Sinds juni zijn er stakingen en demonstraties in Oost-Europa. De golf van strijd in Polen, Bosnië, Roemenië en Bulgarije is de grootste sinds protesten in 1989-1990 de val van het stalinisme en het uiteenvallen van het Oostblok inluidden. Nu zijn de protesten echter gericht tegen de gevolgen van het neoliberale beleid dat sindsdien hoogtij viert.
Polen
In Polen werd op 14 september een vierdaags protest afgesloten met een demonstratie van ongeveer 200.000 vakbondsleden. Voor het eerst sloegen de drie grootste Poolse vakbonden (Solidarnosc, OPZZ en FZZ) de handen ineen, tegen de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67, de privatisering van de pensioenfondsen en verdere flexibilisering van werk. Ook voeren de vakbonden actie voor verkorting van de maximale werkweek, met 40 uur een van de langste van Europa, en verhoging van het minimumloon.
Er werd niet gestaakt, hoewel in een referendum bleek dat een meerderheid van de vakbondsleden hiervan voorstander is. Volgens de peilingen steunt ruim 59 procent van de Poolse bevolking de protesten, terwijl slechts 31 procent ze afkeurt. De positie van de huidige regeringspartij, het centrum-rechtse Burgerplatform, is dan ook dusdanig wankel dat nieuwe verkiezingen vóór 2015 waarschijnlijk lijken. In de peilingen lijkt de conservatieve nationalistische partij Recht en Rechtvaardigheid de grootste partij te worden.
Roemenië
In Roemenië wordt sinds januari dit jaar gedemonstreerd en gestaakt tegen de huidige regering. De aanleiding zijn corruptie, massaontslagen, privatiseringen en onbetaalde lonen. Sinds begin september zijn er protesten tegen het openen van een goudmijn in het Roemeense dorp Rosia Montana. In 1995 waren er geheime onderhandelingen tussen de Roemeense regering en de zakenman Frank Timis. Deze heeft sindsdien het recht om Europa’s grootste goudvoorraad te ontginnen.
Om plaats te maken voor de open mijn moet echter het gehele dorp, inclusief beschermd erfgoed en omringende bergen, verwijderd worden. Ook zal er jaarlijks 13.000 ton cyanide in de mijn gepompt worden. Dit is meer dan 130 keer zoveel als de hoeveelheid cyanide die lekte bij het catastrofale ongeluk dat in 2000 in een andere Roemeense goudmijn, Baie Mare, plaatsvond. Dat was de zwaarste Europese milieuramp sinds Tsjernobyl.
In augustus diende de regerende partij een wetsvoorstel in dat Timis in staat zou stellen alle wettelijke beperkingen op het gebied van milieuveiligheid en mensenrechten te negeren. De enkele honderden inwoners van het dorp die hun huizen niet aan Timis willen verkopen, kunnen dan door Timis’ beveiligers uitgezet worden. Dit heeft in het hele land tot grootschalig protest geleid waarbij tienduizenden mensen de straat op gingen. Demonstranten barricadeerden de weg naar Rosia Montana, waardoor de ontginning nog niet kon beginnen. Gesteund door de meeste Roemenen, eisen zij het vertrek van de regering en nieuwe verkiezingen.
Bosnië en Bulgarije
In juni waren ook in Bosnië protesten tegen corruptie en sociale ongelijkheid. In een van de grootste sinds de onafhankelijkheid, omsingelden 3000, later 10.000 demonstranten het parlement. De demonstraties waren in gang gezet door het overlijden van een baby van drie maanden, die aan een behandelbare erfelijke aandoening leed, maar door bureaucratie geen toegang had tot de nodige gezondheidszorg.
Eerder dit jaar is de Bulgaarse regering afgetreden als gevolg van massale demonstraties tegen corruptie, sociale ongelijkheid, bezuinigingen en door de staat verstrekte private monopolies. De nieuw gekozen regering, geleid door de sociaal-democratische Socialistische Partij, voldoet echter ook niet aan de verwachtingen. Nieuwe protesten met 10.000 tot 20.000 demonstranten vinden plaats sinds juni, en eisen opnieuw het vertrek van de regering.
Een kwart eeuw na de val van het stalinisme, heeft vrijemarktbeleid in Oost-Europa de problemen voor gewone mensen alleen vergroot. En een deel van hun illusies is verdwenen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu