In 1937 publiceerde Jan Romein zijn bundel Onvoltooid verleden. Daarin legde hij uit dat een historische visie telkens weer herzien moet worden. Er komen regelmatig nieuwe feiten aan het licht, de nieuwe tijdgeest stelt zijn vragen op een andere manier en de ideologische ontwikkeling legt andere onderzoeksmethodes en zienswijzen op.
Maar dat is nu precies wat het pas gepubliceerde boek Onvoltooid Vlaanderen niet doet. Auteur Frank Seberechts en medeauteur Bart De Wever doen aan “historiografie op maat van het N-VA” zoals De Standaard terecht opmerkt. In diezelfde krant van 3 mei 2017 wordt het boek door een andere historicus, Marc Reynebeau, de grond ingeboord: het bestaat uit “riskante veralgemeningen, triviale details”, “saaie, ouderwetse en achterhaalde historiografie, soms alleen oude kaakslaggeschiedenis”, het “wemelt van onnauwkeurigheden, vaagheden en overlappingen”.
Maar laten we het boek naar zijn ideologische intenties beoordelen. Het moet, gekoppeld aan een voordrachtentournee van Seberechts, de Vlaamse geschiedenis bij de N-VA – militanten “opfrissen”. Concreet betekent dit dat de partijmilitanten een welbepaalde eenvormige ideologische kijk moeten delen op het historische object Vlaanderen, nl. een Vlaams-nationalistische kijk die moet dienen om het politieke project van Bart De Wever mee te helpen dragen: een confederaal België waarin het “socialistische” Wallonië aan de behoeften van een neoliberaal gezuiverd Vlaanderen wordt onderworpen. Deze strategie strookt niet met de ideeën van de Vlaamse Volksbeweging en het uiterst – rechtse Vlaams Belang die de onafhankelijkheidsidee blijven koesteren en waarmee het N-VA in een concurrentieslag verwikkeld is.
“Van taalstrijd tot natievorming” is de aanvullende titel van het boek. Ideologisch cruciaal is hier de term “natie”. Men kan de natie beschouwen als een groep mensen die zich als een eenheid beschouwen qua identiteit, mentaliteit, historisch besef en dit over de maatschappelijke klassen heen: waar de klassentegenstellingen en conflicten ondergeschikt zijn aan het nationalisme. Dat is het kenmerk van de natiestaten zoals die ontstonden in de 19de eeuw. Dat was ook het geval in België, moeizaam eerst maar rond 1900 kreeg het Belgische nationale gevoel vorm. Maar het blijvende Franstalige verzet tegen de Vlaamse cultuureisen maakte dat de Vlaamse beweging in de jaren 1920 een nationalistische beweging werd, met sterke uiterst – rechtse en fascistische trekken. Pas vanaf dit ogenblik kan men misschien spreken van een Vlaamse natievorming.
Wie beweert dat die natievorming al tweehonderd jaar oud is heeft het over een “alternatief feit”, een feit dat geen historische grond heeft maar alleen bestaat in de hoofden van hen die het Vlaamse droombeeld koesteren. Vlaanderen, opgevat als het Nederlandstalige gebied van België, en niet als het oorspronkelijke graafschap Vlaanderen, bestaat pas sinds het ontstaan van de Vlaamse beweging, dus op zijn vroegst vanaf 1840. Institutioneel bestaat het pas sinds 1995 toen de grondwetsherziening een aantal soevereine rechten toekende aan de regio.
Zoals elk nationalisme (met uitzonderingen in de koloniale wereld) legt het Vlaams nationalisme de oorsprong van zijn wordende natie in een zo ver mogelijk verleden. Wat vandaag wordt of is, heeft zijn oorsprong in het verre verleden en is op natuurlijke wijze tot stand gekomen. Niet de mensen zelf doen aan geschiedenis maar een of andere kracht (God, de volksgeest of volksaard, etc.). De afloop van de geschiedenis is gekend. Men noemt zo’n opvatting finalisme of teleologie, een idee die de moderne geschiedopvatting verwerpt. Zij is bovendien religieus van aard. Het had anders kunnen aflopen. Bovendien dankt het huidige Vlaanderen zijn bestaan aan de stichting van België in 1830.
Spreken van het Vlaamse volk door de eeuwen heen is een ander “alternatief feit”. De boeren en arbeiders in onze streken bekommerden zich niet om de cultuurfactor taal. Of ze nu door een al dan niet Vlaamstalige grootgrondbezitter of ondernemer werden uitgezogen veranderde niets aan hun ellende. Vandaar dat het “biefstukkensocialisme” succes had in de steden en het kleinburgerlijke cultuur – flamingantisme er geen hout sneed.
Dat alles veranderde pas met de opkomst van het algemeen stemrecht (waar de Vlaamse beweging zich niet voor heeft ingezet, integendeel zelfs) en het nationalisme. Ook de opkomst van de christelijke arbeidersbeweging en haar ideologische verankering in het platteland heeft het Vlaamse nationalisme helpen versterken, daarbij geholpen door het liberale antiklerikalisme van de socialisten. De industriële achteruitgang van Wallonië, de economische modernisering van Vlaanderen en tenslotte de economische crisis vanaf de jaren 1970 heeft de uiteindelijke federale doorslag gegeven. Maar het had allemaal anders kunnen verlopen. In de historische evolutie staat niets voorgeschreven. Ontelbare en onvoorziene factoren spelen hun rol.
Maar ik heb wel de indruk dat er vandaag sprake is van Vlaamse natievorming. Het federale uiteengroeien van Wallonië en Vlaanderen, verergerd door de politieke en de ideologische drijverijen van de Vlaamse partijen, spelen zo’n natievorming in de hand. Maar een volwaardige natie zijn we nog niet en ik hoop tevens dat de nationalistische ideologie de klassentegenstellingen niet zal neutraliseren, want dat is wat “Onvoltooid Vlaanderen” nastreeft.