Over de vaste benoeming in het onderwijs
Recent lag de vaste benoeming in het onderwijs onder het vuur, dat bijna jaarlijks aangewakkerd wordt. De kwaliteitskrant De Morgen kopte dat het leeuwendeel van Vlaamse leraren de vaste benoeming liever afgevoerd ziet en voegde er meteen een poll bij. Deze stelling valt namelijk te besluiten uit een enquête van Vlaams Parlementslid Ann Brusseel (Open VLD), afgenomen bij 3513 onderwijsmensen uit alle netten. Het zou een storm in een glas water kunnen zijn, maar het momentum spreekt dat tegen. De afschaffing van de vaste benoeming in het onderwijs treft rechtsreeks het onderwijspersoneel als grootste (departementale) ambtenarengroep van de openbare diensten in Vlaanderen.
Onrechtstreeks viseert men alle overheidsdiensten – het “overbeschermd” spoorpersoneel voorop- en bij uitbreiding de grootste belangenverenigingen in België met samen 3,3 miljoen betalende leden: de zgn. “conservatieve, wereldvreemde, disruptieve” vakbonden dus.
De bredere context
De aanvallen op de vakbonden vanuit deze (centrum-)rechtse regering en de rechtse partijen worden voortdurend opgevoerd, daarin ongenuanceerd gesteund door de meeste media: aantasting van het stakingsrecht, minimale dienstverlening, opleggen van rechtspersoonlijkheid (“schadegevolgen” bij acties betalen, inkomsten en premies fiscaal viseren, blootleggen stakerskas,…), wegsnijden van sociale dienstverlening (o.a. sociale uitkeringen faciliteren en uitbetalen), sectorale akkoorden afschaffen ( enkel overleg bedrijf per bedrijf), …
Tegelijkertijd ziet men een stijgende trend bij de werkgevers om de sociale bewegingen te criminaliseren door de rechtbank in te schakelen om preventief acties te verhinderen of om syndicalisten te vervolgen.
Onlangs werd een spoorman veroordeeld voor zijn actie aan een stakerspiket met een boete van € 1700. Internationaal zijn de processen met gevangenisstraf trouwens geen uitzondering, ook in West-Europa: zie berichtgeving in deze website over Goodyear in Frankrijk en Airbus in Spanje.
De relevantie van enquêtes en andere polls
De enquête van Brusseel bevat ruimere en genuanceerde besluiten (zie haar website). De Morgen pikt er uit dat de afschaffing van de vaste benoeming in het onderwijs door een groot deel van Vlaamse leraren gewenst is, er aan toevoegend dat het om een niet-wetenschappelijk gevalideerde rondvraag gaat. De (pers)reactie van topman ACOD-ABVV Onderwijs Raf De Weerdt liet niet op zich wachten, maar haalde weinig media-aandacht, net zoals zijn collega Jos Van der Hoeven (COC–ACV Onderwijs), in tegenstelling tot bv. het overwegend anekdotisch voorstanderspanel op De Afspraak diezelfde dag (VRT,20/01).
R. De Weerdt: “Het blijkt dat het gaat om welgeteld 3513 leerkrachten, die de enquête nota bene ontvingen via hun directeur. Een correcte omschrijving van deze enquête is dan ook dat het gaat om een onwetenschappelijke bevraging, afgenomen van 3513 personen van wie op geen enkele manier duidelijk is of ze representatief zijn voor het onderwijspersoneel en of ze überhaupt onderwijspersoneelslid zijn. Bovendien zijn er in totaal 160.000 personeelsleden. 3513 komt overeen met 2,2%, wat toch iets anders is dan ‘een groot aantal’.”
“Moet het systeem van de vaste benoeming voor leerkrachten op de schop?”. Deze onlinepoll koppelt De Morgen aan haar artikel. Voorspelbaar – voor een krant die mikt op een jongere doelgroep – waren de eerste ja-klikkers in de meerderheid. Haast even voorspelbaar evolueerde het naar een duidelijk neen. Dat verontruste onderwijsmensen op de poll waren gewezen via syndicale kanalen zal daar wel niet vreemd aan en zijn. De moment-beeldvorming heeft het nog maar eens gehaald op de geargumenteerde meningsvorming. Het doet onwillekeurig denken aan liedjeswedstrijden waarbij fans beslissen via sms’jes.
“Overheid vs. privé, hoe groot is het verschil nog?” Hierover hield Jobat en Selor in 2010 een gevalideerde bevraging bij 11.000 werknemers uit de publieke en private sector. De resultaten kregen commentaar van Ria Janvier, professor (U Antwerpen), specialiste overheidspersoneel i.v.m. o.a. arbeidsverhoudingen, contractanten en sociale bescherming. Bij de ambtenaren zegt 63% neen aan het verdwijnen van de vaste benoeming. Van de vast benoemden wil 35% het vast statuut ruilen voor meer loon en 13% wil het wel voor extralegale voordelen (bedrijfswagen, groepsverzekering, consumptiecheques, …). Van privé naar overheid heeft 56% ooit de overstap gemaakt. De overstap van overheid naar privé werd ooit door 12% gemaakt.
