Onlangs wees een kennis mij op de smartphone-app Equalize. Deze app zou aan gebruikers de mogelijkheid bieden om ongelijkheid te verminderen op zes terreinen, gaande van gender over honger tot geluk. Daartoe dienen de gebruikers punten te verzamelen, onder de vorm van zogenaamde ‘smileys’. Die punten kunnen ze verwerven door verschillende vormen van vrijwilligerswerk te verrichten – gaande van het uitlenen van boeken tot het begeleiden van kinderen. Deze vorm van ‘spellificatie’ (in het jargon: ‘gamification’) zou volgens de makers ervan de heersende ongelijkheid sneller en meer doeltreffend bestrijden, dan regeringen dat ooit kunnen. Ongelijkheid? Daar hebben we een appje voor…
Status quo?
Daar moest ik ietwat ironisch aan terugdenken, toen ik op 24 mei 2016 in de krant De Morgen een opiniestuk las van Sarah Van Liefferinge, woordvoerder van de Piratenpartij. In dat stuk keerde ze zich tegen de vakbonden, die volgens haar niet “progressief durven zijn” en niet “zouden strijden voor echte sociale vooruitgang (…) voor iedereen”. Weliswaar erkent mevrouw Van Liefferinge met instemming dat de vakbonden opkomen “tegen het besparingsbeleid en tegen het uitblijven van een vermogensbelasting”. Vooral echter vind ze dat vakbonden enkel de “status quo verdedigen”, in plaats van “te vechten voor vooruitstrevende dromen en idealen”.
Transitie
Volgens mevrouw Van Liefferinge beleven wij momenteel “de transitie van het industriële naar het digitale tijdperk”, een “scharniermoment in de geschiedenis”, waarbij “robots en machines onze jobs overnemen, waardoor de (jeugd)werkloosheid blijft toenemen”. Dit leidt er toe dat “een groep onstaat van concurrerende werkwilligen die hun arbeid steeds goedkoper en flexibeler moeten verkopen”. Daarnaast zegt mevrouw Van Liefferinge dat “steeds meer mensen bewust (ver)kiezen om freelancer te worden (om) zichzelf te bevrijden van de loonslavernij”. Helaas voor het aldus ontstane “precariaat (‘de klasse der onzekeren’)”, want zij “kunnen niet staken”, omdat ze dan “enkel zichzelf benadelen”. Dit precariaat heeft daardoor “een zwakke onderhandelingspositie, is niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en bouwt nauwelijks pensioenrechten op”. Het zou overigens gaan om “de snelst groeiende groep op de arbeidsmarkt”. Een nieuwe realiteit, die – aldus de auteur – “de vakbonden negeren” en waarvoor ze “geen solidaire oplossingen” bieden. Vervolgens doet mevrouw Van Liefferinge haar duit in het zakje met eigenhandige, ‘solidaire’ voorstellen. Zo suggereert ze dat “de vakbonden de robotisering zouden kunnen verwelkomen en voluit pleiten voor kortere werkweken en een betere arbeidsverdeling”.
Luddieten?
Ons is niet bekend dat de vakbonden robotisering op zich zouden weigeren, noch dat zij de moderne versie zouden belichamen van wat bekend stond als de Luddieten – een 19de eeuwse beweging die overging tot het stukslaan van machines. Eerder integendeel: in de laatste 35 jaar werden regelmatig bedrijven bezet door vakbondsleden, precies om… de vernietiging ervan door de eigenaars (!) te voorkomen. Kijk naar raffinaderij RBP te Antwerpen, jeansfabriek Salik bij Brussel, metaalbedrijf VTR te Machelen, acht vestigingen van de Galéries Anspach, metaalbedrijven Concord Lighting en Bekaert-Cockerill en glasproducent Glaverbel te Charleroi, Prestige in de Kempen, Texaco te Gent, enz. De lijst is eindeloos.
Alternatieven
Bovendien komen vakbonden wel degelijk op voor kortere werkweken, betere arbeidsverdeling en tegen precaire contracten. Zo lezen we in een pamflet voor de betoging op 24 mei dat het Gemeenschappelijk Vakbondsfront onder meer opkomt voor “alternatieven zoals collectieve werktijdverkorting met loonbehoud en compenserende aanwervingen”. Het ABVV voegt daar aan toe dat “zo meer jobs en betere arbeidsomstandigheden kunnen en moeten gecreëerd worden”. De uit de christelijke arbeidersbeweging voortkomende vrouwenbeweging Femma kiest uitdrukkelijk voor de invoering van een 30-urige werkweek en begint dit ook door te voeren in haar eigen organisatie (waardoor ze veelal vrouwelijke werknemers ervan weerhoudt te moeten ‘kiezen’ voor ondermaatse deeltijdse en dus precaire arbeid). Ook ijveren de vakbonden voor “investeringen in innovatie, in vorming en opleiding, in goede volwaardige contracten”. Ten aanzien van jongeren “zijn het niet de vakbonden die ervoor kiezen dat de regering het inschrijvingsgeld (aan universiteiten en hogescholen) verhoogt en dat (bedrijven) jongeren enkel nog met interimcontracten (laten) werken”.
