Na dalende cijfers in de opiniepeilingen zoekt Podemos naar wegen om de energie van vorige lente terug te winnen.
Enkele weken voor de algemene verkiezingen en aan de vooravond van de Catalaanse verkiezingen van 27 september wordt Podemos net als alle krachten voor politieke en sociale veranderingen, geconfronteerd met strategische uitdagingen. Na een jaar van onredelijke uitbundigheid over sommige opiniepeilingen ziet het er naar uit dat het tweepartijensysteem beter dan verwacht uit onverwachte bronnen weerstand biedt en energie put.
Alle verkiezingspeilingen geven nu al enkele weken lang een neerwaartse trend aan voor Podemos. De vicieuze cirkel van de electorale logica maalt onverbiddelijk verder. Als de gedachte dat de conservatieve Volkspartij (Partido Popular PP) winst zou boeken nog meer aanslaat, zou dit een demobiliserende kettingreactie kunnen versnellen en een stem op de sociaaldemocratische partij (PSOE) worden gezien als een verdediging tegen de PP, dit kan voor Podemos dodelijke gevolgen hebben.
De partij onder leiding van Pablo Iglesias is in een moeilijke situatie terecht gekomen. Ze staat op het punt verkiezingsresultaten te behalen die de omstandigheden in de Spaanse politiek grondig zouden kunnen beïnvloeden. Als dat niet lukt zou de partij veroordeeld kunnen worden tot slechts de rol van een belangrijke oppositie zonder destabiliserend potentieel.
Door het verkiezingssysteem kan een kleine verschuiving in het stemmenpercentage grote verschillen geven in het aantal behaalde parlementszetels. Dat verschil kan het ineenstorten van het tweepartijensysteem veroorzaken of het kan het ondanks alles verder laten strompelen. We zijn dus heel dicht bij en tegelijkertijd heel ver af van verandering.
We zijn op een keerpunt gekomen en staan voor de keuze: of we berusten in het feit dat de algemene verkiezingen zullen eindigen in een anticlimax, een teleurstellend resultaat van het proces dat is begonnen na de Europese verkiezingen op 25 mei 2014, of we maken een doorslaggevende draai en vinden de weg om de zaken te veranderen. Op dit spannende moment worden er twee debatten gevoerd. Hoe bouwen we een ‘eenheid van het volk’? En hoe kunnen we, in het licht van wat er in Griekenland is gebeurd, de confrontatie aangaan met de nationale en internationale financiële machten?
De keuzes
Wat betekent de veel gebruikte formule van ‘eenheid van het volk’? Het is een vaag begrip dat allerlei dingen kan betekenen en het gevaar loopt als fetisj dienst te doen. De twee termen kunnen leiden tot alle mogelijke mystificaties en alle denkbare doctrinaire recepten. In de huidige discussies binnen de Spaanse linkerzijde en de sociale bewegingen bestaan er drie opvattingen over ‘eenheid van het volk’.
De eerste is een retorische formule die verwijst naar een eigen opvatting over partijopbouw waarbij men de verkiezingslijsten openstelt voor onafhankelijke kandidaten zoals dat het geval is met de Kandidaten van de Volkseenheid (Candidatura d’Unitat Popular, CUP) in Catalonië (CUP is een antikapitalistische en pro-onafhankelijkheidspartij die in 2012 drie procent van de stemmen behaalde met voor het eerst drie zetels in het Catalaanse Parlement, en dit na belangrijke electorale successen in plaatselijke verkiezingen in de jaren 2000).
De tweede is een alliantie van politieke apparaten van bovenaf, zoals Verenigd Links ze voorstaat (Izquierda Unida, IU – een coalitie gedomineerd door de Spaanse Communistische Partij die sinds 1978 de belangrijkste kracht was links van de sociaaldemocratie, met resultaten tussen de 4 en de 10 procent) en in Catalonië waar de campagne Yes we Can (Catalunya Sí que es Pot) werd opgebouwd (Catalunya Sí que es Pot is een recente coalitie met Podemos en de groene partij met eurocommunistische oorsprong, Catalunya-Verds en Esquerra Unida I Alternativa, de Catalaanse tak van IU). Beide opties zijn omarmd door Podemos dat of bij de ene of bij de andere aansluit afhankelijk van de plaats en de context.