Voorbij de karikaturen
Clichébeelden: een uitgebluste, onaantastbare, vast benoemde grijze muis leest de krant terwijl de verveelde leerlingen beurtelings een tekst hardop lezen en propjes gooien. In het lokaal ernaast wandelt een jonge, enthousiaste, tijdelijke lerares en klinkt interactief geroezemoes in 5A –de moeilijkste klas! -die in groepjes een zelfgekozen project uitwerken. Verderop overstemt het gejoel de hese stem van een beginnende leraar, die het eerst probeerde op de universiteit, niet is geslaagd en noodgedwongen onderwijs als tweede keuze koos. In het biologielokaal begeleidt een 55-jarige benoemde, naïeve idealist een rollenspel over gender en etniciteit na het projecteren van fragmenten uit de film “Black”.
De hese stem verlaat het onderwijs, onzeker over de volgende interim. De grijze muis blijft, hij heeft nog nooit een evaluatiemoment gekend. Hij is onwetend dat hij bij twee onvoldoendes kan ontslagen worden zonder onmiddellijk recht te hebben op een werkloosheidsuitkering.
In het debat over de vaste benoeming /tijdelijke gebeurt het herhaaldelijk: veralgemeningen, halve waarheden, onwetendheid passeren de revue. Er wordt te vaak een amalgaam gemaakt van de (pedagogische) werkomstandigheden en werk(on)zekerheid. Deze verdienen deels gescheiden benaderd te worden, wil men werkbare en aanvaardbare oplossingen voor beide vinden.
Vandaag zijn er ongeveer 25% tijdelijken en 75% benoemden.
1) De werkonzekerheid is niet van vandaag. Voor starters volgen in het (te lange) begin tijdelijke opdrachten elkaar op: soms voor korte periodes, soms voor een jaar, soms deeltijds. Meestal zijn het vervangingen wegens ziekte, zwangerschap, bijzonder verlof, detacheringen van benoemde collega’s en tijdelijken die al langer werken en meer “bescherming” genieten op weg naar hun benoeming. Ieder schooljaar krijgen scholen personeelsgeld o.a. afhankelijk van de instroom van leerlingen. Het aantal leerlingen kan fluctueren en garandeert dus geen vast personeelsbestand: onzekerheid voor het volgende schooljaar -buiten de wil van de school -is hiervan het gevolg.
Elke vast benoemde is tijdelijke geweest en op een enkele cynicus na lacht niemand met de “startmiserie” van een beginnende collega. Zowat 70% (110.000) van het onderwijspersoneel is lid van de vakbond, met het doel de eigen rechten te beschermen, beseffende dat daarvoor het solidariteitsprincipe onvoorwaardelijk is, tot spijt van wie het benijdt.
Een betere bescherming voor de tijdelijke leraar eisen en de verworven rechten (bijvoorbeeld het vrij recent recht om een benoeming af te dwingen) vrijwaren is één van constante prioriteiten. Het perspectief op en het hebben van een vaste benoeming is één van de belangrijkste syndicale verworvenheden.
J. Van der Hoeven: ‘Werkzekerheid is aan alle tijdelijke personeelsleden gegund. Maar die verkrijg je niet door de werkzekerheid (en dus de vaste benoeming) van anderen af te schaffen. Daardoor wordt de problematiek van de werkonzekerheid van tijdelijke personeelsleden een problematiek waarmee alle personeelsleden ieder jaar opnieuw geconfronteerd worden. Een probleem los je niet op door het groter te maken.’
Hugo Deckers (ACOD-Onderwijs,2011): ‘Het probleem van de afvallers te linken aan de benoeming is “intellectueel oneerlijk”. In Nederland bestaat de vaste benoeming niet, en daar haakt ook een kwart af binnen de eerste vijf jaar”
Onder impuls van het gemeenschappelijk vakbondsfront (ACV, ACOD, VSOA) lanceerde minister Marleen Vanderpoorten (O-VLD) destijds de vervangingspool. Beginners konden daar telkens voor een jaar in stappen aan een volwaardig loon en werden naargelang van de behoeften naar eenzelfde groep van scholen uitgestuurd. Haar opvolger Frank Vandenbroucke (SP.A) schafte die pool af zonder een alternatief. Hoofdreden: besparingen.
