Het jaarlijkse congres van de Deense Rood-Groene Alliantie (RGA) half mei vond plaats in een sfeer van optimisme maar ook van spanning. Er waren redenen genoeg voor opgewektheid; vijfentwintig jaar na haar oprichting is de RGA groter en populairder dan ooit tevoren. Maar zowel deze groei en politieke ontwikkelingen als het falen van andere linkse partijen, plaatsen ook zware verantwoordelijkheden op de schouders van de RGA.
Dit congres stond grotendeels in het teken van de afsluitende discussie en stemming over een nieuwe beginselprogramma van de partij. In haar openingsspeech benadrukte Johanne Schmidt-Nielsen, de woordvoerster van de partij, de groei van de RGA. De RGA, of Enhedslisten zoals ze in Denemarken bekend staat, heeft nu bijna 10.000 leden, twee keer zoveel als vijf jaar geleden. In 2011 won de RGA 12 van de 179 zetels in het parlement en in sommige polls zweeft de partij nu rond de 10 procent. In de woorden van Schmidt-Nielsen; de jaren waarin de verkiezingsresultaten van de RGA in dezelfde adem besproken werden als de Deense kiesdrempel van 2 procent zijn verleden tijd. Tegelijkertijd benadrukte ze dat dit niet betekent dat haar partij naar het politieke midden opschuift – een midden dat ook in Denemarken steeds rechtser is geworden.
De RGA werd in 1989 opgericht als een coalitie van verschillende kleine radicaal-linkse partijen, waaronder de communistische partij en de SAP, de Deense zusterorganisatie van de SAP-LCR. De recente snelle groei van de RGA is deels te danken aan de rechtse draai van de Socialistische Volkspartij (Socialistisk Folkeparti, SF) die in het verleden een positie innam tussen de sociaaldemocraten (SD) en de radicale RGA.
In 2011 leidden de verkiezingen tot een coalitie van sociaaldemocraten, de grootste partij, met SF en een progressief-liberale partij, Radikale Venstre (RV), een partij vergelijkbaar met D66 in Nederland. Bij deze verkiezingen wist de RGA haar score te verdriedubbelen. Nadat Denemarken tien jaar lang geregeerd was door rechts was er bij velen de hoop dat het politieke roer nu om zou gaan. De RGA besloot de nieuwe regering te steunen om progressief beleid mogelijk te maken en deze tegelijkertijd onder druk te zetten om de verwachtingen waar te maken. De RGA besloot open te staan voor onderhandelingen met de regering en voorstellen van de regering te steunen zolang deze progressieve resultaten zouden brengen. Deze opstelling leidde tot een aantal akkoorden, zoals de steun van de RGA aan de begrotingsvoorstellen van 2011 en 2012. Het budget van 2011 bevatte maatregelen als het verhogen van de werkeloosheidsuitkering, hogere belastingen voor in Denemarken actieve multinationals en meer geld voor milieubescherming.
De nieuwe regering bleek echter al snel een teleurstelling voor links. Ze gaf er de voorkeur aan akkoorden te sluiten met de conservatieve en liberale partijen. RV was de kleinste partij in de coalitie maar slaagde erin een sterk liberaal stempel op het regeringsbeleid te drukken. SF had zich in de campagne sterk geprofileerd als toekomstige regeringspartij en was steeds dichter bij de sociaaldemocraten komen te staan. Dit maakte samenwerking in de regering mogelijk maar wekte ook twijfel bij een deel van haar achterban die steeds minder het verschil zagen tussen hun partij en de sociaaldemocraten.
Eenmaal in de regering maakte SF een harde ruk naar rechts en vervreemde zich daarmee definitief van veel van haar kiezers en leden. Thor Möger Pedersen, minister van financiën en lid van SF, brak bijvoorbeeld verkiezingsbeloftes. Hij keerde zich tegen het verhogen van werkeloosheidsuitkeringen maar was voor het verlagen van het hoogste belastingtarief. De druppel die de emmer deed overlopen was het plan van de regering om 19 procent van het publieke energiebedrijf DONG te verkopen aan de Amerikaanse investeringsbank Goldman Sachs. De sociaaldemocraten verklaarden dat als SF parlementariërs tegen de verkoop zouden stemmen, of zich zelfs maar bij de stemming zouden onthouden , hun partij uit de regering gezet zou worden. Ondanks deze chantagepoging brak er een bitter gevecht uit in SF en ten slotte verliet de partij de coalitie en gaf zij haar zes kabinetsposten op. Desondanks stemde de SF parlementariërs toch voor de verkoop. Vier van de 16 SF parlementariërs verlieten de partij; 3 sloten zich bij aan bij de sociaaldemocraten en een bij RV. Thor Möger Pedersen, de vicevoorzitter van SF en de enkele Europarlementariërs van de partij liepen ook over naar de sociaaldemocraten.
