Elke, of toch bijna elke, Belg herinnert zich uit zijn of haar schooltijd iets over De Stomme van Portici, een opera van Daniel Aubert, die verondersteld wordt op 25 augustus 1830 de revolutie te hebben in gang gestoken die de Hollanders achter de Moerdijk joeg, met als gevolg dat, in de woorden van Karl Marx, ons land het paradijs van het kapitalisme werd.
De opera, middelmatig in muzikaal opzicht, verwijst naar de opstand van 1647 in Napels, geleid door de visser. Twee elementen komen er aan bod: de klassenstrijd en de nationale kwestie (erg Belgisch eigenlijk). De Napolitanen komen in opstand tegen de Spaanse Bourbons en de armen tegen de rijken. Ze bezingen de heilige liefde voor het vaderland (“L’amour sacré de la patrie”), maar Masaniello walgt dra van de bloedige acties van het gemeen: “Te veel bloed, te veel slachtingen”. Masaniello wordt bijgevolg beschuldigd van verraad, tirannie, enz. De componist brengt een idee tot uiting die leefde in de toenmalige bourgeoisie: ook al hadden die goede redenen om de hinderlijke resten van het oude regime op te ruimen, ze beseften maar al te goed dat actie de armen kon aansporen om zich niet te beperken tot het burgerlijk politieke programma.
Indien, voor zover ik weet, de burgerlijke revoluties in de Nederlanden en in Engeland (respectievelijk einde 16e en 17e eeuw), geen directe invloed hebben uitgeoefend op de muzikale producties van hun tijd, dan verandert dit naarmate de revolutie van 1789 naderbij komt. De moderne politiek ging een plaats krijgen in de opera. Met zijn opera Le nozze di Figaro, gebaseerd op een toneelstuk van De Beaumarchais, betwijfelt Mozart de privilegies van de adel. Uit voorzichtigheid heeft zijn librettist Da Ponte de openlijke kritiek van De Beaumarchais verzacht: het Habsburgse keizerrijk werd immers geregeerd door een weliswaar verlicht despoot, maar daarom niet minder autoritair. In De Toverfluit van dezelfde componist verklaart de maçonnieke grootmeester Sarastro dat Pamino meer is dan een prins: hij is mens! (“Er ist mehr, er ist Mensch”). De veroordeling van het despotisme komt in 1805 tot uiting in de opera Fidelio van Beethoven.
Zelfs indien een opera heel uitzonderlijk kon aansporen tot revolutionaire actie, dan was hij noch qua vorm noch qua inhoud revolutionair. Het gaat oorspronkelijk om een aristocratisch genre, dat sinds de 19e eeuw door de burgerlijke cultuur is overgenomen. Je kunt stellen dat Richard Wagner en Claude Debussy een revolutie hebben teweeggebracht, maar dan wel een muzikale (qua akkoorden, harmonieën, tonaliteit, enz.). Een nieuw soort akkoord is geen revolutionaire daad zoals de bestorming van het Winterpaleis in 1917.
In verband met de Oktoberrevolutie een kleine anekdote. In 1836 componeerde Michaïl Glinka de patriottische opera Een leven voor de tsaar, gericht tegen de opstandige Polen. Zijn populariteit (in Rusland) was zo groot dat na de revolutie het nieuwe regime zich verplicht voelde om de opera een nieuw libretto te geven en een nieuwe titel (Ivan Soesanin), maar niets wijzigde aan de oorspronkelijke nationalistische toon. Net zoals in de opera Oorlog en Vrede van Sergej Prokofjev is de tsaar onbestaand. De twee opera’s moesten in het stalinistische regime het Russisch patriottisme aanwakkeren.
Een paar woorden over de opera Wozzeck van de atonale componist Alban Berg die zijn première beleefde in 1925. Het werk is gebaseerd op een tragedie van Georg Büchner (1813-1837). Deze Duitse schrijver en arts op wie de Franse revolutie en haar nasleep een sterke invloed hebben uitgeoefend, was de auteur van het eerste socialistische pamflet in de geschiedenis, Der Hessische Landbote, waarin de beroemde uitspraak voorkomt: “Vrede voor de hutten, oorlog aan de paleizen” (“Frieden den Hütten! Krieg den Palästen!”).
Zijn toneelstuk Wozzeck werd hem ingeblazen door de zaak Johann Christian Woyzeck (1780-1824), een oud-soldaat en werkloze kapper die beschuldigd werd van moord op zijn minnares. In de opera is Wozzeck een jonge soldaat die, om te voorzien in het leven van zijn vrouw Marie en zijn “zonder de kerkelijke zegen” geboren zoon, dient als proefkonijn van een dokter en als knecht van de tamboer-majoor. Zijn slechte behandeling drijft hem naar de waanzin. Als hij Marie ervan verdenkt dat ze te doen heeft met de majoor, slaan al zijn stoppen door en vermoordt hij haar. De monsterlijke behandeling van de dokter en het misbruik van zijn superieur hebben Wozzeck aangezet tot een monsterlijke actie. Voor de eerste keer in de opera worden de sociale structuren aan de kritiek onderworpen.
Verwerkte foto uit Le nozze di Figaro, Opera Colorado