“Het kapitalisme komt in de buurt van zijn houdbaarheidsdatum”, zegt marxistisch econoom Michael Roberts. Hij heeft de blog TheNextRecession, en publiceerde onlangs het boek The Long Depression. Mark Kilian sprak met hem over de economische stagnatie, de komende recessie, en de uitweg.
Onze regering zegt dat de economie zich herstelt. Tegelijk zien we dat Griekenland steeds nieuwe leningen nodig heeft en zijn er nu problemen in Italië.Hoe staat de wereldeconomie ervoor?
De ontwikkeling van de wereldeconomie sinds 1945 was niet gelijkmatig, er is een serie booms geweest en recessies. Daarmee bedoelen we een afname in het BBP, of de totale output van een land, van tenminste zes maanden of langer, voor de groei weer oppikt. Maar wat anders is in de recentere periode, is dat we een grote slump hadden in 2008-9 na de internationale bankencrash. Deze Grote Recessie, die 18 maanden duurde, was de grootste sinds de jaren 1930.
Daardoor zagen alle grote economieën in de wereld, inclusief Nederland, een scherpe daling in hun BBP en nationale productie. Elke keer dat dat gebeurt wordt het leven van miljoenen mensen geruïneerd, ze raken hun baan kwijt en misschien hun huis, want ze kunnen de huur of de hypotheek niet meer betalen. Daar bovenop introduceren regeringen een hele serie bezuinigingen op uitkeringen en publieke diensten, die de bevolking ook schade toebrengen.
Misschien nog belangrijker is dat er tijd nodig is om te herstellen. De hele periode van neergang en herstel is permanent verlies. Als er geen recessie was geweest, zouden de productie en inkomens hoger zijn geweest, banen beter. Het verschil deze keer is dat het herstel ongelofelijk zwak was. Het is het zwakste economische herstel in deze economieën sinds de jaren 1930. Sinds het eind van de Grote Recessie, in zeven jaar, zijn de meeste economieën nauwelijks hersteld tot het niveau waar ze in 2007 waren. Dat laat zien hoe langzaam het is geweest. Productie, werkgelegenheid, en inkomens zijn niet echt hersteld tot het niveau van 2007.
Over Italië: het IMF heeft gisteren een rapport gepresenteerd dat echt schokkend is. Niet alleen hebben ze een grote bankencrisis, die behoorlijk snel zou kunnen uitbreken – tenzij de regering ze uitkoopt – maar het IMF schatte dat het BNP en de productie van Italië niet het niveau van 2007 zal halen tot 2025. Dat zijn twee verloren decennia aan output, inkomen, banen en betere omstandigheden voor de Italiaanse bevolking. Zo slecht was het herstel in Italië.
Dus dit is een heel zwak herstel, en ik denk dat het gevaar groot is dat, voordat we weer op dat niveau aangekomen zijn, we in de komende twee jaar afglijden in een nieuwe recessie.
In je nieuwe boek beschrijf je drie depressies: die van de jaren 1873-1897, 1929-39 en van vandaag de dag. Is er iets wat we daarvan kunnen leren?
Dit is geen normale recessie, maar een depressie. Dat is anders dan een normale slump. Dat gebeurt niet vaak. In de geschiedenis van het moderne kapitalisme, van de 19de eeuw tot nu, zijn er maar drie grote depressies geweest. In een depressie is het herstel zo zwak dat we niet terugkeren naar dezelfde groeipercentages of zelfs de productie als daarvoor, behalve na lange tijd.
Er was een grote recessie in 1873 in Groot-Brittannië, Duitsland en de VS, de belangrijkste kapitalistische economieën toen. Na een lange bloeifase was er een grote slump, en er volgde geen sterk herstel. Er was een serie slumps die doorgingen in de twintig jaar daarna, dus er was een depressie, een lage groeisnelheid en een serie recessies. Het duurde erg lang voor er herstel mogelijk was.
De tweede depressie heet de “Grote Depressie”. Die begon met de instorting van de aandelenbeurzen in de VS in 1929, vergelijkbaar met de instorting van de huizenmarkt in 2007 in de VS. Na de crash in 1929 raakte de VS, de grootste kapitalistische economie in de wereld, in een ernstige depressie. Er was langdurige massawerkloosheid, en er trad in de jaren 30 geen echt herstel op.