Onvoorwaardelijk basisinkomen?
Mevrouw Van Liefferinge lijkt zich echter liever niet te willen bezig houden met dergelijk taai en moeizaam werk. Ze wil liever inzetten op “de ontkoppeling van arbeid en inkomen”, doorheen “inkomenszekerheid voor iedereen”, via “een onvoorwaardelijk basisinkomen”. Volgens haar “doen vakbonden dit niet”, is dit “een gemiste kans” en zitten vakbonden daardoor vast “in de vorige eeuw”. Het ontgaat mevrouw Van Liefferinge blijkbaar dat verzet tegen onderbezetting op de werkvloer, strijd tegen het besparingsbeleid van de regeringen, vechten tegen bezuinigingen in de sociale zekerheid of bij openbare diensten en inzetten op collectieve loononderhandelingen wel degelijk te maken hebben met “inkomenszekerheid voor iedereen”.
19de eeuw
De ideeën en de aanpak van mevrouw Van Liefferinge lijken overigens sterk op die van een nog verderaf gelegen verleden: de 19de eeuw. Het was het tijdperk waarin de arbeidersbeweging nog in haar kinderschoenen stond. Er waren nauwelijks vakbonden (die trouwens ook toen al via de media fel bestreden werden door de machthebbers). Er waren slechts kleine organisaties voor onderlinge bijstand. De arbeiders waren wanhopig en werden gereduceerd tot de status van – jawel! – “concurrerende werkwilligen die hun arbeid steeds goedkoper en flexibeler moe(s)ten verkopen”.
Pijnloze transformatie?
Omdat de arbeiders als groep (als klasse, zeg maar) zo weinig macht hadden, kwamen her en der goedmenende intellectuelen – utopische socialisten – met allerlei schema’s of mirakeloplossingen. Elk van hen had wel een of ander wonderplan, dat zogenaamd alle problemen in een klap zou kunnen oplossen. Zo goed als al deze utopisten vertrokken daarbij van een positivistische logica, die ook toen al steunde op technologische vernieuwing. Quasi allemaal waren ze tegenstander van ‘strijd’ en probeerden ze – vruchteloos! – de politieke en economische machthebbers te overtuigen van hun ‘masterplan’. Ze waren kortom van mening dat met een politiek neutrale en op technologie gesteunde aanpak de problemen van de bezitlozen opgelost konden worden… zonder de privilegies van de machtigen aan te pakken. In hun ogen zou daardoor een pijnloze transformatie kunnen worden doorgevoerd, weg van uitbuiting, ongelijkheid en onderdrukking, zonder beroep te moeten doen op strijd doorheen massamobilisaties.
Mirakeloplossing?
Sarah Van Liefferinge stelt eigenlijk een soortgelijke mirakeloplossing voor: een “onvoorwaardelijk basisinkomen” voor “iedereen” en het “precariaat” verdwijnt ‘vanzelf’, als sneeuw voor de zon, opgelost zoals het wordt in een niet meer door tegengestelde belangen verdeelt “iedereen”. Wie deze mirakeloplossing zal doorvoeren, daarover blijft mevrouw Van Liefferinge wel oorverdovend stil. We vermoeden dat ze daarvoor (net zoals eerdere utopisten) rekent op de loutere overtuigingskracht van dit idee.
Machtsfactor
Er is met deze mirakeloplossing overigens wel een ‘klein’ probleem: de onvoorwaardelijkheid van dergelijk basisinkomen is – in een samenleving die wel degelijk gekenmerkt blijft door machtsverhoudingen (tussen arbeid en kapitaal, tussen arm en rijk, tussen massa en elites, enz.) – afhankelijk van een machtsfactor om de onvoorwaardelijkheid ervan te beschermen en garanderen. Laat dat nu net zijn wat dergelijk basisinkomen als vermeende grote gelijkmaker zelf ondermijnt, zeker wanneer de bestaande machtsverhoudingen niet eens in vraag worden gesteld. Van Liefferinge geeft dat overigens impliciet toe: “de vakbonden (zouden) hun macht (kunnen) gebruiken om te verzekeren dat dit basisinkomen geen armoedeval wordt”. Dat is echter wat vakbonden nu al doen, door te strijden voor de vrijwaring van… de financiering van sociale zekerheid en openbare diensten.
Sociale kracht
Ik wil aannemen dat Sarah Van Liefferinge een samenleving nastreeft waarin geen sociale klassen en bijgevolg ook geen sociale ongelijkheid of onrechtvaardigheid meer voorkomen. Dat is – net als het streven van eerdere utopisten – lovenswaardig. Spijtig en pijnlijk is wel dat ze het daarbij nodig acht de in vakbonden georganiseerde werkende klasse onder vuur te nemen. Nochtans de enige sociale kracht die daadwerkelijk, voortdurend en met gewicht ijvert voor meer sociale gelijkheid en rechtvaardigheid. Wat mij veel geloofwaardiger lijkt dan een mirakeloplossing of… een appje.
Peter Veltmans is vakbondsafgevaardigde bij ACOD Financiën. Hij schreef dit artikel in eigen naam.