Isaak Babel en zijn vrouw Zjenja aan het strand van Sint-Idesbald in België, zomer 1928.
‘Babel is wellicht degene die ik nu met de grootste interesse lees.’
Leon Trotski, 1932
In Le Triomphe de l’Artiste (1) citeert Tzvetan Todorov een dagboekfragment van Isaak Babel. Die schrijft op 3 juni 1920: ‘De kleine joodse filosoof […] Zijn filosofie — Ze zeggen allemaal dat ze vechten voor de waarheid en allemaal plunderen ze. Mocht er tenminste één zijn die goed is.’ Babel zal die gedachte concreet ontwikkelen in het verhaal Gedali, dat deel uitmaakt van zijn wereldbekende De rode ruiterij.
De kleine joodse filosoof blijkt in dat verhaal een antiekwinkeltje te runnen. Niet alleen zijn verkoopwaar stamt uit vroegere tijden, ook zijn normen & waarden blijken antiek te zijn.
Eerst zijn de Polen in het dorp gepasseerd en daarna de Kozakken. Ze hebben allemaal geplunderd. Tot de verteller zegt de oude jood: ‘Wij zijn geen onbenullen. De Internationale… wij weten wat de Internationale is. En ik wil een Internationale van goede mensen, ik wil dat elke ziel meetelt en een eersteklas rantsoen krijgt. Hier, ziel, alsjeblieft, tast toe, schep genoegen in het leven. De Internationale, pan kameraad, u weet niet waarmee die wordt gegeten…’Ten slotte volgt het antwoord van de verteller: ‘‘Die wordt met buskruit gegeten,’ antwoord ik de oude man ‘en gekruid met het beste bloed…’.’
Volgens Todorov bewaren de verhalen van Babel tot op het einde van diens leven discrete sporen van de filosofie van Gedali. Dat blijkt uit een verklaring die de schrijver na zijn arrestatie aflegt: ‘Ik heb begrepen dat mijn onderwerp, wat veel mensen raakt, dat van een zelfopenbaring is, een waarheidsgetrouw verhaal van hoge literaire kwaliteit over het leven van een “goede” mens tijdens de revolutie.’ [Ik weet niet of ik dat goed vertaald krijg, er staat: ‘J’ai compris que mon sujet, qui touche beaucoup de gens, est celui d’une autorévélation, un récit véridique et de haute qualité littéraire, sur la vie d’un homme “bon” pendant la révolution.’]
Goed & kwaad staan ook naast elkaar in zijn Verhalen van Odessa, de stad waar Babel een groot deel van zijn jonge jaren slijt. Daar is het gangster Benja Krik die de lakens uitdeelt, de koning der rovers.
Babel beschrijft de wreedheid die met het uitoefenen van macht gepaard gaat. Of dat geweld van de trawanten van de tsaar komt, de Polen, de Kozakken, van gangsters of gewoon van mannen, doet er niet toe. Het is de manier waarop hij dat geweld beschrijft — Babels stijl — die zijn verhalen zo sterk maakt. Viktor Sjklovski, een collega-schrijver, zegt daarover: ‘Babels procedé bestaat erin dat hij op dezelfde manier spreekt over de sterren als over een druiper.’
Na 1924 gaat Babel weer op zoek naar onderwerpen, in ’t verlengde van de vorige. Een milieu dat daar zijns inziens zeer geschikt voor is, is dat van de beruchte Russische geheime politie. Zijn in 1937 gepubliceerde verhaal Soelak zou daar, zo vermoedt men, deel van uitgemaakt hebben.
Is het daarom dat Babel regelmatig Genrich Jagoda opzoekt en Nikolai Jezjov, mannen die de grote Stalinistische zuiveringen organiseren? Dat soort volk lijkt hem inderdaad uitermate te boeien. Volgens Todorov zegt Babel aan een vriend: ‘Het zijn eenvoudigweg heiligen.’
Hoezo heiligen? Michel Krielaars (2) weet dat Babel daar ook iets anders over zegt: ‘Volgens Nadezjda Mandelstam, zou Babel op de vraag van haar man wat hij bij de Jezjovs in godsnaam toch te zoeken had hebben geantwoord: “Ik zou ze met geen vinger aanraken, ik snuif alleen hun geur op”.’
Babels project over de geheime politie vindt geen uitkomst, toch niet in de literatuur. In het tijdperk van de Stalinistische terreur was dat uiteraard niet mogelijk. In 1934 betitelt Babel zichzelf dan ook ironisch als ‘de grootmeester van het zwijgen’.
In 1939 gebeurt wat in de sterren geschreven staat. Babel wordt door zijn potentiële onderwerp gearresteerd. Hij mag zijn werk niet afmaken, iets waar hij zijn belagers nochtans uitdrukkelijk om vraagt.
‘Toch’, zegt Todorov, ‘heeft dat project een geschreven spoor achtergelaten: het zijn de talrijke en lange verklaringen die hij voor de rechtbank aflegt. Hijzelf kwalificeert aldus ironisch de uiteindelijke staat van het project: “De vorm ervan is veranderd in de verslagen van het gerechtelijk onderzoek”.’
Noten:
1) Tzvetan Todorov, Le Triomphe de l’Artiste. La révolution et les artistes — Russie: 1917-1941, Uitg. Flammarion 2017. Essay, 334 pp.
2) Michel Krielaars, Alles voor het moederland. De Stalinterreur ten tijde van Isaak Babel en Vasili Grossman, 2017. Uitg. Atlascontact, 344 pp.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.