Het enige wat het keerde, was dat de VS aan de Tweede Wereldoorlog ging deelnemen, naast Groot-Brittannië, tegen de zogenoemde As-mogendheden. De staatsgeleide productie werd opgevoerd, wat leidde tot de groei van de economie en herstel. Dus oorlog bracht herstel in de jaren 1930. In mijn visie zitten we in een vergelijkbare periode. Er zijn drastische veranderingen nodig voor het kapitalisme om zich überhaupt te herstellen in pakweg het komende decennium.
Je woordkeuze lijkt te suggereren dat staatsgeleide productie zich buiten de kapitalistische productie bevindt?
Ik denk dat er een onderscheid is. Keynesiaanse economen noemen als oplossing voor de recessie dat regeringen meer geld moeten uitgeven aan uitkeringen, of geld aan bedrijven moeten geven om te investeren, of zelf programma’s moeten uitvoeren om mensen aan het werk te zetten. Dat geeft een impuls aan de kapitalistische economie en brengt hem op gang. Dat is de keynesiaanse oplossing voor deze crises.
Dat is kort geprobeerd in de jaren 1930, door Roosevelt in de VS onder de zogenaamde New Deal. In de huidige herstelfase is het niet echt geprobeerd. Regeringen hebben vooral bezuinigd, terwijl de keynesianen meer uitgaven bepleiten.
Het is niet wat ik als oplossing zie. Het zou zeker een aantal mensen helpen, maar het zou ook in de winstgevendheid van de privésector snijden en het zou ook onder bepaalde omstandigheden de problemen kunnen vergroten.
Als ik het erover heb dat de regering het moet overnemen, moeten ze de volledige controle overnemen van het leeuwendeel van het investeringsprogramma van de economie. Dus de grote bedrijven moeten deel worden van een staatsgeleide operatie, idealiter onder staatseigendom. Dat gebeurde in feite in de Tweede Wereldoorlog. Tegen de grote bedrijven werd gezegd: “Je kunt nu geen auto’s meer produceren, je moet tanks maken.”
Dat was directe regeringscontrole voor de oorlogsinspanning. Op een bepaalde manier beëindigde dat de kapitalistische productie voor winst, en verving het door een staatsproductieproces. Daarvoor werd de kapitalisten wel geld en winst betaald, maar ze werden volledig gecontroleerd en geleid door de militaire staat, om een oorlog te kunnen voeren.
De analogie is dat het kapitalisme niet langer opereert op basis van het belang van de kapitalistische bedrijven, maar wat werd beschouwd als het belang van de maatschappij op dat moment. Een socialistisch antwoord, in plaats van een keynesiaans, is dat het nodig is dat regeringen de grote economieën overnemen, en het mogelijk maken dat er wordt geproduceerd voor sociale behoeften in plaats van winst. Dat betekent de controle overnemen over de grote banken en bedrijven.
Veel mensen zien de lange boom na 1945 als “normale” situatie. Maar hoe verklaren we die bloeifase?
Dat is een belangrijk deel van het boek, de vraag waarom er booms en slumps zijn. De periode van 1945 tot midden jaren 60 was een uitzonderlijke periode, het wordt de ‘gouden tijd’ van het kapitalisme genoemd. Er was een behoorlijke groei, min of meer volledige werkgelegenheid, veel landen ontwikkelden een betere verzorgingsstaat, gratis onderwijs zelfs op de universiteit, gezondheidszorg, er werd geld uitgegeven aan de bevolking.
Maar dat was een uitzonderlijke tijd. Waarom? Wat groei in het kapitalisme aandrijft is de mogelijkheid om winst te maken. De gezondheid van de kapitalistische economie is afhankelijk van wat er gebeurt met het winstpercentage dat wordt geboekt op elke investering die kapitalisten doen.
Op het eind van de Tweede Wereldoorlog, als gevolg van de fysieke vernietiging in Europa, van de meeste machines, fabrieken etc., en een enorme hoeveelheid arbeid die goedkoop beschikbaar was, steeg de winstgevendheid enorm in Europa voor de kapitalistische firma’s die zich opnieuw opbouwden. In de VS had een enorme ontwaarding plaatsgevonden van het oude kapitaal, en nieuw kapitaal kwam op met nieuwe technologie dat heel winstgevend was, en er was een breed scala aan arbeidskracht. Hetzelfde gold voor Japan. Over de hele breedte had het kapitalisme daardoor een hoge winstgevendheid voor investeringen.
