar praktijken zo radicaal en zo snel kan veranderen als Franciscus nu probeert te doen, dan kunnen zeker allerlei nieuwere en meer elastische instellingen ook veranderen.”
Hoewel de diagnose van Laudato Si van de ecologische crisis indrukwekkend helder en coherent is, zijn de acties die de encycliek voorstelt een stuk beperkter. Het is waar dat veel van de suggesties nuttig en noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld het aanmoedigen van “nieuwe vormen van samenwerking en gemeenschapsorganisatie … om de belangen van kleine producenten te verdedigen en om locale ecosystemen te behoeden voor vernietiging.” Het is ook van groot belang dat de encycliek de noodzaak erkent om in de meer ontwikkelde landen “de groei te beperken door daar redelijke grenzen aan te stellen en zelfs door op onze stappen terug te keren voordat het te laat is.” Of, met andere woorden, “de tijd is gekomen om verminderde groei te accepteren in sommige delen van de wereld, om daarmee hulpbronnen beschikbaar te houden voor andere plaatsen om daar een gezonde groei te bevorderen.”
Maar het zijn juist die “drastische maatregelen” die nu ontbreken, zoals Naomi Klein aangeeft in haar laatste boek This Changes Everything. Zij roept op om te breken met fossiele brandstoffen (kolen, olie) voordat het te laat is en om die in de grond te laten zitten. Het is moeilijk om je een transitie voor te stellen die de huidige perverse structuren van productie en consumptie achter zich laat, zonder anti-establishment initiatieven die het private eigendom ter discussie stellen, met als voorbeeld de fossiele brandstof multinationals als Shell, BP, Total, etc. Het is waar dat de paus spreekt van “bredere strategieën om de neergang van het milieu te stoppen en om een ‘zorgcultuur’ aan te moedigen waar de hele maatschappij van doordrongen raakt”, maar dit strategisch aspect wordt niet erg uitgewerkt in de encycliek.
Bergoglio begrijpt dat “het huidige wereldsysteem onhoudbaar is geworden” en hij kijkt naar een globaal alternatief, wat hij ‘ecologische cultuur’ noemt. Daarbij gaat het om een verandering die “niet beperkt kan worden tot een reeks urgente deelantwoorden op de onmiddellijke problemen van vervuiling, vernietiging van het milieu en het verkwisten van natuurlijke hulpbronnen. Er is een nieuwe bepaalde manier van kijken naar dingen nodig, een manier van denken, politiek, een onderwijsprogramma, een manier van leven en een spiritualiteit, die samen verzet kunnen bieden tegen de aanvallen van het technocratische paradigma.” Maar er zijn weinig tekenen van een nieuwe economie, een nieuwe maatschappij die corresponderen met deze ecologische cultuur. Wij vragen de paus niet om het ecosocialisme te omarmen, maar zijn toekomstalternatief blijft erg abstract.
Paus Franciscus is het ermee eens om “vooral te kiezen voor de armen” zoals in de Latijns-Amerikaanse kerken. De encycliek stelt het duidelijk, als een noodzakelijke keuze op wereldschaal: “In de huidige toestand van de maatschappij wereldwijd, waar onrechtvaardigheid overheerst en waar in toenemende mate mensen verstoken zijn van basale mensenrechten en als waardeloos worden gezien, wordt het principe van gemeenschappelijk bezit onmiddellijk, logisch en onvermijdelijk een oproep tot solidariteit en een voorkeursoptie voor de armsten onder onze broeders en zusters.”
Maar in de encycliek komen die armen niet naar voren als voorvechters van hun eigen bevrijding, wat het belangrijkste onderdeel is van de bevrijdingstheologie. De strijd van de armen, de boeren, de inheemse bevolking in hun verdediging van bossen, water en land tegen multinationals en agro-business, is in hoge mate afwezig in Laudato Si. Franciscus organiseerde onlangs een bijeenkomst – de eerste in de duizendjarige geschiedenis van de katholieke kerk – met sociale bewegingen, een gebeurtenis van historisch belang. Toch wordt er in de encycliek nauwelijks gerefereerd aan de sociale bewegingen die de belangrijkste strijd leveren tegen de klimaatverandering, zoals Via Campesina, Klimaat Rechtvaardigheid en het Wereld Sociaal Forum.
Het is natuurlijk, zoals Bergoglio aangeeft in de encycliek, niet de taak van de kerk om politieke partijen te vervangen en een programma voor sociale verandering aan te geven. Met haar anti-systeem analyse van de crisis en met het leggen van de onafscheidelijke verbinding tussen de sociale kwestie en de verdediging van het leefklimaat, is Laudato Si van onschatbare waarde voor de ideeën en acties die nodig zijn om de natuur en de mensheid voor een catastrofe te behoeden.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Monthly Review december 2015. Nederlandse vertaling: Rob Gerretsen.