De uitslag van de Britse verkiezingen vorige week kwam voor veel mensen als een verrassing, en een schok. Daar waren twee redenen voor: ten eerste was er de onverwachte zetelwinst van de conservatieve Tories. Dit ging in tegen de voorspellingen van de opiniepeilers en stelde de conservatieven in een staat een regering te vormen zonder een coalitie te hoeven vormen. Ten tweede legde deze verkiezing de diepe kloof bloot tussen politiek in Schotland en de rest van het Verenigd Koninkrijk: in Schotland werden de belangrijkste Britse partijen vrijwel weggevaagd en won de Scottish National Party (SNP) 56 van de 59 zetels.
De afgelopen vijf jaar hebben de Tories in een coalitie met de Liberal Democrats een bezuinigingspolitiek gevoerd die leidde tot massaprotesten van studenten tegen verhoging van studiekosten en tot stakingen in de openbare sector. Groeiende dakloosheid en de manier waarop bezuinigingen op sociale voorzieningen hebben bijdragen aan de dood van gehandicapten en chronisch zieken leidden tot woede.
Labour, traditioneel de partij van de vakbeweging en nog steeds de partij met de steun van de meeste vakbonden, faalde erin om een geloofwaardige oppositie te vormen tegen deze bezuinigingspolitiek. Bang om de rechtse media tegen zich in het harnas te jagen, accepteerde Labour al snel na hun nederlaag in 2010 de conservatieve lezing van de gebeurtenissen: bezuinigingen zouden noodzaak zijn omdat de vorige Labourregering te veel zou hebben uitgegeven. Daarbij werd voorbij gegaan aan e wereldwijde kapitalistische crisis die de krachten van de Britse regering te boven ging. Deze misleidende interpretatie bracht Labour ertoe conservatieve standpunten over te nemen en zichzelf te afficheren als “de partij van fiscale verantwoordelijkheid”. Het manifest van Labour bevatte een aantal duidelijke verschillen met de voorstellen van de conservatieven – maar beloofde ook een voortzetting van de bezuinigingen en nog strenger optreden tegen mensen met een uitkering en immigranten.
In de weken voor de verkiezingen gingen Labour en conservatieven in de peilingen nek aan nek en was het moeilijk te voorspellen wie de winnaar zou worden. De meeste waarnemers verwachtten een parlement waarin geen enkele partij een meerderheid zou hebben en de grootste partij gedwongen zou zijn een coalitie te vormen.
Naarmate het duidelijk werd dat in Schotland Labour weggevaagd zou worden werd er druk gespeculeerd over een regering waarin de sociaaldemocraten afhankelijk zouden zijn van de SNP. In de dagen voor de verkiezingen werd dit scenario het doelwit van de conservatieve campagne; de rechtse pers verklaarde dat Schotland “het Verenigd Koninkrijk gijzelde” en er verschenen grote reclameborden waarop de voormalige Schotse premier Alex Salmond werd afgebeeld als een zakkenroller en de leuze “Don’t Let the SNP Grab Your Cash.”
De xenofobe anti-Schotse campagne miste zijn effect niet. Onder druk gezet verklaarde Labour dat ze geen coalitie zou vormen met de SNP. Rechtse Engelse kiezers keerden uit angst voor de SNP terug van UKIP naar de Tories en hielpen zo de conservatieven hun kleine meerderheid te winnen. Deze campagne gaat er aan voorbij dat de SNP op het punt stond op democratische wijze de verkiezingen te winnen. Deze partij bij voorbaat uitsluiten van welke coalitie dan ook geeft een duidelijk signaal aan de Schotten; ze zijn welkom als deel van het Verenigd Koninkrijk, op voorwaarde dat ze op de juiste partij stemmen… (En ondertussen, dankzij het archaïsche Britse electorale systeem, vormen de conservatieven een regering terwijl minder dan één op de vier kiesgerechtigde Britten op hen gestemd heeft).