Maar midden jaren ’60 begon de winstvoet vrij scherp te dalen, tot de vroege jaren ’80. Die periode heet de crisis van winstgevendheid. Hier haal ik Marx aan, die een theorie presenteerde om crises te verklaren. Als winst de drijvende kracht achter groei is, kan deze niet blijven stijgen. Terwijl het kapitalisme zich uitbreidt, kapitaal accumuleert, is er de tendens dat de winstgevendheid daalt. Dit is een centrale wet in de politieke economie die Marx onderscheidde. En in dat proces van de dalende winstvoet raakt het kapitalisme in de problemen en daarin ontwikkelen crises zich vaker.
De ‘gouden tijd’ van de jaren ’50 en ’60 maakte plaats voor crisis. Ik was toen jong, en ik herinner me die tijd dat er grote gevechten waren in de arbeidersbeweging terwijl de winsten daalden, het kapitalisme probeerde om de lonen omlaag te drukken. Die vochten, want ze hadden veel rechten die ze niet wilden opgeven, en de vakbonden waren relatief sterk.
Uiteindelijk werden de vakbonden verslagen in de grote recessie van begin jaren 80, en de arbeidersbeweging werd verslagen in veel gevechten en raakte geketend. Het kapitalisme probeerde de winstgevendheid te vergroten via bezuinigingen op staatsuitgaven, privatiseringen, in de uitbuiting van arbeiders door het verwijderen van allerlei vormen van bescherming. Dit neoliberalisme waren de laatste 20 jaar van de 20ste eeuw.
Dus de “gouden tijd”, een periode waarin de winstgevendheid erg groot was vanwege een wereldoorlog, werd gevolgd door een grote afname van winstgevendheid, en tegen het eind van de eeuw sterke pogingen van het kapitalisme – en met enig succes – om de winstvoet weer te verhogen.
Dus wat je eigenlijk zegt, is dat de crisis van midden jaren ’70 Marx’ theorie over de “tendentieel dalende winstvoet” bevestigde, en het neoliberalisme vervolgens een aantal van de ‘tegenwerkende tendensen’ kon mobiliseren die Marx ook beschreef, om de winsten te herstellen?
Dat is een goede manier om het te zeggen. Marx’ wet over de winstvoet zegt, dat terwijl het kapitalisme groeit de winstvoet de neiging heeft om te dalen. Maar er zijn manieren om dat te compenseren.
Onder een kapitalistische maatschappij komt waarde alleen uit de uitbuiting van arbeid, mensen die werken onder de controle van kapitalistische eigenaars, zodat zij de waren kunnen verkopen op de markt, en daar winst op kunnen maken. Ze zullen meer machines en fabrieken inzetten, en nieuwe technologie, om de kosten van arbeid laag te houden, maar door dat te doen verlagen ze de hoeveelheid winst per investering.
Winst, en waarde in het algemeen, komt volgens Marx alleen maar van mensen die werken, hij komt niet van de machines. Machines produceren geen waarde, tenzij je ze aan het werk zet. Daarvoor is menselijke arbeid nodig. Je kunt geen maatschappij hebben met alleen maar robots.
Daar zit dus een contradictie, de winstvoet heeft de neiging om te dalen. Dat kan worden overwonnen door arbeiders harder uit te buiten, een groter aantal uren, het werk intensiever te maken, nieuwe technologie te introduceren, de handel uit te breiden naar armere landen, en hun resources te gebruiken, er zijn verschillende manieren waarop de compensatie kan plaatsvinden. Deze tegenwerkende factoren werkten sterk gedurende de jaren ’80 en ’90, om de hele lage winstvoet te keren die het kapitalisme had bereikt.
De winstvoet herstelde een beetje, maar absoluut niet tot het niveau van de “gouden tijd”. Vanaf eind jaren ’90 begon de marxistische wet van de winstvoet weer te werken, en ondanks alle pogingen van de kapitalisten begon die onderuit te glijden in de grote economieën. Dat schiep de condities voor verdere crises en slumps.
De kapitalisten probeerden dat te vermijden door een enorme krediet-boom, door veel krediet te scheppen, door nieuwe manieren vinden om te speculeren op de financiële markten en de winsten hoog te houden voor een deel van de kapitalisten. Maar de winstgevendheid van de industrie herstelde niet. Je kunt speculeren op aandelenmarkten maar je creëert er niets mee. Je probeert gewoon geld te pikken van anderen, zogezegd, en een schijnbare verbetering te creëren.
