Ik weet het nog heel goed. Ik kwam vol verwachting naar wat voor mij een van mijn eerste politieke vormingsweekends van de SJW (Socialistische Jonge Wacht) was. Ik was een jonge biologiestudente en begon ook de inhoud van mijn cursussen te verbinden met de aan gang zijnde politieke debatten.
We schrijven 1971 of 1972. Op een bepaald moment gaat het over racisme en hoe dat te bestrijden. Vol van mijn nieuwe biologische kennis leg ik aan mijn kameraden uit dat de mensenrassen in feite niet bestaan. Niemand heeft er ooit een sluitende definitie of indeling van gegeven. Naargelang de auteur vind je drie grote rassen (wit, rood/geel, zwart) ofwel zijn er indelingen die meer dan honderd rassen tellen… waarbij de termen ras en volk nogal eens verwisseld worden.
Welk criterium gebruik je om over een mensenras te spreken? De huidskleur met al haar schakeringen gaande van pure melk tot donkerzwarte koffie? De vorm van de schedel (langwerpig of rond volgens de fysische antropologen uit de 19de eeuw)? De vorm van het haar of van de oorschelpen, de verschillende types bloedgroepen? Je kan dit in het oneindige uitbreiden.
In een schitterende lessenreeks die ik later volgde op een bijscholing bekeken we foto’s van allerlei mensen die toonde dat er geen afgelijnde grenzen tussen rassen bestaan… En spreken over rassen op basis van onzichtbare eigenschappen zoals bloedgroepen, is erg reducerend, we hebben het niet over onze rasgenoten met bloedgroep A want onder die groep zijn er “vreemdelingen” die dit ook nog eens kunnen combineren met een rhesusnegatieve groep zoals vermeld op hun bloedgroepenkaart.
Maar toen kwam de aap uit de mouw. Een meer gevormde kameraad antwoordde dat rassen wel bestaan, dat zegt het gezond verstand toch, want je ziet de verschillen tussen de mensen. Ik stond met de mond vol tanden.
In de biologie zijn “ras” en “variëteit” taxonomische eenheden die diverse ondergroepen van een soort beschrijven. Zo bestaan er sleutelbloemen met lange of met korte stijl, en poezen met verschillende types van pels ( langharig of kortharig, duidelijke of afgezwakte kleurcontrasten,…). Rassen en variëteiten zijn erg plastisch en veranderlijk zoals de geschiedenis van de huisdieren (van koeien tot hondenrassen) en van de landbouw ons leren. In het Midden Oosten ontstond de huidige moderne tarwe ongeveer tienduizend jaar geleden uit verschillende variëteiten van voorouderlijke granen.
De term ras krijgt voor wat de mens betreft een nieuwe, pseudowetenschappelijke, inhoud in 19de eeuw. Hij wordt gebruikt in de koloniale denkwijze van de ontdekkingsreizigers die “inboorlingen” ontmoeten. Deze laatsten zien er raar en vooral anders uit, zowel lichamelijk als wat kledij, eetgewoontes, mythologieën, technologie enz. betreft. Door de nadruk te leggen op het anders zijn – in vergelijking met de mannelijke, blanke Europeaan – worden die inboorlingen als specifieke raciale groepen getypeerd. Er ontstaat een raciaal denken dat de “beschavingsopdracht” van de kolonisatoren rechtvaardigt.
Het begrip “ras” had een andere betekenis gekregen dan wat het was in de evolutieleer en de landbouw. “Ras” werd verbonden met “zuiverheid”, “essentie”, superieure of inferieure rassen. Racisten waren vooral beducht voor een “vermenging” van rassen die tot degeneratie zou leiden. Dat is net het omgekeerde van wat we zien in de evolutie: wanneer de diversiteit bij de voorouders van een groep organismen te klein is, riskeert die groep eerder uit te sterven door een gebrek aan varianten die op wijzigingen in de omgeving kunnen reageren.
Met de dekolonisatie,de strijd van de zwarte bevrijdingsbeweging (black power) in de USA en het verzet tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika, nemen brede lagen van de bevolking zowel in het rijke noorden als in het vroegere gekoloniseerde zuiden een antiracistisch standpunt in. In de biologische wetenschap tekent zich een sterke stroming af die de racistische ideologie, bijvoorbeeld in verband met het intelligentiequotiënt (zwarten zijn gemiddeld dommer), bestrijden. Ook tegen het genetische determinisme zoals het wordt gepropageerd door de aanhangers van de “sociobiologie” wordt op dat moment geprotesteerd.
En tenslotte nog een vraagje, zou men wel “racistisch” mogen zijn indien er bij de menselijke soort inderdaad rassen zouden bestaan?
Het begrip ras is een sociale categorie geworden die in onze maatschappij steeds wordt gebruikt om “anderen” te discrimineren en onrecht aan te doen. Zo hebben we het in Gent over “zwarte” scholen wanneer een meerderheid van de leerlingen uit Turkije afkomstig is (of althans hun ouders!). “Zwart” is hier dus duidelijk geen biologische maar een sociale categorie.
Het is een ideologische constructie die niets met een wetenschappelijke beschrijving van onze soort te maken heeft, maar wel met de sociale machtsverhoudingen.
Zoals elke ideologie, die per definitie niet steunt op wetenschap maar zich beroept op pseudowetenschappelijke standpunten, kan racisme enkel door een sociale praktijk bestreden worden.