Martens vier, vijf, zes… zeven? Het aantal regeringen die Wilfried Martens geleid heeft was niet te tellen. Hij bestuurde de woelige jaren tachtig als geen ander en was dertien jaar eerste minister.
In 1980 was ik 18. Ik heb die bewuste periode dan ook van dichtbij meegemaakt. Het heeft eens mens getekend, zou men zeggen.
Wat ik mij nog zeer goed herinner is dat rond het heerschap in kwestie een heus kermistuig gebouwd werd. Martens was afgebeeld bovenaan een lange ijzeren paal. Met een grote houten hamer kon je beneden op een plat vlak kloppen. Die klop stuurde twee ijzeren ballen naar boven, die, als je hard genoeg klopte in de geslachtdelen van de eerste minister terecht kwamen.
Het is de enige plezierige herinnering die Martens in mij oproept. Hij was in die tijd de eerste die jonge werklozen aanpakte door de wachttijd te verdubbelen die je moest doorlopen om werkloosheidssteun te krijgen. Mensen lieten zich in die tijd nog niet zo makkelijk doen. Er kwamen betogingen van en een Jongerenmars voor Werk te Brussel.
We gingen daar in fietskolonne naartoe en vertrokken een week op voorhand om onderweg scholen te kunnen binnen stappen om er even de lessen te onderbreken voor een mobiliserende speech. Het werd ons niet altijd in dank afgenomen maar we amuseerden ons wel, vooral bij het binnen wandelen van scholen waar je zelf nog op de bank gezeten had.
In Brussel aangekomen werden alle duivels ontbonden. We wilden eigenlijk de Wetstraat gaan bezetten. Ik was lid van de ordedienst van de betoging. Toen namen we dat evenwel nog correct ter hand: een ordedienst was er om de manifestanten de weg te tonen naar de Wetstraat, niet om het vee in goede banen te leiden!
Martens had evenwel zijn toenmalige ‘Rijkswacht’ stevige orders gegeven. Die mochten zich ook eens uitleven. De traangas was bijna tot in Herzele te ruiken en de mannen sloegen er op los. Er werden paarden op ons afgestuurd en het podium werd tijdens een concert van Scooter leeg gespoten door twee waterkanonnen. Dat was wat teveel van het goede. Knikkers rolden over de straten om paarden af te schrikken én hier en daar werd een politiewagen omgekeerd en voorzien van een A met een cirkeltje rond.
Kort gezegd, de Wilfried hield van een stevig potje ‘ambras’ en liet verder ook nog staalbetogingen en boerenacties uit mekaar kloppen, ook al ging dat net iets moeilijker. Die staalmannen brachten betonblokken , ijzeren bouten en katapulten mee.
Martens lokte geweld uit
Ook als het er rustig aan toeging liet de man zich niet doen. Vierhonderdduizend mensen kwamen op straat tegen Amerikaanse en Russische raketten maar Martens bleef doof en liet ze ’s nachts holderdebolder overvliegen naar Florennes. Tienduizenden ambtenaren staakten tegen zijn bezuinigingsplannen. Er werden zelfs technieken aangeleerd om het lang vol te houden: sporen met mekaar verbinden via een elektrische draad bijvoorbeeld: dat zorgde voor een kortsluiting die het sein op rood deed springen. De pas bestaande ‘superkol’ werd massaal gebruikt om sloten dicht te spuiten. De mensen lieten zich weer niet doen maar werden ook hier door Martens aan kant geschoven.
Een trooster was hij wel: om de haverklap liet hij de mensen weten dat “het einde van de tunnel in zicht was”. En met die spreuk in het achterhoofd saneerde hij verbeten verder op de rug van de gewone mens.
Op het einde van zijn carrière werd het menens. Een aantal linkse militanten waren het spel beu en richtten de CCC op. Ze deden wat bommetjes ontploffen. Toen ze in 1984 het secretariaat van de toenmalige CVP deden ontploffen in Gent kon er bij veel mensen een brede glimlach af.
Extreem-rechts geweld volgde op het linkse. De Bende van Nijvel pleegde dodelijke terreuraanslagen op warenhuizen. De zaak werd nooit opgelost. Het gonsde toen van geruchten over de mogelijke betrokkenheid van delen van de Rijkswacht en men durfde zelfs te denken dat Martens daar misschien toch ook iets van wist.
Als dat het geval zou zijn…dan zullen we het in elk geval niet meer weten. Martens is aan het einde van de tunnel gekomen. Zoals alle doden wordt hij nu opgehemeld tot een groot staatsman. Grote staatsmannen hebben dikwijls veel anderen in de miserie gestoken. Dat is wat ik er van onthoud.
Neen Wilfried, ik ga er dus niet zijn, op je begrafenis! Ik laat de eer aan anderen over. En ik neem me voor de ganse dag geen radio of TV aan te zetten, zo hoef ik met je wierook niet geconfronteerd te worden. Diep van binnen hoop ik dat er toch iemand langs de kant van de weg komt staan die het ook allemaal meegemaakt heeft en voor de laatste keer roept: Martens Buiten!