Een derde optie vertrekt vanuit het verlangen om een participatorische en pluralistische volksbeweging op te bouwen waarin, tussen de logica van een apparaat en die van de eenheid van onderuit, dat laatste alternatief wordt verdedigd en de politieke machines ten dienste worden gesteld van het opbouwen van een open beweging.
In sommige gevallen mobiliseerde het samenstellen van de verkiezingslijsten de krachten van onderuit, alhoewel dit binnen de logica van competitie bleef. Dat was het geval bij Madrid NU (Ahora Madrid) waarbij de lijst van activisten op 24 mei het burgemeesterschap won met Manuela Carmena, een progressieve rechter, als lijsttrekster.
In andere gevallen was het samenstellen van de lijsten niet het middelpunt van het project dat meer steunde op een sterke oriëntatie gericht op de beweging en de praktijk van de initiatiefnemers van de campagne die vastbesloten waren een echte massabeweging van het volk op te bouwen.
Dit was het geval in Barcelona en Comú, de lijst die werd aangevoerd door Ada Colau – vroeger de spreekbuis van het Platform van Mensen getroffen door de hypotheekleningen (Plataforma de Afectados por las Hipotecas-PAH) – zij regeert nu sinds mei de stad Barcelona. Er is geen vaststaand model of werkwijze om deze voorbeelden elders na te volgen. Maar er zijn ervaringen die vanuit deze diversiteit, in dezelfde richting wijzen.
Dit is de geest van Barcelona en Comú, van de Mareas Atlánticas (een reeks lokale lijsten die belangrijke successen behaalden in verschillende steden in Galicië), van de voorstellen gedaan door Procés Constituent (een Catalaanse socio-politieke beweging die niet rechtstreeks aan verkiezingen deelnam maar wel bepaalde lokale lijsten steunde, onder de leiding van de benedictijner non Teresa Forcades bekend door haar acties tegen farmaceutische multinationale bedrijven, en Arcadi Oliveres een econoom verbonden met sociale bewegingen in Catalonië).
Maar het debat over ‘eenheid van het volk’ overstijgt de debatten over hoe ze op te bouwen. Ook vraagstukken met betrekking tot strategische doelstellingen, definities van ‘overwinning’ en het proces van sociale verandering komen aan bod. Noch een oppervlakkige louter op verkiezingen gerichte politiek noch een doelloos verzet volstaan. Het sleutelelement is de dialectische verhouding tussen zelforganisatie en mobilisatie aan de ene kant en institutioneel werk aan de andere kant.
Wat is dan het doel van de ‘eenheid van het volk’? Het moet de heersende stand van zaken doorbreken door het openen van een zelfstandig nationaal grondwetgevend proces (we hebben het over ‘grondwetgevende processen’ in het meervoud, het gaat over processen van veranderingen door het volk; in een staat met meerdere naties zoals Spanje, kan dit niet vanuit een centralistisch standpunt worden gezien) en door het in de praktijk brengen van een anti-bezuinigingsplan.’Grondwetgevende processen’ en ‘anti-bezuinigingsplannen’ zijn rekbare begrippen, ze kunnen op verschillende manieren worden ingevuld; maar in hun geheel begrepen, verwijzen ze naar een breuk op basis van de wil om politieke meerderheden op te bouwen die een antwoord geven op de reële noden en niet beperkt zijn tot abstracte uitspraken.
Maar om deze toekomstige uitdagingen voor te bereiden is het steeds meer noodzakelijk dat we onze strategische verklaringen uitdiepen en een meer precieze relatie vinden tussen de taken en de programmatische doelstellingen van ‘volks’-regeringen. Die doelstellingen zijn niet louter suggesties waar men zich al dan niet aan kan houden, zoals Carmena, burgemeester van Madrid spijtig genoeg onlangs verklaarde.