De RGA heeft teleurgestelde SF supporters aan weten te trekken, als kiezers en als leden. Maar dit werpt ook nieuwe vragen op voor de RGA. Hoe moeten bijvoorbeeld al deze nieuwe mensen in de organisatie geïntegreerd worden? Het aannemen van een nieuw beginselprogramma (principprogram) was deel van dit proces. Verschillende sprekers benadrukten dat de inhoud van het oude programma niet afgedaan had – dat bleef van kracht. Maar er was behoefte aan een nieuw, bondig en toegankelijk document dat de standpunten van de RGA over kon brengen aan een nieuwe generatie. In haar speech stelde Schmidt-Nielsen dat na afloop de politieke tegenstanders van de RGA tot hun teleurstelling zouden moeten constateren dat de partij nog steeds antikapitalistisch is. De discussie over het nieuwe beginselprogramma was een goede manier om de nieuwe leden bekend te maken met de uitgangspunten van de partij. Trouwens, van het oude document waren er maar 5.000 exemplaren gedrukt…
Maar dit loste natuurlijk niet alle problemen op. Onder RGA-leden bestaat enige vrees over de ontwikkeling van de partij. Verschillende sprekers klaagden dat slechts een minderheid van de leiden had gestemd voor afgevaardigden naar het congres. Lange tijd had de RGA haar basis vooral in de hoofdstad Kopenhagen waar een half miljoen van de vijf en een half miljoen Denen wonen. Inmiddels is de RGA een echt landelijke partij geworden, maar er wonen nog steeds buitenproportioneel veel leden in de hoofdstad en vooral op het platteland ontbreekt vaak een sterke partijorganisatie. Het congres besloot daarom meer te investeren in de lokale structuren.
Maar de problemen zijn niet alleen organisatorisch. De RGA is, na de rechtse draai en implosie van SF, de enige socialistische partij in het Deense parlement. Maar betekent dit dat de RGA iedereen aan moet proberen te spreken die neoliberaal beleid afwijst? Moet de RGA het nieuwe thuis zijn voor mensen die de ‘oude SF’ missen of moet zij proberen deze mensen nog verder naar links te trekken, naar haar antikapitalistische posities? Een meerderheid van het congres was er van overtuigd dat de RGA hier sterk genoeg voor is en de partij blijft dus socialistisch, en niet enkel anti-neoliberaal.
De verantwoordelijkheden van de RGA strekken zich uit tot buiten de eigen rangen. SF steunt nog steeds de regering maar nu van buiten. De leiding van de vakbonden houdt vast aan hun banden met de afkalvende sociaaldemocratische partij en is daarom onwillig om in verzet te komen tegen de regering. Dit laat aan de RGA de verantwoordelijkheid om verzet te organiseren tegen neoliberaal beleid zoals het verkopen van publieke eigendommen. De onvrede over de regering is reëel; SD en SF staan er treurig voor in de peilingen en meer dan 190.000 mensen tekenden een petitie tegen de deal met Goldman Sachs. Maar de RGA was niet in staat deze onvrede te vertalen in een sterke beweging op straat. Daar slaagde ze ook niet in tijdens een hevig conflict tussen leraren en de regering. Leraren werden vier weken lang buitengesloten van hun werk en het conflict eindigde met een overeenkomst die neerkomt op meer werkdruk voor leraren. Tijdens het congres lieten partijleden hun frustratie over dit falen blijken en betreurden ze dat er niet meer gedaan wordt om een strijdbare vleugel in de vakbeweging op te bouwen. De nog relatief zwakke infrastructuur van de RGA is zeker mede debet aan dit falen maar er was ook kritiek dat de partij zich teveel heeft gericht op verkiezingen.
De herhaalde bezweringen dat het nieuwe platform niet een stap naar het politieke midden is namen de vrees dat dit het voorland is van de RGA niet geheel weg. De RGA heeft in korte tijd grote winst geboekt in landelijke en lokale verkiezingen waardoor het relatieve gewicht van volksvertegenwoordigers in de partij sterk is gegroeid. Hierdoor loopt de partij het risico dat er zo veel aandacht komt aan activiteiten in parlement en gemeenteraad en voor verkiezingen dat het activisme op straat er onder lijdt. De abdicatie van SF heeft een politiek vacuüm gecreëerd tussen sociaaldemocraten en radicaal-links en dit vacuüm dreigt de RGA naar rechts te trekken, op zoek naar stemmen. ‘We willen geen nieuwe SF worden!’, verwoorde een partijlid deze vrees. Ook was er teleurstelling dat voorstellen die het belang van feminisme in de partij benadrukten geen meerderheid kregen.
In een verklaring na afloop van het congres noemde de SAP, onze Deense zusterorganisatie, het nieuwe beginselprogramma een solide, antikapitalistisch manifest dat een duidelijke oriëntatie op sociale strijd en op fundamentele verandering van de samenleving bevat. Het nieuwe beginselprogramma is een stap vooruit voor de partij in zoverre dat de RGA nu een platform heeft waar een duidelijke meerderheid zich voor heeft uitgesproken. Het is een middel om de partij verder op te bouwen als een antikapitalistische organisatie. Veel discussies die ook tijdens het congres aan bod kwamen, zoals strategische overwegingen en de verhouding tussen het parlement en bewegingen op straat, zijn er nog lang niet door beëindigd.
Veel van de problemen die de RGA nu tegenkomt zijn die van een kleine, radicale partij die een landelijke doorbraak heeft gemaakt. De grote vraag is hoe de principes van de partij in stand gehouden kunnen worden terwijl ze nieuwe verantwoordelijkheden op zich neemt. Het nieuwe beginselprogramma van de RGA is daarbij een onmisbaar een politiek kompas. Het wijst nog steeds duidelijk naar socialisme, niet als een vaag ideaal maar als een concreet doel.
Alex De Jong is actief in onze Nederlandse zusterorganisatie SAP/Grenzeloos. Hij nam als gast deel aan het nationale congres van de Deense RGA.
Foto: Søren Bidstrup