Nu we met het syndicale actieplan tegen het rechtse bezuinigingsbeleid opnieuw naar een hete herfst en een strijdbare winter gaan, is het de moeite een aantal lessen uit vroegere bewegingen van de Belgische arbeidersklasse te trekken. In de winter van 1960-1961 brak de Grote Staking, de “staking van de eeuw” uit, tegen de Eenheidswetten, een pakket besparingen van de toenmalige rechtse regering o.l.v. Gaston Eyskens. Wekenlang kende het land een bijna revolutionaire periode. Een massale staking, soms harde confrontaties met politie en rijkswacht, zelfs de inzet van het leger om openbare gebouwen te bewaken. Er vielen helaas ook enkele doden. Uiteindelijk eindigde de staking niet op een overwinning, de meeste maatregelen werden doorgevoerd.
In de verkiezingen van maart ’61 moest de regerende CVP wel stevig pluimen laten (naar toenmalige normen). Radikaal links, toen de KP, ging er behoorlijk op vooruit (van een historisch dieptepunt van 2 zetels naar 5 zetels). Er kwam een regering met de BSP, die echter heel wat van de besparingsmaatregelen behield, en ook de repressieve wetten op de ordehandhaving versterkte.
Operatie Waarheid
De beweging van ’60-61 werd voorafgegaan door een zeer brede Operatie Waarheid, toen georganiseerd door de Socialistische Gemeenschappelijke Actie, maar waar vooral het Waalse ABVV onder impuls van Renard en de linkerzijde in de BSP rond La Gauche, Links en de JGS (Jeune Garde Socialiste) het voortouw nam. Ook nu is de nood aan een breeds opgezette informatie- en sensibiliseringscampagne overduidelijk.
Niet in het minst, maar zeker niet alleen, in Vlaanderen, waar helaas ook een belangrijk deel van de arbeidersklasse, vele syndicalisten incluis, rechts heeft gestemd. Zulke campagne beperkt zich ook best niet tot louter de kwesties van lonen, arbeidsomstandigheden, pensioenen,… maar moet ook een algemeen maatschappelijk perspectief naar voor brengen.
Het belang van het gemeenschappelijk vakbondsfront en een brede maatschappelijke bedding
In 1960-61 nam een groot deel van het ACV, toen evenzeer als vandaag de dominante vakbond in Vlaanderen, slechts zeer korte tijd deel aan de beweging. Na enkele dagen al nam het in meerderheid, een aantal strijdbare kernen niet te na gesproken, afstand van de staking, onder druk van haar eigen top en de katholieke clerus (de beruchte speech van kardinaal Van Roey).
Vandaag is er gelukkig van invloed van de clerus op de christelijke vakbond niet veel meer te merken, en lijkt ook de ACV-leiding weldegelijk te beseffen dat het “nu of nooit” is om serieus in actie te schieten. Het gemeenschappelijk front is een belangrijke positieve zaak, dat goed moet verzorgd worden, van hoog tot laag.
Een goede aanpak hier zou kunnen zijn om vanaf nu in alle bedrijven, sectoren, provincies en op nationaal niveau gezamenlijke “actiecomitees” op te zetten die syndicalisten uit alle bonden, en zelfs niet-gesyndiceerden, samenbrengen die samen het actieplan willen vormgeven en actief en creatief hard maken. Het is ook in zulke actiecomitees dat de vele sociale en culturele organisaties in Hart boven Hard een goede inbreng zouden kunnen hebben.
Het risico van de regionale terugplooi
Als reactie op het afkalven van de staking in Vlaanderen na de aftocht van het ACV, en op de veel rechtsere koers die Louis Major, de sterke man van het Vlaams ABVV, voorstond, koos Renard, de voorman van het ABVV in Wallonië, die een enorme impuls had gegeven aan de linkse en strijdbare opstelling van het ABVV daar, in de latere fase van de staking van ’60-’61 voor een Waalse terugplooi.
Eerder dan een gezamenlijke verdere strijd met de Vlaamse arbeidersbeweging werd gekozen voor een links federalistische opstelling. De socialistische arbeidersbeweging in Vlaanderen bleef daarbij in een duurzame minderheidspositie geblokkeerd. De sleutelkwestie van de verhouding tot het ACV, en hoe diens bevoorrechte band te breken met de christendemocratie, werd niet gesteld. De gevolgen hiervan blijven tot op heden zwaar doorwegen.
