In een artikel dat ik onmiddellijk na de klimaattop over het resultaat van COP21 had geschreven, stelde ik mij vragen bij de volgende paradox. De gevaren van de klimaatverandering komen nog sneller op ons af dan de modellen hadden voorspeld. Echter, het jaar waarin, volgens de specialisten, de uitstoot van broeikasgassen over de ganse wereld zouden moeten verminderd worden om onder een opwarming van 2°C te blijven, lijkt verder in de tijd te worden geschoven. Dit geeft de indruk dat het risico is overschat, dat nog steeds alle opties open blijven om een ramp te vermijden, en dat dat nog wel een tijdje zo zal blijven.
De paradox van de piek
De elementen van de paradox van de piek zijn de volgende. Om niet te komen tot een opwarming van meer dan 2°C in vergelijking met de 18de eeuw, stelde het vierde rapport van het IPCC (2007) dat de uitstootpiek ten laatste tussen 2000 en 2015 moest plaatsvinden. In het vijfde rapport (2013, WGIII) staat het al wat anders, per regio: 2010 voor de landen van de OESO, 2014 voor de landen van het voormalig Oostblok, 2015 voor Latijns-Amerika, en 2020 voor Afrika, Azië en het Midden-Oosten. Daarnaast lijkt het vijfde rapport minder aandacht te geven aan het piekjaar dan het vorige rapport. Dezelfde indruk geeft het samenvattend verslag over de klimaatplannen van de regeringen wereldwijd (de INDC, Intended Nationally Determined Contributions). Dat verslag werd opgesteld door een groep experten tijdens de COP in Durban (2011) met het oog op de onderhandelingen tijdens de COP21 en vermeldt de mogelijkheid onder de 2°C te blijven ook als de uitstoot wereldwijd pas in 2020, 2025 of zelfs in 2030 piekt (1).
De paradox zit als volgt in mekaar. De doeleinden (onder meer met betrekking tot het piekjaar) worden gesteld op basis van scenario’s die men invoert in de klimaatmodellen. Die scenario’s omvatten verschillende socio-economische en technologische hypotheses: herbebossing, ontwikkeling van duurzame energie, van kernenergie, van koolstofopvang en -opslag, enz. Nu, voor het vijfde rapport van het IPCC hebben de onderzoeksteams die die scenario’s uitwerken besloten om aan de meerderheid van de scenario’s een nieuwigheid toe te voegen: de “negatieve uitstoottechnologieën” (NETs). Anders gezegd, systemen die CO2 uit de atmosfeer kunnen halen. In theorie zou dat ons toelaten het “2°C-koolstofbudget” te overstijgen tijdens de 20 à 30 jaren die komen, onder het mom dat dit teveel later wel gecompenseerd zou worden, tussen 2050 en 2100 (2). Bijgevolg mag het piekjaar verder in de tijd worden geschoven.
Een herinnering aan de omvang van het probleem
Als we fossiele brandstoffen verbranden, wordt er CO2 vrijgegeven, en spreken we van positieve uitstoot. Als we fossiele brandstoffen verbranden, maar we vangen de CO2 op en we steken het diep in de grond om het te bewaren, kunnen we ervan uitgaan dat we de uitstoot toch behoorlijk aan het inperken zijn (maar we kunnen hem nooit volledig uitsluiten: langs de ene kant, zijn er lekken van ongeveer -10%, langs de andere kant verbruikt het proces behoorlijk wat energie, die voor 80% uit fossiele brandstoffen komt). Als we de fossiele brandstoffen vervangen door wind- of zonne-energie (of door kernenergie), is er (bijna) geen uitstoot meer op het niveau van energieproductie. Er moet echter ook rekening worden gehouden met de verbruikte fossiele brandstoffen op andere niveaus, die men de “levenscyclus” van de producten noemt. In het geval van kernenergie zijn de ontginning van de brandstof, de raffinage, de bouw van centrales, hun ontmanteling, enz., energieverslindende handelingen, die zeer veel CO2 uitstoten.
We kunnen ons een toekomst inbeelden waarin alle energie 100% duurzaam is – de energie nodig voor de productie van windmolens en zonnepanelen inbegrepen – en vaststellen dat, in die wereld, de “antropogene” uitstoot van broeikasgassen (bijna) nul zou zijn. Maar dat is over de overgangsperiode heen springen. Als we vertrekken vanuit het bestaande energiesysteem, dat zeer hard afhangt van fossiele brandstoffen, is het bereiken van een “zero CO2-uitstoot” (men zegt ook: “klimaatneutraal” zijn) nog vóór het einde van deze eeuw een enorme uitdaging.
