Weinig bewegingen in de VS hebben het politieke bewustzijn zo beïnvloed als de Black Panthers. Het boek Black Against Empire beschrijft de geschiedenis van deze militante groepering vanaf haar oprichting tot haar ondergang.
Met de beëindiging van de segregatiewetten door de burgerrechtenbeweging midden jaren zestig hoopten zwarte Amerikanen op een betere toekomst. De beloofde vooruitgang bleef echter uit. Geconfronteerd met politiegeweld, armoede en de wanhoop van het leven in de getto’s zochten zwarte activisten nieuwe manieren van strijd. Twee van hen, Huey Newton en Bobby Seale, richtten in oktober 1966 de Black Panther Party for Self Defense op.
Een aantal maanden na hun oprichting begonnen de Black Panthers hun eerste patrouille. Gewapend met pistolen, geweren en een wetboek achtervolgden Newton, Seale en Bobby Hutton in het noorden van Oakland een politiewagen. Toen de politie hen sommeerde hun wapens in te leveren, weigerde Newton dit. De Californische wet stond hen toe openlijk wapens te dragen. Na een gespannen confrontatie besloot de politie geen vuurgevecht te riskeren en droop af. Met deze actie wilden de Panthers aantonen dat de zwarte gemeenschap de politierepressie niet meer hoefde te pikken en zich gewapend kon verweren.
De maanden erna zetten de Panthers hun tactiek van het volgen van politiepatrouilles door. De verhalen hierover uit Black Against Empire vormen de meest intrigerende en spannende delen uit het boek. De staat zag het gevaar van de Panthers en ontwierp snel een wetswijziging om het openlijk dragen van wapens en het achtervolgen van de politie te verbieden, de Mulford Act. In een laatste gewapende en theatrale daad van verzet bezetten daarop tientallen Panthers kortstondig het Californische Lagerhuis in Sacramento. Alhoewel de Mulford Act kort daarop werd goedgekeurd, liet de partij met zijn militante aanpak een nieuwe vorm van zwarte bevrijdingsstrijd zien.
Volgens Bloom en Martin was de Black Panther Party als geen enkele andere organisatie in staat om zwarte Amerikanen te mobiliseren. Eind 1968 had de partij afdelingen in meer dan twintig steden, waaronder New York, Los Angeles en Chicago. De Panthers boden de zwarte gemeenschap een strategie om de legitimiteit van de staat aan te vallen en zich te verweren tegen de immense politierepressie. Volgens hun revolutionaire, anti-imperialistische analyse was de zwarte gemeenschap een kolonie binnen de VS en de politie een bezettingsleger.
Ook laten de schrijvers zien dat de Panthers aansluiting zochten bij binnenlandse strijdbewegingen. Zo mobiliseerden de Panthers met dienstplichtweigeraars tegen de oorlog in Vietnam. Met studenten namen ze het initiatief tot acties tegen racisme op universiteiten die honderden campussen platlegden.
Daarnaast organiseerden de Panthers gratis ontbijtprogramma’s, gezondheidszorg en scholing om meer gematigde delen van de zwarte bevolking voor zich te winnen. Maar ook buiten de VS waren de Panthers actief. De partij had een ambassade in Algerije en ontving hulp van Cuba en Noord-Vietnam. Door het bouwen van deze coalities met nationale en internationale bewegingen konden de Panthers rekenen op politieke en financiële steun die onmisbaar was voor hun voortbestaan.
Vernietigen
De FBI en de politie probeerden met propagandacampagnes, gewapende invallen en zelfs aanslagen de groep te vernietigen. Zo werd in 1969 Fred Hampton, de leider van de afdeling van de Black Panther Party in Illinois, in zijn slaap vermoord door een speciaal team van de FBI. Dat ondanks de hevige repressie de groep groeide in plaats van kromp, hadden de Panthers te danken aan hun strategisch inzicht.
Het boek besteedt ook aandacht aan genderverhoudingen. In alle lagen van de organisatie speelden vrouwen een essentiële rol. Zij vochten tegen het seksisme binnen de partij en verzetten zich tegen zijn masculiene identiteit. Toch bleven genderverhoudigen problematisch. Door de extreme repressie hadden antiracistische en sociaal-economische strijd uiteindelijk prioriteit.
Door te kapitaliseren op de woede van zwarte jongeren over politiegeweld en het opbouwen van nationale en internationale solidariteit groeide de groep binnen korte tijd explosief. Begin jaren zeventig ontstonden er spanningen binnenin de partij. Het Centraal Comité van de partij had een publiek imago te onderhouden om steun van bondgenoten te garanderen. Veel leden wilden zich juist verzetten tegen de politie en het systeem dat hen onderdrukte. Het militante verzet van deze leden ging vaak lijnrecht in tegen de pogingen van het Centraal Comité om relaties met bondgenoten in stand te houden. Deze interne spanningen werden vergroot door afbrokkelende steun voor de partij.
Tegelijk schakelde de regering-Nixon de Amerikaanse inbreng in de oorlog in Vietnam terug en kwam de zwarte gemeenschap tegemoet met toegang tot hoger onderwijs en banen bij de overheid. Daarnaast haalde de staat banden aan met regimes die de Panthers gunstig gezind waren om zo hun internationale steun te ondermijnen. Uiteindelijk leidde dit tot de snelle ineenstorting van de Black Panthers.
In hun introductie verklaren de auteurs dat het boek allereerst een politieke analyse is van de Black Panther Party. Door het boek heen besteden Bloom en Martin dan ook voortdurend aandacht aan de krachtsverhoudingen tussen de Panthers, de staat en andere bewegingen. Black Against Empire is desondanks toegankelijk en helder geschreven. En hoewel een zekere sympathie voor de groep te ontwaren valt bij de schrijvers, vormt dit boek een evenwichtige en uitgebreide introductie tot de Black Panthers.
Joshua Bloom en Waldo E. Martin Black against Empire: The History and Politics of the Black Panther Party University of California Press, 560 pagina’s, 30,50€.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.