In maart 1965 zette de Marokkaanse overheid pantserwagens en mitrailleurs in om scholierenprotesten tegen inperking van de toegang tot onderwijs de kop in te drukken. Bij de protesten hadden zich ook werklozen en bewoners van sloppenwijken aangesloten.
23 maart werd een bloedige dag, vooral in Casablanca: men spreekt van duizend doden, waarvan velen werden begraven in massagraven. Op 30 maart verklaarde koning Hassan: ‘Er is geen groter gevaar voor de staat dan de zogenaamde intellectuelen. Het was beter geweest als jullie analfabeet waren’. De macht toonde zijn ware gezicht; dat van een dictatuur die de machtsbalans in haar voordeel heeft teruggedraaid.
Teleurstelling na de onafhankelijkheid
Tijdens de periode 1956-1965 werden de gewapende bevrijdingskrachten die van mening waren dat de nationale bevrijding nog niet gewonnen was en de strijd hiervoor in de Maghreb voortgezet moest worden, ontmanteld. In 1962 legde de grondwet de basis voor een despotische monarchie. De vakbeweging scheurde maar onderging vooral een versneld proces van bureaucratisering en werd gedepolitiseerd in ruil voor aanzienlijke materiële privileges.
De Union Nationale des Forces Populaire (UNFP), de belangrijkste oppositiebeweging, was verlamd. Tientallen activisten waren opgepakt, in de partij was onduidelijkheid over strategische kwesties en er was verdeeldheid tussen een radicale en een reformistische vleugel. Ben Barka, in ballingschap de belangrijkste leider van de UNFP, werd datzelfde jaar ontvoerd en vermoord.
De monarchie herstelde zich, steunend op grootgrondbezitters. Het staatsapparaat werd geherstructureerd en het leger, geleid door officieren die nog met het koloniale leger verbonden waren geweest, kreeg materiële steun van Frankrijk. Dat het minder dan tien jaar na de formele onafhankelijkheid tot een volksopstand kwam, getuigde van teleurstelling over het uitblijven van sociale vooruitgang en democratische vrijheden. Deze teleurstelling toonde de kloof tussen de machthebbers en bevolking, maar ook verschil tussen de oppositie en de meerderheid van het volk.
Radicalisering na de beweging
Op 7 juni kondigde koning Hassan II de noodtoestand af en daarmee begonnen de lange jaren van lood. Grootschalige repressie werd een gewoonte voor de regering. Maar ook begon hiermee een proces van radicalisering. Een deel van de jongeren van communistische partij en de UNFP trok de passiviteit van deze partijen en hun deelname aan het beroemde colloquium te Ifrane in twijfel. Dit colloquium, met Zijne Majesteit als beschermheer, boog zich over kwesties als onderwijs, terwijl het bloed in de straten van Casablanca nog niet was opgedroogd.
Ook voormalige verzetsstrijders zochten een ander pad. Dit proces werd het meest zichtbaar in de studentenbeweging Union Nationale des Étudiants du Maroc (UNEM) en onder scholieren. In 1966-67 werden nieuwe revolutionaire kernen gevormd, veelal trouw aan het marxisme-leninisme. De regionale en internationale context woog ook mee. ‘Nieuw links’ krijgt vorm in 1970, onder andere in de ’23 Maart Beweging’.
Een schakel in de Franse neokoloniale keten
Vijftig jaar later is de monarchie absoluut en een van centrale componenten van de Marokkaanse bourgeoisie. De meeste politieke partijen gehoorzamen trouw. De repressie is niet meer hetzelfde maar dat is niet het gevolg van democratisering van het regime. Het regime is er in geslaagd oppositiekrachten in te kapselen. De sociale vrede wordt bewaard door middel van cliëntelisme en strijdbewegingen worden geïsoleerd. Degenen die verantwoordelijk waren voor de jaren van lood zijn nog steeds aan de macht en repressie is routine.
Op haar beurt evolueert het verzet. In plaats van rellen kwamen langdurige massa-bewegingen, het is niet een ideologisch prisma, maar concrete sociale- en politieke kwesties waardoor een nieuwe generatie politiseert.
Op 22 maart 2015 vond op initiatief van radicale stromingen in de UNEM en met steun van strijdbaar links in Rabat een demonstratie plaats om 23 maart 1965 te herdenken. Maar het was ook een betoging tegen privatisering van het openbaar onderwijs en de militaire aanwezigheid op universiteiten, en in solidariteit met politieke gevangen waarvan enkele in hongerstaking zijn.
In deze context komt de beslissing van de Franse staat om het Legioen van Eer, de hoogste Franse onderscheiding, toe te kennen aan een folteraar als Abdellatif Hammouchi, hoofd van de inlichtingendiensten, over als het toekennen van een vrijbrief om mensenrechten te schenden. Het is een vrijbrief voor de Marokkaanse staat die de belangen van Franse bedrijven en de Franse politiek in Afrika verdedigt en Fort Europa ondersteunt. Het is een schakel in een keten die gebroken moet worden.
Dit artikel verscheen in het Frans op de site van de NPA. Vertaling Alex de Jong, Grenzeloos.org