Het is daarenboven nog mogelijk dat die doelstelling niet genoeg is: het vierde rapport van het IPCC zei al dat we, om onder een opwarming van 2°C te blijven, tegen het einde van de eeuw een negatieve uitstoot zouden nodig hebben. Met andere woorden, een situatie waarin menselijke activiteiten meer CO2 opnemen dan uitstoten. Die nood lijkt nog waarschijnlijker als we niet de 1,5°C willen overschrijden gerekend vanaf het pre-industrieel tijdperk.
De ecosocialistische hypothese…
In L’impossible capitalisme vert (“Het onmogelijke groen kapitalisme”), heb ik het idee verdedigd dat, als we concreet aan de overgang denken, de klimaatuitdaging niet kan aangegaan worden zonder dat de materiële groei in vraag wordt gesteld, onder meer de zeer energieverslindende groei in de omzetting en het transport van grondstoffen (3). Ik vat even de redenering samen:
- aangezien we volledig en op korte termijn (vóór de technische veroudering) het bestaande energiesysteem moeten vervangen door een geheel nieuw systeem, gebaseerd op duurzame energie, waarvan de eigenschappen zeer verschillend zijn;
- aangezien het technisch op poten stellen van dat nieuwe systeem meer energie verbruikt dan de normale werking van het bestaande systeem;
- en gezien deze energie, aan het begin van de overgang, voor 80% uit fossiele brandstoffen afkomstig is;
- kan het niet anders dan dat de overgang een meer energie vraagt, dus een toename aan uitstoot, die ergens gecompenseerd moet worden omdat anders de absolute vermindering van wereldwijde uitstoot onmogelijk is.Voor de tweede optie dienen we vlug het huidig model van de agro-business te verlaten ten voordele van een ecologische landbouw met meer handarbeid, waarvan de producten slechts op korte distributienetwerken worden gezet en die de bodem op een rationele manier gebruikt, door in te zetten op een maximale opslag van koolstof. Dit rationeel denken houdt onder meer een terugkeer naar de bodem van organisch afval in, en bijgevolg het “phasing out” van kunstmest, waarvan de productie veel energie verbruikt en bron is van broeikasgassen.
… en het alternatief van de kapitalistische technologische structuurEffectief, het “voordeel” van de negatieve uitstoottechnologieën is dat ze een structurele oplossing schijnen aan te bieden, terwijl ze volledig passen in de groeitendens van de kapitalistische technologische structuur. Dankzij de negatieve uitstoot wordt het delicate probleem dat ik hierboven vermeld heb, dat van de compensatie van de toename van de uitstoot in de overgangsperiode, uitgesteld.
De NETs in vogelvlucht
Er is dus een hele reeks onderzoekers die de NETs bestuderen. De sector van de fossiele brandstoffen en de eraan verbonden sectoren (de automobielsector bijvoorbeeld) zijn geïnteresseerd in hun onderzoeken en financieren ze mee, daar het hun zou toelaten meer fossiele brandstoffen te verbruiken. Laten we hier de belangrijkste projecten in vogelvlucht beschouwen. Enkele projecten zijn zeer speculatief en doen beroep op de koolstofopvang en -opslag (een technologie waarvan de haalbaarheid en betrouwbaarheid op lange termijn op zich heel speculatief zijn). Ik baseer mij hier hoofdzakelijk op een internationaal seminarie over de NETs dat enige tijd geleden georganiseerd werd aan de universiteit van Stanford en op een werknota van het Britse Imperial College (5). We zullen zien dat de wetenschappers die antikapitalistische oplossingen uitsluiten uit “realisme” waarschijnlijk beschikken over een behoorlijke dosis… irrealisme.
Een ding lijkt zeker: CO2 uit de atmosfeer halen staat toe de verplichtingen tot uitstootvermindering te versoepelen en tijd te winnen. De dwang zal nog minder sterk zijn, en ze zal zich nog meer verspreiden in de tijd wanneer de NETs hun doel bereiken. Bijgevolg is er geen enkele nood aan de stopzetting van welke productie dan ook, aan een aanval op de agro-business, aan een betwisting van de kapitalistische visie van de wereld, en andere romantische dagdromen… Kortom, de NETs, dat is zoals het ei van Colombus, er moest maar gewoon iemand op het idee komen.