Neem vandaag. De Amerikaanse aandelenbeurs heeft vandaag een long time high bereikt. Tegelijk kijken we naar de groeisnelheid van de productie in de grote economieën, en die neemt echt af. Terwijl de winsten stagneren is er toch een boom op de markten. Dat laat de verdeeldheid zien tussen wat Marx ‘fictief kapitaal’ noemde en wat er echt gaande is in het kapitalistische productieproces.
Dat bereikte een extreem punt in 2007: een kloof tussen een piek in de aandelenmarkt, in de huizenprijzen, en speculatie op de financiële markten over wat er werkelijk gaande was met de winstgevendheid van het kapitaal toen de crash optrad. Dat proces probeer ik in het boek te beschrijven, en wat ik bepleit dat het fundamentele proces is voor het kapitalisme; of het gezond is, en wat de vooruitzichten zijn. Het boek probeert ook wat indicatoren aan lezers te geven om daarnaar te kijken.
Sommige economen focussen op de financialisering, de toename van die sector ten opzichte van de productieve sectoren. Een populair argument is dat de financiële sector en de banken aan banden moeten worden gelegd en gereguleerd.
Dat is niet genoeg, dat lijkt een beetje op een tijger in een kooi proberen te controleren met alleen een stukje papier. Er is geen zekerheid dat de banken zich in de toekomst zullen gedragen met regulering. Vandaag stond in de krant dat de VS de handelwijze van HSBC onderzocht, de Britse bank, die jarenlang geld wit waste voor Mexicaanse drugskartels. Ze hebben miljarden ponden hieraan verdiend. Dat werd ontdekt, maar de autoriteiten werd gezegd niet in te grijpen en HSBC niet te beboeten omdat het bankensysteem zou kunnen omvallen. Dat laat zien dat het reguleren van de banken volkomen nutteloos is. Het verandert niets, ze gaan gewoon door op dezelfde manier.
De enige manier om daarmee te dealen is om de banken over te nemen, ze in publiek bezit te nemen via controle door de bank-arbeiders, door democratische controle van de maatschappij als geheel, zodat banken veranderen in een dienst: mensen leningen geven voor wat ze nodig hebben, kleine bedrijven en zo, om het productieve potentieel van de economie te verbeteren, niet om te speculeren op financiële markten, of deel te nemen aan belastingparadijzen en witwaspraktijken, wat ze de afgelopen decennia hebben gedaan. Dat zullen ze blijven doen, regulering of niet.
Het andere punt hieraan is dat het niet alleen een bankencrisis was. Een financiële crisis staat niet los van wat er gebeurt in de productieve sector van de economie: industrie, technologie, plekken die echt dingen maken die circuleren en waarop banken dan speculeren. Banken verdienen geen geld behalve onderling, waarde moet ergens anders vandaan komen. De bankencrash was echt een symptoom van het feit dat de productieve sectoren van de kapitalistische economie niet langer winstgevend genoeg waren om dit kaartenhuis overeind te houden. Degenen die beweren dat het alleen een financiële crisis was, en dat de oplossing ligt in het controleren van de financiële sector, miskennen de echte aard van de crisis, en kunnen hem daarom niet echt oplossen.
Kun je zeggen dat de financiële sector de instabiliteit van het systeem vergroot?
Duidelijk wel, want hij is groter geworden en belangrijker. Terwijl de winstgevendheid daalde in de jaren 60 en 70, en relatief laag bleef in de neoliberale fase, was één van de tegenwerkende factoren het verschuiven van investering naar de financiële sector, de banken en andere instituten, om winst te maken voor het kapitalisme als geheel, ten koste van investering in de productieve sector. Productieve investeringen als percentage van productie nam in de meeste economieën af. Dat is een indicatie van de zwakte van de kapitalistische economie aan het eind van de 20e eeuw, de noodzaak om de zoektocht naar winst te verplaatsen naar de financiële sector en elders. Dus ja, het is een belangrijk deel van het proces van crisis. Maar tegelijk is het een symptoom.
De grote recessie van 2007-2009 werd niet voorzien door economen.
Het boek heeft een paragraaf die grappig zou zijn als het niet zo tragisch was. De beroepseconomen, de economische instituten en alle andere “experts” zagen de Grote Recessie niet aankomen, integendeel. Centrale banken en regeringen waren overtuigd dat alles prima was, en als er een probleempje was dat het makkelijk kon worden opgelost.
