In 1953 publiceerde de Pools-Litouwse dichter en essayist Czesław Miłosz (1911-2004) een boek dat elke tegenstander van het kazernesocialisme zou moeten lezen: Zniewolony umysł (De Nederlandse titel luidt De geknechte geest). Na gewerkt te hebben voor het nieuwe regime dat Polen werd opgelegd door Moskou, met de idee dat hij daarmee kon helpen aan het maken van een betere wereld, maar zonder veel illusies in het door Stalin beloofde paradijs, verliet Miłosz zijn land. Hij beschrijft fijntjes het gedrag van de kunstenaars en intellectuelen in de kersverse volksdemocratieën, die de “platte en materialistische, ziel- en geestloze cultuur” van de Noord-Amerikaanse massa’s onaanvaardbaar achtten, een cultuur die weldra West-Europa zou veroveren.
Ik vertaal uit het Engels:
“In de Verenigde Staten is er iets gebeurd dat overeenkomsten vertoont met wat er gebeurde in de voorbije eeuwen: een nieuwe beschaving heeft het licht gezien. Zij is volks, vulgair en in sommige aspecten voor meer « geraffineerde » mensen afstotend, maar zij verzekert de massa’s een aandeel in de output van de gemechaniseerde productie. Het is juist dat wat de massa’s plezier verschaft dikwijls oppervlakkig is, gebrek aan smaak vertoont en betaald wordt met hard werk. Maar een meisje dat in de fabriek werkt, het goedkope model koopt van een kleed gedragen door een filmster, een oude wagen bezit, van cowboyfilms houdt, leeft op een bepaald niveau van beschaving die zij deelt met anderen. Een vrouw in een collectieve landbouwexploitatie in de buurt van Leningrad kan echter niet de dag voorzien waarop haar achterkleindochter het niveau bereikt dat hoger genoemd gemiddelde evenaart. De oosterse intellectueel is buitengewoon geïrriteerd door wat hij de “stupiditeit” van de Amerikaanse massa’s noemt, die zich tevreden stellen met zuiver materiële voordelen van deze nieuwe beschaving.”
Gezegd moet worden dat deze intellectuelen er twintig jaar later anders over dachten en dat veertig jaar later de (politiek geatomiseerde massa’s) een kapitalistisch regime verkozen boven een hypothetisch democratisch socialistisch regime. In de grond zijn we allemaal materialisten.
We mogen dan wel een misprijzende blik werpen op de massacultuur, dat wil zeggen op de cultuur geproduceerd door de kapitalistische industrie, zoals sommige westerse marxiserende linkse denkers al te makkelijk doen, maar een stofzuiger en een vaatwasmachine zijn behulpzaam en kan men zich overgeven aan de hoge literatuur, de twaalftonen muziek of de films van Ingmar Bergman na 8, 9 of meer uren afmattende arbeid voor een nooit tevreden baas?
Het spreekt voor zich dat deze “nieuwe beschaving” er een is van veralgemeende warenproductie. En als we beseffen dat zij moet worden afgeschaft dan moeten we ook weten dat moraliserende lesjes esthetica daarbij niet helpen. En, voeg ik daar aan toe, soms vallen sommige producten van de massacultuur, best mee.
Maar de medaille heeft een keerzijde. De door de profijtindustrie geproduceerde cultuur is vervreemdend, ze is een opium van het volk. Zij is het resultaat van een onteigening, de onteigening van de volkscultuur eigen aan de ondergeschikte klassen. Een onteigening analoog aan wat er gebeurde in de zogeheten primitieve accumulatie van het kapitaal: de handwerkslieden werden beroofd van hun productiemiddelen en gedwongen om hun arbeidskracht te verkopen.
In de loop van de 19e eeuw beschikten de arbeiders nog over een eigen cultuur en de socialistische beweging was er in geslaagd om een alternatieve culturele wereld te organiseren (volksonderricht, toneel, fanfares, dagbladen, ziekenkassen, etc.), maar dit is vandaag nagenoeg onmogelijk geworden. De koopkracht van de volksklassen heeft een markt geopend waar de qua concurrentie sterkere massacultuur kopers vindt en waarvoor de volkscultuur moet wijken. De cultuur als productie van gebruikswaarde is een cultuur van ruilwaarde, van koopwaar geworden.
Een manier van leven brengt bepaalde culturele waarden voort die verschillen van die van een andere levenswijze. De liefdesliedjes van de middeleeuwse boeren verschilden van die van de troubadours. De cultuurindustrie heeft de volksklassen opgeslorpt in de cultuur van het fetisjisme van de koopwaar. Je bent wat je hebt. Zonder al te pessimistisch te zijn over de mogelijke revolte hiertegen, moeten we er rekening mee houden. De massacultuur heeft invloed op de vermindering van het kritische klassenbewustzijn.
Zij die, gedreven door een ongezond populisme en door nijd, beweren dat de bourgeoisie deelneemt aan een hoog boven de massa’s verheven cultuur, vergissen zich. Slechts een heel kleine portie van die bourgeoisie, en meer precies de intellectuele kleinburgerij geniet van de “hoge cultuur”. In haar grote meerderheid zijn de bourgeois grijpgrage materialisten van het platte soort. Dit aspect maakt deel uit van de huidige beschavingscrisis. In plaats van ons over te geven aan de haat tegen de cultuur van de “elites”, doen we er veel beter aan te vechten tegen de drie crises die onze wereld belagen: de economische , de ecologische en de beschavingscrisis.