Deze strategie om uit de klimaatcrisis te komen heeft op z’n zachtst gezegd niet heel veel succes in de wetenschappelijke kringen… Waarom zou men trouwens, nu de tijd zo hard dringt, tijd verliezen met ideologische discussies die de consensus onmogelijk maken en de broodnodige actie verlammen? Dat is wat we te horen krijgen wanneer we de vraag stellen. Voor de grote meerderheid van de onderzoekers die werken aan de scenario’s van stabilisering van het klimaat, is het zich inbeelden van technologieën die CO2 uit de atmosfeer halen eenvoudiger, concreter, directer en minder utopisch dan na te denken over een verandering van het socio-economisch denkkader. De NETs lijken “redelijker” en duurzamer dan andere geo-engineeringoplossingen, zoals het injecteren van zwavelpartikels in de atmosfeer om de zonnestralen tegen te houden en zodus het klimaat af te koelen… (4)
De technische moeilijkheden zijn aanzienlijk, maar het probleem is vooral socio-economisch en dus politiek van aard: hoe de overgang aantrekkelijk maken voor de meerderheid van de bevolking? Het is slechts mogelijk door terug te vallen op een geheel aan antikapitalistische maatregelen: een radicale vermindering van de arbeidstijd zonder loonverlies, een collectieve reconversie van bepaalde sectoren met behoud van de sociale verworvenheden van de werknemers in de betrokken sectoren, een grondige herverdeling van de rijkdommen, de uitbreiding van de publieke sector onder een democratisch beheer en controle van de beambten en gebruikers, de onteigening zonder vergoeding noch terugkoop van de energie- en financiële sector, de afschaffing van het regime van patenten, enz. Deze maatregelen zijn inderdaad noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de vermindering van materiële productie niet gelijkstaat aan werkloosheid en verslechtering van de leefomstandigheden, maar aan beter welzijn en arbeidsverdeling. Dit alles vraagt om een totale ommekeer in onze waarden, een grondige herziening van de menselijke rijkdom, dus een sociale revolutie in de ware zin van het woord.
Die compensatie kan gebeuren door middel van een verhoogde vermindering van de uitstoot door verbranding van fossiele brandstoffen of/en door een verhoogde opname van broeikasgassen op het niveau van de ecosystemen. Voor de eerste optie moeten we alle onnodige of schadelijke productieprocessen stopzetten plus onnodig transport, en de duurzaamheid van de producten en de efficiëntie van processen radicaal verbeteren (door zich te verzetten tegen de dictatuur van de winst).
- Kunstmatige bomen. Men noemt ze zo omdat ze de CO2 uit de lucht halen, en waarschijnlijk ook om ze een “groen” imago te geven. Dat imago komt niet overeen met de werkelijkheid, want de CO2, die wordt opgevangen door een speciale hars, wordt niet omgezet in organische materie zoals dat gebeurt bij groene planten; eenmaal verzadigd moet de hars gewassen worden met water om de CO2 ervan af te halen. Die CO2 wordt vervolgens samengeperst en geïnjecteerd in geologische lagen (de “bomen” dienen dus verbonden te worden met een leidingnetwerk). De hars kan hergebruikt worden maar om hem te wassen zijn er grote hoeveelheden aan water nodig en de stockage verbruikt veel energie. Om op die manier 1ppmv CO2 uit de atmosfeer te halen (oftewel 7,8Gt) zou men wereldwijd 21,7 miljoen apparaten nodig hebben (waarvan de oppervlakte telkens 500m² zou beslagen) die ongeveer 2% van de wereldwijde energieproductie zouden verbruiken.