2) Anderzijds zijn er de werkomstandigheden en het eigen professioneel kunnen, m.a.w. de praktijkshock. Het blijkt een struikelblok die evenzeer opduikt bij een beslissing om er de brui aan te geven (1/3) of vol te houden (2/3). Behalve de (administratieve) planlast en werkdruk bij steeds wisselende scholen en/of werk in meerdere scholen tegelijk, zijn er andere “confrontaties” buiten de gepaste leerstof-pedagogiek-didactiek toepassen. In de opleiding is daar meestal minder aandacht en tijd voor geweest. Enkele voorbeelden:
– De schoolcultuur (teamgeest, visie van de school: resultaats-, kind- en arbeidsmarktgericht, …).
– De toegenomen mondigheid/assertiviteit (soms agressiviteit) van zowel leerlingen als ouders.
– Het opbouwen van het niet meer vanzelfsprekende gezag.
– Het omgaan met de (stedelijke) diversiteit.
– Problemen of eigen pedagogische visie op tafel kunnen (durven) gooien.
Het gebrek aan “aanvangsbegeleiding” is een groot (oud) zeer. Destijds begroetten de onderwijsvakbonden – weliswaar met hun legendarische terughoudendheid- het initiatief van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) die hiervoor mentoren in stelling bracht. Ervaren leraren mochten beginnende collega’s coachen. Lang duurde het niet vooraleer ook dit systeem werd afgeschaft, zonder een alternatief. Hoofdreden: besparingen.
De karikaturen voorbij:
Ondanks regelmatige aanvallen – met en zonder karikaturen- op het statuut en kwaliteit van de onderwijssysteem ondanks dat het altijd beter kan, ondanks de waterval van “aanbevelingen” van deskundigen en politici (velen kennen de gegunde zekerheid van de vastheid van betrekking, interessante mandaten of gegarandeerde parlementspensioenen en uittredingsvergoedingen , …) toch enkele vaststellingen over het onderwijs met haar 160.000 benoemden en tijdelijken, die al een tijdje meegaan:
– OESO, Pisa en andere wereldvergelijkeraars geven dit onderwijs nog altijd topscores. Mogen we ons verwachten aan vermaarde rapporten die veralgemening van contractuele arbeid aanbevelen om het onderwijs niet op achterstand te brengen? Zal het verhelpen aan de minus die ons onderwijs scoort m.b.t. kansenongelijkheid bij herkomstsegregatie en zwak sociaaleconomische milieu?
– De bevolking (>90%) geeft –na de gezondheidsdiensten- nog steeds de grootste vertrouwensscore aan dit onderwijs
Vast benoemd vs. contractueel
De centen:
De grootste “contractuelenslag” werd min of meer gestaag en niet te luid geslagen bij het personeel van de lokale besturen (ong. 180.000 werknemers). Bij de gemeenten, de steden, de OCMW’s en de provincies is nog gemiddeld 40% vast benoemd. Dat is ooit anders geweest. De stijgende armlastigheid bracht die lokale
overheden tot dramatisch drastisch snoeien ofwel bij het personeel, ofwel in de pensioenlast, ten laste van de lokale schatkist. Er werd vooreerst voor het laatste gekozen: een contractueel krijgt een privépensioen, een vast benoemde een hoger ambtenarenpensioen. Dat scheelt veel in de lokale begrotingen.
Die vlieger gaat niet op voor het onderwijs in de gewesten. De pensioenen van vast benoemden vallen ten laste van de federale schatkist, m.a.w. ze vallen grotendeels buiten het budget van het gewest. Voor de vast benoemde leraar dient een werkgever tevens minder sociale bijdragen te betalen (bijvoorbeeld geen werkgeversbijdrage voor werkloosheidsuitkering nodig).
R.De Weerdt: “Dat de afschaffing van de vaste benoeming een gigantische meerkost zou zijn, wordt zelden vermeld”. Uiteraard beseft ook elke (onderwijs)minister, elke onderwijskoepel, en waarschijnlijk elke toegewijde parlementaire onderwijsspecialist(e) dat. Mogelijk volgt hierover nog diepgravende duiding in de media, die verder gaat dan oppervlakkige polls en vluchtige anekdoten-televisie.
De vaste benoeming: ook een kwestie van vertrouwen
J. Van Der Hoeven: “In De Morgen lezen we dat de topman en topvrouw van respectief Katholiek Onderwijs Vlaanderen en het GO! Het idee van de afschaffing van de vaste benoeming niet ongenegen zijn. Volgens hen zou er kunnen uitgekeken worden naar andere vormen van contractuele vormen van tewerkstelling… Door nu te stellen dat nieuwe vormen van contractuele tewerkstelling meer werkzekerheid kunnen creëren, strooit men niet alleen zand in de ogen van het onderwijspersoneel, maar legt men ook een bom onder de fundamenten van de rechtspositieregeling van het personeel. De deur die de onderwijsverstrekkers (Lieven Boeve- Raymonda Verdyck, red.) op een kier gezet hebben, wordt met deze dan ook gesloten.”