Het Griekse voorbeeld
De kansen op een breuk met de bezuinigingspolitiek in de Spaanse staat zien we weerspiegeld in de spiegel van Griekenland maar de beelden zijn niet zo scherp en ongerept als we zouden willen. De Griekse situatie verbreekt de illusie van een vlotte sociale verandering, het wat simplistische en rechtlijnige schema dat zo populair was in de vroege dagen van Podemos: stem voor ons = snelle verkiezingsoverwinning = politieke verandering. Maar het blijkt nu dat de weg veel hobbeliger is. Dat is wat op ons afkomt. Je kunt de overgave aan de trojka door Tsipras op twee manieren interpreteren. De eerste is dat je de zaken niet kan veranderen. De tweede is dat halve maatregelen niet werken. De eerste leidt tot verlamming en ontmoediging, de andere dwingt ons tot onontkoombare strategische besluiten.
Met de crisis van Syriza zien we een eerste belangrijke differentiatie binnen de beweging tegen de bezuinigingen sinds het uitbreken van de crisis. Het fiasco van Tsipras toont de tegenstrijdigheden van de neo-reformistische benadering die het onmogelijke wil doen. Je kan de hooligans van de bezuinigingen niet verslaan zonder beroering te wekken. Er zijn momenten waarop je gedwongen wordt te kiezen. Maar in feite hebben de trojka en de financiële machten al in jouw plaats de keuzes gemaakt. Het is onmogelijk de bulldozer van de bezuinigingen te stoppen zonder hiervoor alle krachten in te zetten. Op een naïeve manier proberen tot een akkoord te komen met precies die krachten die hun eigen wil willen opleggen, zal niet lukken!
De logica van Tsipras en van degenen binnen de Europese linkerzijde die hem steunen, spreekt over het minste kwaad en over de zogenaamde verantwoordelijkheid. Een breuk is onmogelijk. Dat kan alleen maar naar de afgrond leiden. Er is geen structurele verandering mogelijk. We moeten alleen naar het eindspel te kijken.
In feite is dit de meest onverantwoordelijke strategie. Niets is roekelozer dan hoge verwachtingen te scheppen en er dan niet aan te voldoen uit lafheid en terughoudendheid. Niets is dommer dan te hopen op toegevingen van de trojka zeker wanneer deze machten weten dat ze niet worden geconfronteerd met een echte breuk.
Om hervormingen af te dwingen moeten we dreigen met een breuk. Dat is in de geschiedenis steeds het geval geweest en het is vandaag de dag nog meer het geval. Als we geen plan B hebben, dan is er feitelijk geen plan A.
In deze situatie is er geen ruimte voor halve maatregelen of voor oppervlakkige oplossingen. Een radicale oplossing die de wortels van het probleem aanpakt is onvermijdelijk. De bekende uitspraak van Lenin, ‘proberen even radicaal te zijn als de situatie zelf’ presenteert zich nu met ongewone kracht.
Maar we bevinden ons in een complexe en tegenstrijdige situatie. De nieuwe politisering van vandaag volgt op jaren van depolitisering. Het opnieuw oppakken van zelforganisatie heeft het niet gemakkelijk om de historische afbraak van de traditionele politiek en van acties op de werkplek te overstijgen. Grote sociale onrust gaat gepaard met een laag niveau van politiek bewustzijn en de sociale radicalisering is nog steeds beperkt tot de horizon het kapitalistisch consumentisme.
Hoop op echte verandering wordt ondermijnd door tientallen jaren van tegenslagen, de afwezigheid van concrete alternatieven en de energie van de sociale strijd loopt parallel met een laag niveau van stabiele organisatie en een algemene zwakte van links.
Dit alles bevordert het uitkristalliseren van alternatieve politieke projecten die een onsamenhangende en schijnbare verandering voorstellen met een onsamenhangende strategie die op het ogenblik van de waarheid duidelijk wordt. Vandaar de huidige impasse.
De steun van de leiding van Podemos aan Tsipras moet daarom gezien worden als een strategische vergissing, die toont dat ze zich richten op korte termijn tactieken die geen oplossing bieden. De schijnoverwinning van Tsipras op 20 september kan de verkeerde indruk wekken dat Podemos aan de kant van de winnaars staat. Maar vergis je niet. Zijn overwinning deze herfst heeft weinig te maken met de overwinning van Syriza op 25 januari. Integendeel, Tsipras zal geen andere keuze hebben dat het uitvoeren van de politiek van de trojka, met de steun van de Griekse financiële en economische elite.