- Kalk-natriumcarbonaatreactie. Het idee is hetzelfde als bij de kunstmatige bomen, maar hier wordt de CO2 uit de lucht opgevangen met natriumhydroxide in torens om daarna afgezonderd te worden door drie opeenvolgende chemische reacties met kalk. Door het proces ontstaat calciumcarbonaat, waarvan de calcinatie langs de ene kant voor natriumhydroxide zorgt (die teruggevoerd wordt naar de rotatiewassers) en langs de andere voor CO2. Die CO2 moet samengeperst en geologisch opgeslagen worden. Het energieverbruik is van belang, niet alleen wat betreft de stockage, maar ook wat betreft de calcinatie, die gebeurt op 900°C. Er zouden 1 300 rotatiewassers van 110 meter breed en 120 meter hoog (!) nodig moeten zijn om jaarlijks 0,36Gt CO2 uit de atmosfeer te halen (een honderdste van de uitstoot wereldwijd). 2000 wassers zouden nodig zijn om de uitstoot van Groot-Brittannië met 10% te verminderen
- Oceaan-bekalking. De CO2 lost spontaan op in het water, en verzuurt het. Het idee hier is om kalk te verspreiden in de oceanen: hij zou moeten reageren met de opgeloste CO2 en zo calciumcarbonaat vormen (hoofdbestanddeel van kalksteen) dat naar de bodem van de oceanen zou zinken. Doordat de zuurtegraad zich daarna vermindert, kan een gelijke hoeveelheid aan CO2 uit de atmosfeer zich oplossen in de oceaan. Deze techniek is gedeeltelijk gebaseerd op dezelfde chemische reacties als de vorige techniek, maar hier moet het calciumcarbonaat niet gecalcineerd worden om de CO2 af te zonderen en het gas moet niet worden samengeperst voor stockage. Daarentegen moet er wel kalk geproduceerd en getransporteerd worden. In theorie is het potentieel groot. Een kleine kanttekening echter: om een beduidend effect te hebben op wereldvlak, zouden grote hoeveelheden kalk geproduceerd moeten worden en zou het aantal beschikbare schepen verdubbeld moeten worden om de kalk te kunnen verspreiden in het midden van de oceaan.
- Biochar-productie. Wanneer men biomassa in een zuurstofarme atmosfeer verbrandt (pyrolyse), verkrijgt men langs de ene kant een vloeistof en een gas die gebruikt kunnen worden als brandstof, en langs de andere kant een houtskool dat biochar genoemd wordt en dat veel koolstof bevat. Het idee bestaat erin die biochar te gebruiken om de bodems te verrijken, zelfs om ze te overladen in de hoop dat de koolstof niet vrij zal komen, maar er zijn grote onzekerheden op twee niveaus. Ondanks het enthousiasme van enkele aanhangers, lijkt deze technologie geen groot potentieel te hebben op vlak van negatieve uitstoot. Bovendien wordt ze het best toegepast op kleine schaal, wat haar relatief weinig interessant maakt vanuit kapitalistisch oogpunt.
- Bio-energie met koolstofopvang en -opslag (BECCS). In plaats van fossiele brandstoffen te verbranden, gebruikt men biomassa, men vangt de CO2 op aan de uitgang van de installaties en men slaat ze geologisch op. Om elke onderbreking in de toevoer te vermijden, is een voortdurende productie van biomassa nodig. Daar groene planten groeien wanneer ze CO2 uit de lucht halen, mogen we hopen dat we, doorheen de tijd, erin slagen de concentratie van dit gas in de atmosfeer te verminderen. Vanuit kapitalistisch standpunt is het voordeel in vergelijking met de andere technologieën dat er hier een goed wordt geproduceerd: elektrische stroom, te verkopen aan het net. En ten opzichte van de biochar is het voordeel de uitvoering op grote schaal. De BECCS is voor de aanhangers van negatieve uitstoot de beste kortetermijnoplossing. Het technisch potentieel op wereldvlak zou rond de 10Gt koolstof per jaar liggen, vanaf nu tot 2050, met een economisch potentieel van 3Gt per jaar. Aangezien de wereldwijde uitstoot iets meer bedraagt dan 35Gt per jaar en met minstens 50% zou verminderd moeten worden tegen 2050, zou de bijdrage van de BECCS behoorlijk kunnen zijn, temeer daar de specialisten rekenen op een ontwikkeling van de technologie over de jaren heen.
Vreemd “realisme”!