Toen kwam de crash, en waren ze niet in staat om te verklaren waarom die had plaatsgevonden. Ze bleven in ontkenning en dachten dat hij gauw zou eindigen, dat gebeurde ook niet. Ze konden dat ook niet verklaren, en zelfs nu weten ze niet wat ze moeten doen om de boel weer aan de gang te krijgen. De instituten, centrale banken en regeringen worstelen nog steeds om het herstel boven het zwakke peil uit te tillen waar het nu zit, want ze begrijpen niet wat er is gebeurd en wat ze eraan moeten doen.
Er waren een of twee mensen die de gevaren wel zagen in de vroege jaren 2000. Die zagen de enorme huizenzeepbel in de VS, en dat die niet eeuwig kon duren, mensen die een enorme toename zagen in privékredieten, in een financiële sector die ze gevaarlijk vonden. Dus een of twee radicaler economen, buiten de consensus, zagen de echte gevaren. En een paar marxisten, die het idee naar voren brachten dat ondanks de enorme hausse in krediet en huizenprijzen de situatie voor de winstgevendheid verslechterde, en dat de contradicties daar een crash zouden veroorzaken.
Een van die marxisten was Anwar Shaikh, een Amerikaanse marxist. Hij voorspelde een grote crash met een depressie als gevolg. Ik deed een vergelijkbare voorspelling in 2005-6. Een aantal cycli komen samen: afnemende winsten, een piek in de huizenmarkt, en een algemene neergaande cyclus die naar de Russische econoom Kondratieff is vernoemd. Al deze cycli komen samen in één neergang. Dat suggereerde voor mij dat er een nogal ernstige slump zou kunnen komen, ik dacht in 2009-10. Ik was wat laat, want hij kwam eerder. Een handvol mensen zagen deze crisis aankomen, 99 procent van de economen niet.
Je vergelijkt de positie van de VS op dit moment met die van Groot-Brittannië tijdens de laatste crisis, in de jaren 30: vasthouden aan hegemonie terwijl het tegelijk economisch ondermijnd wordt. Wat tekent zich dan voor toekomst af, bijvoorbeeld met China, dat die rol zou kunnen overnemen?
De VS, de grootste economie, heeft een iets beter herstel dan Europa, of Japan, die worstelen, en veel van de opkomende economieën zoals Brazilië, Rusland, Zuid-Afrika. Daar zijn ook recessies geweest, en die hebben zich totaal niet hersteld. De VS doen het iets beter, maar die groeien sinds 2009 maar met 2 procent per jaar. Dat was 3,5 procent in de periode vanaf 1945, en soms sneller in de gouden tijd.
Dit is een heel zwak herstel, en dat lijkt nu uit te doven. Terwijl de depressie doorgaat, komen rivalen die het beter doen in de positie om de VS economisch uit te dagen. De VS heeft economisch relatief sowieso een neergang doorgemaakt, het heeft niet meer hetzelfde aandeel in industriële productie in de wereld, vergeleken met Duitsland of Japan, en natuurlijk China, wat de snelst groeiende economie is geweest in de afgelopen 20 jaar, en wat nu een grote economische mogendheid is. Zelfs in andere delen van het economische spectrum – diensten, technologie – heeft het ook rivalen. De VS is nog steeds superieur omdat het een enorme financiële sector heeft, die kapitaal in de hele wereld controleert en levert. Dat geeft het, samen met de UK – een ander groot kapitaalcentrum – controle, ondanks zijn zwakkere positie, via de expansie van het kredietbereik.
En het is natuurlijk verreweg de grootste militaire macht, groter dan alle andere militaire mogendheden samen, wat het ook een sterke positie geeft. Je kunt de analogie van het Romeinse Rijk gebruiken, dat ook een relatieve neergang kende ten opzichte van zijn rivalen buiten het Rijk, maar honderden jaren lang doorging omdat het het Romeinse leger had en enorme financiële resources. Amerika is in dezelfde positie, maar het krijgt wel rivalen.
Het kapitalisme heeft enkele cruciale uitdagingen in de komende 20 jaar. Ten eerste is er de klimaatsverandering en global warming, dat een serieus probleem is, en het kapitalisme doet er niets aan. En het bedreigt echt de toekomst van de menselijke soort en de planeet, tenzij er iets wordt gedaan.