Vandaag zien we een zelfde gevaar: geconfronteerd met de rechtse meerderheid in Vlaanderen op het politieke terrein, die binnen deze regering de toon aangeeft, leeft bij minstens een deel van de Waalse arbeidersbeweging (bijvoorbeeld in het ABVV van Luik) ook nu het idee om het vooral zelf te doen, zonder op de Vlamingen te wachten, en hierbij ook te steunen op de macht van de PS.
De pogingen om de Socialistische Gemeenschappelijke Actie terug leven in te blazen riskeren echter enerzijds de afstand tot het ACV, dat vooral in Vlaanderen sterk staat, te vergroten, spanningen met de “rechtsere” Vlamingen in de ganse arbeidersbeweging (ook binnen het ABVV) te doen toenemen, en bovendien het Waalse en Brusselse ABVV in een veel zwakkere positie te stellen om zich te verzetten tegen het besparingsoffensief dat ook de PS in de regionale regeringen mee vorm geeft.
Winnen kan: de Vrijdagstakingen van 1977
In 1977 voerden de vakbonden een reeks Vrijdagstakingen tegen de regering Tindemans, die net als nu ook enkel uit rechtse partijen (christendemocraten, liberalen en het Rassemblement Wallon) was samengesteld. Het actieplan kende een soortgelijke opbouw als nu, en bracht na enkele weken de regering ten val.
Nood aan een antikapitalistisch politiek alternatief
Na de verkiezingen van maart ’61 kwamen de socialisten mee in de regering. Net zoals afgelopen decennia gebeurde, behielden ze een flink deel van het beleid van rechts. Met de wetten op de ordehandhaving werd er zelfs een flinke schep repressie bovenop gedaan. In België, maar ook elders in Europa, zagen we afgelopen decennia maar al te duidelijk hoe de sociaaldemocratie overal verwerd tot sociaalliberale partijen, die ongecomplexeerd mee de krisis en het bezuinigingsbeleid beheerden, zelfs als dat hen later electoraal rampen opleverde (PASOK, PSOE,…). “Verantwoordelijk staatsmanschap”.
Na de nederlaag van de algemene staking van ’60-’61 nam Renard met een aantal medestanders het initiatief tot de oprichting van de MPW, Mouvement Populaire Wallon. De beweging kende in een aantal regio’s in Wallonië, vooral in Luik, een echte massa-aanhang. Ze bleef echter een politiek-syndicale drukkingsgroep op de sociaaldemocratie, en zou zich in grote meerderheid niet de kwestie stellen van het opbouwen van een onafhankelijke, antikapitalistische partij. Na een paar jaar verliep de MPW dan ook: het gros van de mensen trok terug naar de PSB, een deel koos expliciet voor het Waals regionalisme (en zou via de nodige omwegen zelfs bij de liberalen belanden). Een zeer kleine minderheid evolueerde verder naar links, en zou uiteindelijk mee onze stroming vervoegen.
Ook de Kommunistische Partij kende aanvankelijk succes: ze steeg bij de verkiezingen van maart ’61 van twee naar vijf zetels. In de loop van de jaren ’60 zou ze echter nooit verder doorbreken, en later in de jaren ’70 zou ze steeds verder afkalven. Een echte massale partij links van de sociaaldemocratie zou ze nooit worden, ondermeer omdat ze meer en meer zelf politiek op een veel kleinere en iets strijdbaardere sociaaldemocratie bis leek. Een les die de PVDA vandaag best goed in het hoofd houdt…
Ook na de overwinning op Tindemans in 1977 kwam er een coalitieregering met de socialisten, die verder mee het besparingsbeleid uitvoerde, en zo de baan effende voor de rechtse regeringen Martens die de jaren ’80 zouden tekenen. Ook toen ontbrak een geloofwaardig, breed ingeworteld en klaar en duidelijk antikapitalistisch antwoord dat door brede lagen van de werkende bevolking werd gedragen. Pogingen van de RAL (zoals de SAP toen noemde) in die dagen om tot samenwerking van radikaal links te komen werden afgewimpeld, de SP sloot liever coalities met rechts dan samen met het ACW te gaan voor linkse regeringen steunend op het ACV en het ABVV.
Met de diepe sociale, ecologische en democratische crisis waarin het kapitalistische wereldsysteem vandaag zit, is de behoefte aan een scherp antikapitalistisch politiek alternatief alleen maar groter geworden. Dat mee vorm geven is een taak voor de ganse politieke én syndicale linkerzijde. De strijdbare linkerzijde in de vakbonden heeft hierin volgens ons een sleutelrol te spelen.