Laten we nu terug komen op de scenario’s die ingevoerd zijn in de klimaatmodellen. Het is Kevin Anderson die het geheim verklapt heeft. De directeur van het Tyndall Center on Climate Change Research heeft onthuld dat 95% van de scenario’s die de basis vormen van de data van het IPCC inzetten op een massale ingebruikname van negatieve uitstoottechnologieën, in het bijzonder de BECCS. Slechts zes scenario’s gaan niet van die hypothese uit, en, volgens deze, zou de uitstootpiek ten laatste moeten plaatsvinden in… 2010 (6). Hier hebtt u dus de uitleg van de paradox die ik aan het begin van dit artikel vermeld had. Bovendien zet de meerderheid van de scenario’s naast de BECCS ook in op kernenergie en op koolstofopvang en -opslag, die voorkomt uit de verbranding van fossiele brandstoffen. Deze leerling-tovenaartechnologieën tonen zo het ware gezicht van het “groen kapitalisme”.
Om het zogezegde “realisme”, dat maakt dat de onderzoeken naar de NETs ruime voorrang krijgen op de herdenking van de maatschappij, juist te beoordelen, dient er een woordje gezegd over het mogelijke gevaar van de BECCS. De voornaamste bedreiging betreft de mededinging naar het gebruik van de bodems en het beschikbare water. Volgens een recente studie zou men om 3Gt koolstof per jaar te halen uit de atmosfeer, industriële plantages moeten opzetten, over een oppervlak van 7 tot 25% van de totale landbouwgrond (25 tot 46% van de permanent gecultiveerde landbouwgrond). Daarnaast zou de waterwinning hiervoor met 3% stijgen. Moesten de plantages opgericht werden op niet-geïrrigeerde gronden, zou het oppervlak met 40% moeten worden uitgebreid om 3Gt per jaar te kunnen opvangen… (7)
De risico’s zijn dus groot op meerdere niveaus: voor de biodiversiteit (de industriële plantages zijn geen “bossen” maar groene woestijnen); voor de inheemse volkeren en de plattelandsgemeenschappen in het algemeen, die bedreigd zouden worden door nieuwe onteigeningen); voor het werkvolk en de armen, want de concurrentie tussen bouwlanden voor energie en voor voedsel zou de prijs van die laatste in de lucht doen schieten; voor de vrouwen, die meestal op de voorlinie staan van de ecosociale uitdagingen… Bosafval of huishoudelijk afval als grondstof gebruiken is geen oplossing: het maakt de bodem afhankelijker van chemische meststoffen. In feite houdt een echt duurzame ontwikkeling in dat het afval terugkeert naar de grond die het voortgebracht heeft, zoals Barry Commoner het meerdere decennia geleden al aanbeval, en Liebig (gevolgd door Marx) 150 jaar geleden.
Geen paniek, maar toch
Veel opmerkingen kunnen gemaakt worden na deze stand van zaken van de NETs: over de “neutraliteit” van het wetenschappelijk onderzoek, over de betrouwbaarheid van de IPCC, over wat verzwegen wordt van het klimaatakkoord van Parijs, over de enorme schade die de lobby’s van de energiesector kunnen toebrengen en over het cynisme van de regeringen, onder andere. Ik zal er op terugkomen in andere bijdragen. Om dit artikel af te sluiten, zou ik graag een opmerking en een strategische bedenking voorstellen in verband met de snelle uitputting van het 2°C-koolstofbudget (en met het reeds overschreden 1,5°C-koolstofbudget).
Het wetenschappelijk onderzoek over de “mitigatie” van de klimaatverandering wordt beïnvloed door de hypotheses voorzien in de scenario’s, dus door hetgeen de onderzoeksteams, uit ideologische keuze, als mogelijk of onmogelijk beschouwen. Kevin Anderson legt het duidelijk uit in de reeds geciteerde tekst: de NET’s zijn “zeer speculatief”, het socio-economisch denkkader moet veranderen, de klimaatverandering kan niet aangepakt worden vanuit het huidig systeem, een breuk van het “revolutionaire” type is nodig. Nochtans heeft naar mijn weten nog geen enkele onderzoeker het idee gehad deze belangrijke opmerking als basis te nemen voor een of meerdere alternatieve scenario’s, die alle of een deel van de hierboven beschreven antikapitalistische ideeën zou omvatten. Wie weet: misschien zal mijn bedenking wel aan iemand inspiratie bieden?