Ook de enorme ongelijkheid in rijkdom en inkomen in de wereld creëert enorme sociale spanningen. De afgelopen 25 jaar heeft de ongelijkheid in inkomen en rijkdom een niveau bereikt dat we waarschijnlijk in 150 jaar niet hebben meegemaakt. En natuurlijk de vertraging in productiviteit, het falen van het kapitalisme om de productiekrachten uit te breiden om mensen in hun behoeften te voorzien. De technologie wordt niet uitgebreid tot het niveau wat mogelijk is, de groei van de productiviteit is erg zwak.
Al deze factoren bedreigen de toekomst van het kapitalisme, om in mensen in hun behoeften te voorzien en zijn positie te behouden, ook de hegemonische positie van de VS. Dus de rivaliteit tussen de grote kapitalistische mogendheden zal toenemen, ook tussen de VS en China, want China is een grote bedreiging voor hen in handel en productie, en waarschijnlijk de financiële sector en technologie in de toekomst. Dit zijn de toenemende contradicties die bestaan in het kapitalisme, die zelfs het bestaan van de planeet bedreigen.
Je hoofdstuk over de eurozone is zeer actueel in verband met de Brexit. We zien over de laatste 15 jaar een verscherping van de tegenstelling tussen Noord en Zuid, in het bijzonder Duitsland aan de ene kant en Griekenland, Spanje en Ierland aan de andere.
Het project van de Europese Unie was een plan van de leidende strategen van het Europese kapitaal na 1945. Ze wilden geen nieuwe oorlog, geen verdeling van Europa meer. Ze wilden de kapitalistische basis ontwikkelen binnen Europa als één verenigde kracht die kan rivaliseren op wereldschaal met de VS en Azië, vooral Japan destijds. Door het beëindigen van kleine oorlogen tussen landen die toen wereldoorlogen heetten, en zich te verenigen, de resources van arbeid en kapitaal te gebruiken van heel Europa, en een Europees kapitaal te creëren dat concurreerde met de rest van de wereld. Dat was het plan.
Ze introduceerden eerst de tolunie, door de tariefmuren af te breken die bestonden tussen de drie of vier grootste economieën, inclusief Nederland, ontwikkelden later de gemeenschappelijke markt (EEG, red.), zodat handel naar alle andere terreinen werd uitgebreid, niet alleen de tarieven, maar gemeenschappelijke regels, tarieven, en voorwaarden voor handel binnen Europa. En toen de Europese Unie zelf, wat het opzetten betekende van politieke instituten om Europa tot één macht te integreren.
De grootste stap was om een enkele munt voor te stellen voor in elk geval de kerngebieden van de EU die erbij konden en wilden komen. De Duitsers stemden erin toe om de krachtige D – Mark te integreren in de euro-valuta, met Frankrijk, Italië en de andere economieën, inclusief Nederland, aan het begin van de eeuw. Dat was een noodzakelijke stap om Europa verder te integreren als mogendheid. Maar het is heel moeilijk om één munt te ontwikkelen onder het kapitalisme, één unie, terwijl het kapitalisme, dat zijn productiekrachten uitbreidt, ook dingen uit elkaar drijft.
Dus de zwakkere economieën in een kapitalistische unie worden feitelijk zwakker in vergelijking met de sterkere. Dat is hoe kapitalisme werkt. Het helpt de zwakkeren niet werkelijk om ook sterk te worden. Dus de zwakkere economieën binnen dat blok, vooral in het euro – blok, waren nog slechter af na de vorming van de euro dan ervoor. Zij gingen achteruit terwijl de belangrijkste winnaar van de euro vooral Duitsland was.
De Grote Recessie zette enorme druk op het vermogen om die integratie vol te houden. Het euro – project is als een trein die van het spoor wordt geduwd door de economische crisis, en het is heel moeilijk om hem weer op de rails te krijgen omdat veel van de zwakkere landen geleden hebben, en de sterkere landen niet bereid zijn ze uit te kopen. Het euro – project zou alleen werken als je een complete fiscale unie had, een volledige federale unie, zoals de VS, die dat heeft bereikt. Maar die heeft dat bereikt door een burgeroorlog, waarbij het Noorden de oppositie in het Zuiden heeft vernietigd.