Labour zag zichzelf sinds de jaren twintig als de vanzelfsprekende favoriet van arbeiders in de steden, vooral in Schotland. Er was een bekend gezegde dat in het Lanarkshire district in centraal Schotland een hond met een Labour speldje nog de verkiezingen zou kunnen winnen. Enkele van de Labour parlementariërs die afgelopen week hun zetel verloren zaten er al sinds de jaren zeventig en tachtig. Maar er is een lang proces gaande waarin Schotse kiezers zich steeds meer afkeren van Labour. Het neoliberale beleid van Tony Blair, de Irak-oorlog, de halfslachtige oppositie tegen bezuinigingen en ten slotte de Labour campagne tegen Schotse onafhankelijkheid, samen met de conservatieven, tijdens het referendum daarover vorig jaar hebben de Schotten in toenemende mate Labour de rug toe doen keren.
De voortdurende aftakeling van Labour wordt wel Pasokificatie genoemd, naar de voormalige Griekse regeringspartij die naar de electorale vuilnisbelt is verwezen vanwege hun onvermogen zich te verzetten tegen de internationale financiële instellingen. Verspreid over Europa staan sociaaldemocratische partijen voor hetzelfde dilemma. Als deze partijen er niet in slagen oppositie te voeren tegen bezuinigingen en sociale kaalslag, zal hun natuurlijke aanhang hen als irrelevant gaan zien. In Griekenland is de sociaaldemocratische partij vervangen door een partij links van haar, Syriza, maar bijvoorbeeld de opkomst van het Front National in Frankrijk toont aan dat ook uiterst rechts kan profiteren van de teloorgang van de sociaaldemocratie. In het Verenigd Koninkrijk is de afbrokkeling van Labour in Schotland, ooit haar bastillion, verder gevorderd dan in de rest van het Verenigd Koninkrijk. In Schotland was een veelgehoorde leus in de aanloop naar de verkiezingen; ‘weg met de rode Tories’.
De SNP is veel gematigder dan bijvoorbeeld Syriza. Het SNP verkiezingsmanifest was in veel opzichten vergelijkbaar met dat van Labour. Maar de SNP campagne concentreerde zich op twee punten; oppositie tegen bezuinigingen, met de eis van een kleine groei van de publieke uitgaven, en tegen de vernieuwing van de Britse nucleaire massavernietigingswapens – alle Britse kernbommen liggen opgeslagen in Schotland, ondanks het feit dat de bevolking dat massaal afkeurt. In de ogen van het publiek was de SNP duidelijk linkser dan Labour.
Hoe links je de SNP ook inschat, hun opkomst is een nagel aan de doodskist van het gevestigde Britse politieke systeem, in Schotland vertegenwoordigt door Labour. De voorstanders van Schotse onafhankelijkheid verloren het referendum maar zaken als het Schots zelfbestuur en de machtsverdeling binnen het Verenigd Koninkrijk blijven centraal staan in de Schotse politiek. En nu er in London een hard rechtse regering gevormd wordt die geen steun heeft in Schotland zullen deze kwesties alleen maar meer op de voorgrond komen te staan. De conservatieven hebben een referendum beloofd over het Britse lidmaatschap van de EU. Een dergelijk initiatief zal tot nog meer spanningen leiden en wellicht tot hernieuwde roep van de onafhankelijkheidsbeweging voor een nieuw referendum over de status van Schotland.
Ondertussen vonden in London in Downing Street, waar de ambtswoning van de premier staat, al protesten plaats. Het programma van de nieuwe regering kan bepaald niet op onverdeelde steun rekenen. In het gehele Verenigd Koninkrijk moeten mensen nu verzet organiseren tegen het conservatieve beleid van sociale afbraak, privatisering van de gezondheidszorg en aantasting van de rechten van individuen en vakbonden.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos.
Cameron uitdaging Europees links
Door Franks Slegers
De conservatief David Cameron heeft de Britse verkiezingen gewonnen. Over de redenen van deze overwinning zal nog lang worden gebakeleid. In percentages halen de Tories ongeveer even veel als de vorige keer (ongeveer 36 procent), terwijl Labour licht vooruit gaat (ongeveer 31 procent). Maar in zetels uitgedrukt wint Cameron 24 zetels, en hij heeft er nu 12 meer dan nodig voor de absolute meerderheid, en kan dus alleen regeren. Labour daartegen haalt in zetels de slechtste uitslag sinds 1987 (het verliest er 26).