Door Syriza nu te steunen loopt Podemos het gevaar geassocieerd te worden met een project dat gefaald heeft en een nederlaag heeft geleden, een project dat de Iberische strategische impasse verder verdiept. Elke maatregel die door de nieuwe Tsipras-regering wordt genomen zal de geloofwaardigheid van Podemos en de geloofwaardigheid van het idee van politieke en sociale verandering de grond in boren. Niet alleen in Griekenland maar ook in de Spaanse Staat.
Het is moeilijk nog hoop te geven in Spanje door juist diegenen te steunen die in Griekenland de hoop hebben begraven. En het is onmogelijk de bezuinigingen van de Spaanse president Mariano Rajoy of van de Catalaanse president Mas te bekritiseren en tegelijkertijd die van Tsipras goed te praten.
Het gaat er, gezien dit scenario, niet om zich aan te passen aan wie gecapituleerd heeft en permanent de slogan ‘No we can’t (ne se puede) als strategische horizon heeft. We kunnen ons ook niet beperken tot steriele verklaringen en oproepen tot verzet. Nu is de tijd gekomen om te vechten voor de meerderheid en een alternatieve weg te tonen voor de ‘no future’ van een wrede bezuinigingspolitiek.
Dat betekent dat we een radicaal project moeten koppelen aan een geest van samenwerking, een wil om leiding te geven aan deze breuk, onze handen vuil te maken om te kunnen omgaan met de moeilijke tegenstellingen.
Alleen sektariërs verwarren radicalisme met isolement, cynisme en permanente programmatische differentiatie. Alleen diegenen die bang zijn het moeilijke avontuur van maatschappelijke verandering aan te gaan verwarren de wil van de meerderheid voor eenheid, voor een meerderheid en voor politieke samenwerking, met het gevaar van politieke aanpassing aan de smalle marges van het mogelijke.
Naar een breuk
De werkelijkheid bleek ingewikkelder, minder rechtlijnig en koppiger te zijn dan verwacht. Het verhaal is minder schematisch, rechtlijnig en gericht op de media dan de theorie van de leiding van Podemos. De politieke strijd kent meer omwegen dan de populistische hypothese die zij naar voor schoven zowel in de variant van Laclau als in zijn meer algemene betekenis.
Een meerderheid van het volk verwerven is niet zo rechtlijnig als Podemos dacht en de politieke strijd is breder dan zijn communicatie-dimensie. Een puur electorale strategie kan stuklopen als die niet geworteld is in de opbouw van een echte in het volk verankerde beweging en partijpolitiek zonder de politiek van de beweging zal vlug uitgeput raken.
Op 24 mei waren de leiders van Podemos getuige van de beperkingen van hun formule tijdens de gelijktijdig gehouden lokale en regionale verkiezingen. Podemos nam onafhankelijk deel aan de regionale verkiezingen en trok samen op met de basis- en volkscoalities op gemeentelijk vlak. De resultaten van Podemos waren in de regionale verkiezingen minder goed dan van de PSOE en ze scoorden ook lager dan wat door de basis- en volkscoalities in de lokale verkiezingen werd behaald. Die wonnen in verschillende grote steden.
Als antwoord hierop was de oriëntatie van de partijleiders te trachten de Podemos-lijsten te verbreden, andere groepen en onafhankelijke kandidaten op te nemen door hen voor te stellen deel te nemen onder de naam van Podemos en een soort toegevoegde naam.
Iglesias stelde een formule voor van het type ‘Podemos’ – en dan een te bepalen bijvoegsel om te tonen dat de Podemos-lijst mensen en groepen omvat die breder zijn dan Podemos maar onder zijn hegemonie.
Naast dit voorstel is er een inspanning om het electoraal bereik van Podemos te verbreden zonder electorale coalities aan te gaan met andere linkse krachten op nationaal niveau, zoals bijvoorbeeld Izquierda Unida of kandidaten van basisbewegingen of populaire kandidaten zoals dat het geval was geweest in de lokale verkiezingen.