De vaste benoeming met levenslange waarborg van een verloning en een (hoger) overheidspensioen werd door de overheid in het leven geroepen als teaser om de meestal lagere overheidslonen en het ambtenarenimago te compenseren. Men wou bovendien het personeel vrijwaren van willekeur van de politiek, directies en schoolbesturen.
Waaraan denken bij contractuele arbeidsverhoudingen?
– Contractueel pensioen = privépensioen, dat tot 10% lager ligt als het overheidspensioen bij vaste benoeming. Veel bedrijven voorzien een extra pensioen, door afdrachten van werkgever/werknemer: de zgn. tweede pijler biedt geen zekerheid. Het is telkens een te onderhandelen afspraak per bedrijf en kan schommelen naargelang “de economische realiteit”.
– Flexicurity: halt aan de “rigiditeit”, m.a.w.: soepelheid van inzetbaarheid en afzwakken van de (nu reeds afgebouwde) verlofstelsels, bijv. door bepaalde bijzondere verloven niet meer mee te tellen als actieve dienst.
– Stroomlijning naar privé: soepele ontslagregeling, afbouwen overheidspensioen, loondifferentiatie, bonussen.
– Efficiency: mandaat voor een extern management/directie, pedagogische directie, uitgebreid middenkader, grotere scholen, meer bemoeienissen door waterhoofden vreemd aan de school.
Wat vaste benoeming betekent voor een (onderwijs)loopbaan:
– Beroepsstabiliteit.
– Duurzaam concentreren op de schoolsituatie: de jobinhoud, het schoolproject de schoolgemeenschap, de ouders, de wijk, …
– Stabiel personeelsteam garandeert continuïteit (schoolcultuur, opvang beginners, houding naar ouders, externen, overheid, inspectie, …).
– Een “ roeping” vraagt genoeg onafhankelijkheid t.o.v. wisselende, overijverige onderwijshervormers, directies en schoolbesturen en soms al te veeleisende ouders en allerhande comités.
– De overheid bewijst haar vertrouwen in haar personeel door vastheid van betrekking te garanderen
– Ontslagregeling: na twee negatieve evaluaties vliegt men er uit. Men heeft recht beroep aan te tekenen bij een college van beroep, paritair samengesteld uit overheid en vakbonden.
Wat nu?
Naargelang het niveau stapt tot 1/3 van de beginnende leraren binnen de vijf jaar uit het onderwijs. Deze uitval vormt samen met een onvoldoende instroom in de onderwijsopleiding een probleem.
De volgende jaren zullen er jaarlijks gemiddeld 6000 voltijdse banen ingevuld moeten worden in het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen en Brussel. Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) wil meer kandidaten aantrekken door het beroep aantrekkelijker te maken via een loopbaanpact en door de lerarenopleiding te versterken. De “behoudsgezinde, wereldvreemde” onderwijsbonden ondersteunen deze visie ten volle, maar reageren met gemengde gevoelens na eerdere ervaringen van onderwijsbesparingen en een Vlaamse regering die geen overschot heeft. Ze benadrukken daarom dat koken geld kost, tenzij de zoveelste window dressing op komst is.
R. De Weerdt: “Er is nauwelijks bereidheid om in een budget te voorzien. Wij betwijfelen dat het mogelijk is om zonder bijkomende middelen maatregelen te nemen die alle personeelsleden ten goede komen.
J. Van Der Hoeven: ‘Wij willen niet dat het gesprek verglijdt naar een besparingsdebat.”
De zoveelste aanval op de werkzekerheid via het in vraag stellen van de vaste benoeming in de grootste (dus ook in de begroting) “zuivere” ambtenarengroep, die hiervan geniet, is geen stormpje in een glas onderwijswater. Het is een schot voor de boeg van het loopbaanpact. Deze (centrum)rechtse regering acht de tijd rijp om in de startnota van dit pact te spreken over “meer flexibiliteit en differentiatie in de loopbaan” en over “…een betere begeleiding en werkzekerheid voor beginnende leerkrachten”. Er was toch ooit een vervangingspool en mentorensysteem?
De leidingen van de onderwijsbonden voelen de bui hangen en reageren via hun kanalen. De media-impact, blijft voorspelbaar klein. Eigen publicaties en websites blijken buiten de actie-momenten minder courant gelezen. Ze beseffen meer en meer dat een “operatie waarheid & weerbaarheid” best face to face op de werkvloer gebeurt: bv. met mogelijkheid voor regelmatige personeelsmeetings, met syndicaal verlof voor de vakbondsafgevaardigde. Daardoor verwerven hun ambassadeurs nog meer prestige, impact en zelfvertrouwen.