Wat er ook van is, we moeten ons niet overgeven aan de paniek, aan de ontmoediging of aan het cynisme. Het feit dat de huidige klimaatmodellen zeggen dat het niet mogelijk is onder een opwarming van 2°C (a fortiori 1,5°C) te blijven zonder kernenergie, zonder koolstofopvang en -opslag en zonder massaal gebruik van NETs wil niet zeggen… dat het onmogelijk is. Het wil alleen maar zeggen dat het onmogelijk is in het kader van de huidige klimaatmodellen. Welnu, die zijn alle gebaseerd op het kapitalistisch denkkader, dus op de groei, de concurrentie, de winst, enz. Zoals het rapport van de IPCC zegt: “De modellen nemen de economie (sic) als basis van de besluitvorming. (…) In die zin neigen ze naar beschrijvingen van de toekomst die normatief zijn en gefocust op de economie. De modellen veronderstellen meestal markten die optimaal functioneren en een concurrentieel marktgedrag”.
Zonder strijd geen overwinning
We kunnen alleen maar het volgende met zekerheid zeggen: in het kader van het kapitalisme, is het koolstofbudget met als doel een opwarming van meer dan 1,5°C te voorkomen reeds overschreden en het 2°-budget ook (behalve, misschien, als we massaal NET’s gaan gebruiken). We kunnen eveneens zeggen, met evenveel zekerheid, dat de manier waarop de kapitalistische leiders deze situatie denken aan te pakken tot nieuwe sociale en ecologische verwoestingen zal leiden en dat de barbarij om de hoek tuurt. Er rest ons dus, meer dan ooit, een een terrein van strijd en actie. Tegen de grote infrastructuurwerken ten dienste van fossiele brandstoffen. Tegen de extractivistische plannen van de fossiele brandstofbedrijven en tegen de ontwikkeling van kernenergie. Tegen de BECCS-projecten en compensatiesystemen zoals REDD+. Tegen de werkloosheid, via een uitbreiding van de openbare sector ten dienste van het klimaat. Voor een kleinschalige en organische landbouw, die de CO2 uit de lucht haalt en tegelijk zorgt voor kwaliteitsvoedsel voor iedereen. Zonder de strijd voor de vrede te vergeten, die de grote milieuverenigingen nooit vermelden, terwijl de productie en het gebruik van wapens een belangrijke bron zijn van directe en indirecte uitstoot van broeikasgassen.
Ik wil hiermee niet zeggen dat we nog tijd hebben en dat het gemakkelijk zal zijn. We hebben zeer weinig tijd over en het ware realisme beveelt mij, helaas, te constateren dat de ecosocialistische wereldrevolutie helemaal niet op het punt staat uit te breken, zodat alles ongelofelijk moeilijk is. Maar de moeilijkheid kan enkel maar op een behoorlijke manier worden overwonnen door de collectieve actie, door debatten, door overeenstemming, en de spanningen en de confrontaties die deze actie zal opwekken, ook in het “kamp” van wie uitgebuit en onderdrukt wordt. Never give up, never surrender!
Noten:
1) UNFCCC, Durban Platform for Enhanced Action, “Synthesis report on the aggregate effect of the intended nationally determined contributions” http://www4.unfccc.int/submissions/indc/Submission%20Pages/submissions.aspx
2) Men noemt «koolstofbudget 2°C» de hoeveelheid gas met broeikaseffect (uitgedrukt in equivalent CO2) dat nog mag worden uitgestoten in de atmosfeer zonder de waarschijnlijkheid dat de opwarming met 2°C overschreden wordt. Voor de periode 2011-2100 en een waarschijnlijkheid van 66%, schat GIEC dit op 1000Gt. Aan het huidige uitstootritme zal dit budget dus binnen een vijftiental jaren uitgeput zijn.
3) « L’impossible capitalisme vert », La Découverte, Paris, 2011.
4) Deze «oplossing» wordt nauwelijks nog naar voor geschoven, omdat de solferdeeltjes opnieuw op de grond terugvallen na een bepaalde tijd in de vorm van zure regen.
5) Imperial College London. Grantham Institute for Climate Change, Briefing paper N°8, “Negative Emissions Technologies”, oct. 2012. https://gcep.stanford.edu/events/workshops_negemissions2012/presentationsandvideo.html
6) Kevin Anderson, « On the duality of climate scientists”, Nature Geoscience, DOI:10.1038/ngeo2559, http://www.nature.com/ngeo/journal/vaop/ncurrent/full/ngeo2559.html
7) Pete Smith en al., “Biophysical and Economic Limits to Negative CO2 Emissions”, Nature Climate Change, Review on line, 7 dec. 2015.
Nederlandse vertaling: Rohan Raes