Tegelijkertijd poogde Podemos electorale coalities aan te gaan in die naties of regio’s van de Spaanse Staat waar progressieve krachten op nationaal of op regionaal niveau actief zijn en waar Podemos zwakker stond.
Op die manier poogde Podemos akkoorden te sluiten met Initiativa-Verds in Catalunya (een politieke milieubeweging ontstaan uit de eurocommunistische traditie die met 10 procent van de stemmen in Catalonië in 2012 dertien parlementsleden verkreeg maar een ernstige neergang kende in de verkiezingsverwachtingen door de opkomst van Podemos), ‘Compromis’ in Valencia (een milieugroep en pro-Catalonië kracht die in de verkiezingen van 24 mei 18 procent behaalde met negentien afgevaardigden en die nu in de autonome regio samen met de PSOE regeert), ‘Més’ in de Balearen (een milieugroep en pro Catalonië kracht die op 24 mei 13,8 procent en zes zetels haalde en nu de autonome gemeenschap van de Balearen bestuurt samen met de PSOE) en ‘Mareas’ van Galicië (een groep gemeentelijke kandidaten uit basisgroepen, voornamelijk georganiseerd door de linkse stroming van de onafhankelijkheidsbeweging in Galicië die steun kregen van Podemos bij de verkiezingen van 24 mei).
Maar deze benadering is te versplinterd om het hardere dilemma op te lossen en concentreerde zich uitsluitend op de logica van het apparaat. In feite kan deze voorzichtige oplossing het dieperliggende probleem niet oplossen, namelijk de onmogelijkheid voor Podemos om de nationale verkiezingen te winnen.
Er is een grotere stap nodig, een koersverandering die de neergang kan afremmen. Dit is niet het moment om op de automatische piloot te vliegen of een trage dieselmotor achterna te rijden. We hebben een super sportwagen nodig. We moeten snelle reflexen ontwikkelen. Alle organisaties worden ouder en in de huidige wereld van de fast food van het onmiddellijke en het oppervlakkige, worden ze nog vlugger oud. Het proces van geboorte, consolidatie en herstructurering gebeurt niet op een ordelijke manier van een eerste fase naar een volgende, het gebeurt in een toestand van constante beroering. We moeten dus in turbulente wateren en in tegenstromingen kunnen navigeren en dit is nog meer het geval op een crisismoment waarin, zoals we ons nog herinneren uit Hamlet ‘de tijd ontwricht is ‘.
Denken dat alles goed gaat ‘a la Kautsky‘ (zelfs in een versnelde en haastiger versie van zijn visie) is de domste van alle vergissingen. Het is erger dan avonturisme. We moeten dus wakker worden en als een echte versnellingsbak reageren zoals Daniel Bensaïd het uitdrukte en dus van tempo veranderen. Nieuwe spelers op het veld brengen, het patroon en de snelheid van het spel wijzigen.
Wanneer we het hebben over ‘eenheid van het volk’ moet dit steunen op eenheid die groeit van onderuit, we moeten de successen van de gemeenteraadsverkiezingen van 24 mei gebruiken als beginpunt. Dat betekent dat we akkoorden tussen apparaten verwerpen als zelfbevestigende zekerheden.
Strategisch denken betekent nu dat we een open geest moeten hebben om dergelijke gevarieerde en ogenschijnlijk tegenstrijdige toestanden te begrijpen zoals de hoop die is ontstaan door Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië (zo onverwacht opgekomen in het hart van de Labour Party) of de noodzaak van een breuk met Syriza en steun aan de Volkseenheid in Griekenland of de strijd voor het participatorisch samenvloeien van groepen aan de basis in de Spaanse Staat. Ondertussen moeten we in al die verschillende processen in al hun diverse (en zelfs gekke!) vormen echter bereid zijn tot een breuk met deze ondraaglijke economische en politieke orde. Om deze strategische vernieuwing te verwezenlijken is het van even groot belang dat we vasthouden aan de stevigheid van onze principes en de onkreukbaarheid van onze wil.
Josep Maria Antentas is professor sociologie aan de Autonome Universiteit Barcelona. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.