Het idee van een volledige fiscale unie, waarin iedereen dezelfde belasting betaalt, waar er één regering is, de munt overal wordt gebruikt, dat is niet mogelijk in Europa op het moment, vooral sinds de Grote Recessie. In feite geldt het omgekeerde: het risico is dat het euro – project en het EU-project bedreigd worden, vooral als er een nieuwe slump komt in de toekomst.
Brexit is een voorbeeld van die spanning. Het Britse kapitalisme is nooit helemaal happig geweest op Europese integratie. Het had nog steeds de illusie dat het machtig genoeg was om het in zijn eentje te redden, of dat het een junior partner kon zijn van het Amerikaanse kapitalisme, en niet geïntegreerd hoefde te zijn in Europa om vooruit te komen. Het kapitaal was verdeeld, tussen degenen die zeiden dat Europa het antwoord was en degenen die zeiden dat het beter was om los te staan of met de VS.
Die verdeeldheid bereikte een hoogtepunt met de Grote Recessie, toen we een enorme euro – schuldencrisis hadden waardoor landen onderuit gingen als Griekenland, Spanje en Italië, en de Frans – Duitse leiding faalde om steun voor deze landen te creëren als deel van het project. Dus sommige Britse kapitalisten zeiden: nou, Europa is niet echt waar we winst kunnen maken, we zijn beter af in ons eentje. Ze waren verdeeld, en dat kwam tot uiting in het referendum, dat in een ramp is veranderd voor het Britse kapitalisme. Ze staan nu alleen in hun wereld en weten niet welke kant ze op moeten.
Je stelt dat geen enkele depressie permanent is. Er is dus een uitweg?
Sommige marxisten zeggen dat we in een permanente depressie zitten. Daar ben ik het niet mee eens. Het kapitalisme heeft laten zien dat het een uitweg kan vinden, als het de voorwaarden vindt voor een hogere winstvoet, zoals het dat deed na de Tweede Wereldoorlog, en op het eind van de depressie van de 19de eeuw. Hoe doe je dat?
De enige manier waarop je de winstgevendheid kan herstellen, is het vernietigen van de waarde van oud kapitaal dat niet meer productief is, niet langer de waarde levert die je nodig hebt om de winst op te schroeven. Het is lean and mean worden, het afsnijden van de oude planten in je tuin om nieuwe te laten groeien. Dat gaat uiteraard ten koste van de banen en levens van iedereen, want we praten over mensen die hun baan kwijtraken omdat bedrijven dicht gaan, fusies, het verkopen van de assets, arbeiders verplaatsen, het verlagen van het niveau van de productie om een hogere winstgevendheid te bereiken. Een slump, misschien een serie recessies kunnen de winstgevendheid herstellen. Tot dan zitten we in deze depressie. Het systeem moet van een boel schuld af, een hoop banken vernietigen, veel oude industrie en bedrijven sluiten. Dat is vreselijk, maar dat is wat het kapitalisme doet om zichzelf nieuw leven in te blazen.
Dan kan het kapitalisme nieuwe adem krijgen, de nieuwe technologie gebruiken waar iedereen het over heeft – robots, automatisering, mechanisatie van dat soort, het internet, allerlei technologie die kan worden uitgebreid – en ook nieuwe gebieden in de wereld te exploiteren waar nog grote hoeveelheden goedkope arbeid bestaan die kan worden gebruikt samen met deze technologie.
Misschien kunnen de politieke en economisch voorwaarden voor zo’n nieuwe adem voor het kapitalisme ontstaan in het komende decennium, als gevolg van een nieuwe slump en verdere veranderingen. En boven alles, als werkende mensen in de landen die hieronder zullen lijden, niet in staan zijn om de situatie zelf te veranderen, als de kapitalisten en hun strategen aan de macht blijven.
Maar zelfs als dat gebeurt, kan het kapitalisme zijn problemen niet voor onbepaalde tijd oplossen. In feite wordt het steeds moeilijker om die nieuwe ademteug te krijgen, met de opwarming van de aarde, de lage productiviteit, de toenemende ongelijkheid, met steeds minder gebieden in de wereld om te exploiteren die niet al geproletariseerd zijn, verstedelijkt en deel van het kapitalistische wereldsysteem. Er is minder ruimte voor het kapitalisme om zich uit te breiden. Het komt in de buurt van zijn houdbaarheidsdatum, maar het zou toch een nieuwe periode van expansie kunnen hebben.
Michael Roberts, The Long Depression, Haymarket 2016, 347 pagina’s, 19€.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.