Onlangs bracht de Engelse uitgeverij Verso een herdruk uit van enkele klassieke politiek-economische werken, waaronder het boek van Suzanne de Brunhoff (1929-2015), Marx on Money. Zij bespreekt daarin de geldtheorie van Marx en dat is bepaald geen overbodige luxe.
Want van het grootste belang in de huidige tijd van het moderne kapitalisme – en zeker na de financiële en economische wereldcrisis sinds 2007/2008 – is de discussie over geld, banken, schulden, kredieten, moderne geldvormen, de rol van centrale banken, derivaten, rentetarieven, hypotheken, helikoptergeld, belastingontduiking, inflatie en deflatie, enzovoort, enzovoort.
Geldtheorie van Marx
Meer dan genoeg vragen. Wat voor rolt speelt het geld in al deze vormen en functies in de moderne kapitalistische wereldeconomie en wat voor soort ‘hervormingen’ van het hele financiële systeem zijn er nodig of mogelijk? Wat moet er gebeuren met de onaflosbare schulden van veel landen die hun bevolkingen in diepe ellende storten? Zijn er alternatieven voor de krakende euro? Wat is de betekenis van de dollar of de yuan als wereldgeld? Wat is er te doen aan de krankzinnige verschillen tussen arm en rijk? Is een debat over geld en de financiële sector wel de beste ingang om te discussiëren over de kapitalistische wereldeconomie en om een strategie van verandering te formuleren? In alle gevallen is het van belang om terug te grijpen op het fundamentele begrip van geld in de internationale kapitalistische economie. Het boek van De Brunhoff is daarvoor een goede inleiding.
Costas Lapavitsas zegt in zijn boek over de financialisering van de wereldeconomie, Profiting without Producing; How Finance Exploits Us All (2014), dat de marxistische theorie over geld aan de basis ligt van een goed begrip van het krediet en de financiële sector. En dan gaat het ook over de rol van geld op de wereldmarkt. Eerst komt de vraag: wat is geld en waar komt het vandaan? Ook Duncan Foley benadrukt in het voorwoord bij het boek van De Brunhoff dat het niet begrijpen van de uitgangspunten van de geldtheorie van Marx ertoe kan leiden dat de rest ook onbegrijpelijk blijft, vooral de verhouding tussen geld en krediet.
Het boek van De Brunhoff bestaat uit twee delen. Het eerste gaat over de geldtheorie van Marx, het tweede heeft de titel “Geld en kapitalisme” en behandelt de financiering van de kapitalistische productie, het krediet, de banken, de cycli en de crisis.
In deel 1 beschrijft zij het geld, in de verschillende functies die het heeft, als onlosmakelijk verbonden met het hele kapitalistische systeem. Zij bespreekt de drie functies van het geld die in het derde hoofdstuk van het eerste deel van Het Kapitaal aan bod komen: waardemeter, circulatiemiddel en tenslotte geld als schatvorming, betaalmiddel en wereldgeld.
In zijn boek Kontroversen um ‘Das Kapital’ (1991) beschrijft Ernest Mandel hoe Marx zijn geldtheorie ontwikkelde vanuit zijn kritiek op de ongerijmdheden in de opvattingen van Ricardo die een kwantitatieve geldtheorie hanteerde. Marx ontwikkelde op basis van zijn arbeidswaardeleer een kwalitatieve geldtheorie. Het maatschappelijke karakter van de in een waar gevatte arbeid kan alleen als ding buiten die waar verschijnen, dat wil zeggen als geld.
De warencirculatie moet noodzakelijkerwijs (in een maatschappij met veralgemeende warenproductie) haar eigen tegenhanger voortbrengen in de circulatie van het ruilmiddel, het geld. Dat is het kwalitatieve aspect van de marxistische geldtheorie, het geld is de noodzakelijke materialisering van de abstracte maatschappelijke arbeid.
De geldtheorie van Marx is ook een warentheorie van het geld. Dat wil zeggen, het geld dat in het ruilproces, in de warencirculatie wordt geboren, de waarde van waren alleen kan realiseren, omdat het zelf waarde bezit, omdat het zelf een waar is. In de loop van de ontwikkeling en de veralgemenisering van de warenproductie wordt het geld steeds meer in geldkapitaal veranderd. Het wordt in het circulatieproces steeds meer door ‘geldtekens’ vervangen. Zo wordt het ook meer en meer veranderd van een ruilmiddel in een betaalmiddel en ook in zijn tegendeel, schulden, in een instrument van krediet. En ook in zijn onderzoek naar de rol van geld als krediet houdt Marx strak vast aan zijn arbeidswaardeleer.
Marx schrijft in het eerste deel van Het Kapitaal:
“De specifieke warensoort nu, waarvan de natuurlijke vorm maatschappelijk met de equivalentvorm is vergroeid, wordt geldwaar, fungeert als geld. Het wordt zijn specifieke maatschappelijke functie (en dus ook zijn maatschappelijk monopolie) binnen de warenwereld de rol te spelen van het algemeen equivalent. (…) Goud komt alleen tegenover de andere waren als geld te staan, omdat het er voordien als waar tegenover stond. (…) Het geldkristal is een noodzakelijk product van het ruilproces, waarbij verschillende soorten arbeidsproducten feitelijk aan elkaar worden gelijkgesteld en dus feitelijk in waren worden veranderd. (…) Het probleem zit hem niet in het begrijpen dat geld een waar is, maar hoe, waarom en waardoor een waar geld is.”
Naast het boek van Suzanne de Brunhoff, Marx on Money, heeft Verso ook nieuwe herdrukken uitgebracht van het boek van Mandel over de ontwikkeling van het economisch denken bij Marx. Daarnaast het boek van Elson over waarde en het boek van Aglietta over regulatietheorie.
Het boek van Suzanne de Brunhoff, met een voorwoord van Duncan Foley, verscheen eerder in 1973 bij Editions Sociales in Parijs en in 1976 bij Urizen Books in New York.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op www.solidariteit.nl/