“Van de Belgische collaboratie en overigens ook van de Waalse verschilt de Vlaamse, niet alleen doordat het nationalisme in Vlaanderen verschillend was. De Vlaamse collaboratie verschilt vooral omdat dit de eerste collaboratie was van een groep, die voor het eerst in haar bestaan op een dergelijke wijze aan het politieke proces deelachtig was. Motivering van deze groep was niet het handhaven van gevestigde belangen. De motivering was een Vlaams-nationale, met andere woorden de Vlaamse collaboratie was een fase in een algemene Vlaamse emancipatiebeweging. De loyauteit van de Vlamingen tegenover Vlaanderen was mede hierdoor minder door onmiddellijke belangen ingegeven dan de loyauteit van de Belgen tegenover België.”
Een voormalig collaborateur beroept zich op het “niet handhaven van gevestigde belangen” om de rechtse Vlaams-nationalistische organisaties die gecollaboreerd hebben met een van de meest criminele regimes, het nazisme, vrij te pleiten. Deze collaboratie wordt verondersteld te hebben gestoeld op een zuiver emancipatorisch ideaal, in tegenstelling tot de “geïnteresseerde” oogmerken van de Belgen en de Walen.
Het citaat met zijn kromme stijl komt uit een boek gepubliceerd in 1983 onder de titel Het Verdrongen Verleden. De collaboratie, haar rechters, haar geschiedschrijvers. De auteur ervan is Lode Claes (1913-1997).
Hij werd in zijn jeugd aangetrokken door de “Conservatieve Revolutie” en sympathiseerde met de fascistische partij Verdinaso van Joris van Severen. Tijdens de oorlog werkte hij voor het blad Volk en Staat van het Vlaams Nationaal Verbond, een uiterst rechtse Vlaamse partij. Hij werd schepen van Gross-Brüssel, de door de bezetter gecentraliseerde structuur van de hoofdstad en verbleef na de Bevrijding vijf jaar in het gevang. Hij werkte vervolgens als journalist en in de financiële wereld (Groep Lambert) en werd verkozen als senator op een lijst van de Volksunie.
Als tegenstander van het communautair Egmont-pact keerde hij in 1977 de VU de rug toe en stichtte zijn eigen formatie, de Vlaamse Volkspartij, en ging een kartel aan met de Vlaams Nationale Partij van Karel Dillen, de voorloper van het Vlaams Blok. Deze meer dan rechtse persoonlijkheid organiseerde een denktank met o.a. Herman van Rompuy (toekomstig president van de Raad van Europa), Guy Verhofstadt (toekomstig president van de Europese Liberalen) en Gerolf Annemans (toekomstig president van het Vlaams Blok).
Terug naar het citaat om het af te bouwen, te deconstrueren zoals de filosofen zeggen. Het is tekenend dat zij die gecollaboreerd hebben met de nazi-bezetters tot hun verdediging ofwel de politiek van “het minste kwaad” inroepen (de bevolking zo goed mogelijk helpen in kwade tijden), en/ofwel het idealisme (de strijd tegen het atheïstische, nihilistische, en eigendomsvijandige communisme).
Maar in hoeverre is een jonge man van 18 jaar, opgejut door de pastoor om het communisme aan het Oostfront te bestrijden (dus deel te nemen aan anti-Slavisch terrorisme en anti-Joodse slachtpartijen), zich bewust van de inhoud van zijn “idealisme”? Werkt de persoon die in de bezetting staatssecretaris voor de ravitaillering wordt uiteindelijk niet mee aan de ravitaillering van het Duitse leger? Achteraf de deelname aan een hoogst criminele oorlog voorstellen als idealisme is pervers.
Lode Claes gaat zelfs verder op die weg. De collaboratie met de nazi’s maakte deel uit van de emancipatie, de bevrijding van het Vlaamse volk, dat, voor de eerste keer politiek (sic) heeft geijverd voor deze emancipatie. In hoeverre kan men een emancipatie die een autoritair, racistisch, corporatistisch, in een woord fascistisch zogenaamd autonoom Vlaanderen beoogde, bevrijdend noemen?
Tegelijk kenmerkt hij de “Belgische” collaboratie (die van hen die zich Belgen voelden) als geïnteresseerd, dus verwerpelijk. “De Waalse collaboratie was ideologischer dan de Vlaamse, omdat haar geen andere cultureel-politieke en ideologische inhoud in de weg stond. Zij was slechts Waals omdat de politieke formaties, als REX en enkele kleinere, deze naam zonder veel inhoud adopteerden.” Begrijpen wie begrijpen kan. Claes’ stijl is bepaald niet verhelderend.
Ik eindig met een bedenking over het begrip “collaboratie met de vijand”. Het gaat over het algemeen om een nationalistisch begrip. Men wordt verondersteld om niet samen te werken met de bezetter om de eenvoudige reden dat hij een andere natiestaat vertegenwoordigt, los van wat deze vijand voorstelt op politiek, ideologisch en sociaal vlak. Wat een schijnheiligheid!
Een belangrijk aantal Belgische industriëlen en financiers hebben gecollaboreerd om zuiver “politieke” redenen, namelijk om het profijt. Hitler had de arbeidersbeweging in Duitsland vernietigd en ze onderworpen in de bezette gebieden, en dat betekende dat een kleine nationale bourgeoisie in haar klassenstrijd beroep kon doen op een veel sterkere, en dus niet-vijandige, Duitse bourgeoisie. De winstvoet steeg! In de klassenstrijd hebben de klassenbelangen voorrang op de “nationale”.
Het is wel zo dat de repressie uitgeoefend op deze grote collaborateurs veel zachtmoediger was dan op de kleine (Vlaamse) collaborateurs. Alweer klassenbelangen.