Betekent dit een massale verschuiving naar rechts? Dat valt nog te bezien. Labour verliest er vooral aan de Schotse SNP, dat van 6 naar 56 zetels springt, terwijl de Conservatieven hun liberale coalitiepartner opeten (8 zetels, een verlies van 49), en zelfs een zetel afsnoepen van de UKIP dat nu nog 1 zetel heeft.
Volgens sommigen winnen de Conservatieven dankzij de economische groei die het laatste half jaar op gang is gekomen, en de lage inflatie, die de koopkracht van de gezinnen eindelijk weer wat ademruimte geeft. De kiezers hebben zich dan misschien wel wat snel laten verleiden. De productie per hoofd van de bevolking ligt nog steeds lager dan voor het uitbreken van de crisis. Volgens Martin Wolf van de Financial Times zou de Britse economie nu 16 procent groter zijn indien ze de laatste jaren het groeiritme van de jaren 1955-2007 had aangehouden. Het eiland heeft ook een probleem van productiviteit: het is de enige economie van betekenis waar de arbeidsproductiviteit de laatste jaren gedaald is. In november 2014 lag de productie er per uur 1,7 procent lager dan in februari 2008. Het gewicht van de dienstensector speelt allicht een rol in deze slechte prestatie. Sinds de crisis is de dienstensector nog 8,1 procent gegroeid, en de industrie 4,9 procent gekrompen.
Maar goed, Cameron heeft dus gewonnen, en we krijgen een referendum over het Brits lidmaatschap van de Europese Unie. Dit referendum wordt voorafgegaan door onderhandelingen met de Europese Unie, waarin Cameron zal proberen een aantal toegevingen af te dwingen “om Groot-Brittannië in de EU te houden”.
Deze onderhandelingen kunnen het sein worden om de EU definitief om te vormen tot een “Europa met twee snelheden”. Dat wordt dan een antwoord op een van de fundamentele contrtadicties van de EU: er is geen Europees volk, geen Europese nationale identiteit, en het wordt steeds moeilijker een uniform beleid op te leggen aan de veelvoud van volkeren en identiteiten in Europa “vanuit Brussel”. Maar het is geen democratisch antwoord, integendeel: in het centrum komt er dan een harde kern rond Duitsland, met een off-shore financieel centrum in Londen, en een periferie van zwakkere landen met lagere normen. Daarmee wordt definitief komaf gemaakt met de idee van een globale Europese democratie, maar het betekent ook geen terugkeer naar de nationale soevereiniteit, want “Brussel” blijft regeren.
Daarnaast zal Cameron waarborgen willen voor het verder floreren van de banken, aandelenfondsen en hedge funds die de City van Londen vormen. De lessen van de financiële crisis kan men dan wel definitief vergeten.
Tenslotte zal Cameron zich verzetten tegen elke regulering van de arbeidsmarkt, en maatregelen eisen die de migratie in de schoot van de EU verder snijden op maat van de behoeften van het bedrijfsleven (onder de vlag van de “strijd tegen het sociaal toerisme).
De komende onderhandelingen gaan dus over nog wel wat andere dan de plaats van Groot-Brittannië in de EU. De linkerzijde heeft er daarom alle belang bij dit dossier van dichtbij te volgen. We kunnen nu al de argumenten dromen waarmee men zal proberen links verzet tegen toegevingen aan Cameron de pas af te snijden: we hebben een sterk Europa nodig, zonder de Britten staat Europa een stuk zwakker op het wereldtoneel, in Europa hebben we de Britten nodig als tegengewicht tegen de Duitsers, enz. Dus steeds hetzelfde: linkerzijde, verzaak aan uw eisen in naam van het hogere belang van Europa.
Gelukkig heeft ook Cameron zijn problemen. Nu hij alleen kan regeren, dus zonder de lib-dems, wordt het gewicht van de harde back benchers in zijn eigen partij misschien groter, zodat Cameron minder soepel kan manoeuvreren. Bovendien zit hij met een Schots probleem.
Maar hoe moeilijker Cameron het heeft, hoe groter de roep zal zijn van de “ware Europeanen” om hem te helpen.
Het wordt voor links ongetwijfeld een ingewikkelde strijd. Hoog tijd dus voor de continentalen om de banden met de linkerzijde op het eiland aan te halen. In het kader van het Europees Soiaal Forum zijn al vele banden gegroeid, maar de nood is nu echt aan de man.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.