De biografie van Ulrike Meinhof door Otto van de Haar maakt twee dingen pijnlijk duidelijk: de Duitse staat ging niet zachtzinnig om met de gedetineerde RAF-leden, en de Rote Armee Fraktion (RAF) voerde voornamelijk actie om de ‘eigen mensen’ uit de gevangenis te krijgen. Over dat eerste is veel geschreven; het tweede inzicht kreeg ik pas door dit boek , dat alleen al daarom de moeite waard is.
In Ulrike Meinhof schetst Otto van de Haar in een toegankelijke stijl de ontwikkeling van Meinhofs denken – waardoor haar keuze voor het opnemen van de wapens haast begrijpelijk en onontkoombaar wordt. Haast, want de voor het linkse blad Konkret werkende journaliste Meinhof neemt de beslissing – in 1971 – om ondergronds te gaan en gewapende strijd te voeren bepaald niet weloverwogen.
Al in 1964 publiceerde Meinhof de column ‘Over de 20ste juli’. In dit stuk neemt ze het op voor de plegers van de aanslag op Hitler, 20 juli 1944. Op zich was dat begrijpelijk en misschien zelfs moedig. In West-Duitsland zag een grote meerderheid deze aanslag door Claus von Stauffenberg en een aantal vrienden destijds nog niet als verzetsdaad maar als landverraad. Meinhof besteedt er echter geen enkele aandacht aan dat dit een aanslag was door aristocratische heren, en dat zij geen herstel wilden van de democratie, maar een autoritaire staat.
Otto van de Haar: ‘Voor Ulrike Meinhof stelde deze daad van Von Stauffenberg alles in de schaduw wat sociaaldemocraten, communisten, studenten, christenen en de vakbonden hadden laten zien. (…) De bewondering van Meinhof voor Von Stauffenberg en de zijnen ten nadele van links, is opmerkelijk. Haar beslissende criterium: het gedurfde handelende optreden. Op het feit dat de gehele operatie vrijwel kansloos was, ging ze niet in.’
In 1967 begint Meinhof vraagtekens te zetten bij het nut van demonstraties, als ze ziet dat de oorlog in Vietnam gewoon doorgaat. Ze gaat nog een stap verder: als de demonstranten er niet in slagen om de oorlog een halt toe te roepen, dan zijn ze medeplichtig. Van de Haar: ‘Uit deze robuuste conclusie blijkt hoezeer Meinhof zich eind 1967 al ontwikkeld had in een richting die de aanval koos en het niet bij woorden zou laten.’
In 1970 is Meinhof betrokken bij de bevrijding van Andreas Baader uit de gevangenis. Na de actie zou ze achterblijven en volhouden er niks van afgeweten te hebben – zo zou ze haar werk voor Konkret kunnen blijven voortzetten. Meinhof holt echter samen met Baader en de anderen naar buiten en is van de ene op de andere seconde ondergronds.
De RAF pleegt aanslagen op politieke doelen als het Springer-concern (uitgever van het rechtse blad Bild) en Amerikaanse militaire instellingen. In 1971 wordt Meinhofs tekst ‘Het concept stadsguerrilla’ door de RAF verspreid. Maar de meeste tijd besteedt de RAF aan het trachten vrij te krijgen van gevangenzittende leden. In 1972 wordt Meinhof gearresteerd en begint een martelgang in gevangenissen die pas eindigt in 1976, wanneer ze zich ten einde raad ophangt in haar cel.
Na lezing van dit boek overheersen kwaadheid en droefenis. Woede over de onmenselijke behandeling die de RAF-leden in de gevangenis ten deel viel. Maar het is vooral triest om te lezen hoe jonge mensen die zich willen verzetten tegen de onrechtvaardige verdeling van macht en rijkdom zich uiteindelijk vooral bezighouden met de eigen groep. Het geeft de tragiek weer van de keuze voor de tactiek van ‘individuele terreur’ in plaats van massa-actie.
Otto van de Haar, Ulrike Meinhof, Terroriste voor een betere wereld, Uitgeverij Aspekt / 248 pagina’s / 18,95
Deze bespreking verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu