Als je Van Dale er op naslaat dan betekent het woord sekte “(soms met ongunstige bijbetekenis) de gezamenlijke aanhangers van een gezindheid, een visie die op bepaalde punten afwijkt van de oorspronkelijke waaruit zij is voortgekomen”. Zo hebben we bijv. sjiïeten en allevieten in de islam en baptisten en adventisten in het protestantisme. Maar als we er vervolgens het woord het sektarisme op naslaan dan gaat het om “de neiging of het streven zich als sekte af te scheiden of afgescheiden te houden”. Het gaat hier dus om een gesloten gemeenschap, met bepaalde geestelijke intenties, waarin leiders, meesters, goeroes een absolutie macht uitoefenen op de kudde. We denken aan Jim Jones, de Orde van de Zonnetempel, Boko Haram, etc.
Maar een sekte vindt zijn hechte structuur niet alleen in het geloof aan een godheid. Zo bijvoorbeeld de aanhangers van de positivist Auguste Comte (1798-1857) die vandaag nog in Brazilië beschikken over een kerk die de naam Religião da Humanidadedraagt. Het gaat om een religie in de ethymologische betekenis van “binding”, dat wat een groep mensen verbindt. Deze religie verwerpt weliswaar het vragen naar “het waarom, de ultieme oorzaak” (in het monotheïsme is dat God), maar legt wel een band tussen haar aanhangers doorheen een cultus, riten, dogma’s en een sociaal regime samengevat in de formule “liefde als principe, orde als grondslag, vooruitgang als doelstelling”. Je vindt die idee terug in de Braziliaanse vlag met haar burgelijke leuze “Ordem e Progresso”. Net zoals in de christelijke religie is er een al-omvattend Wezen, een priesterschap, heiligen (in dit geval de grote wetenschappers en denkers), een kalender, etc.
Maar laten we de doctrines bekijken die, in naam van een bepaalde vorm van marxisme, beweren dat zij de metafysica en het “niet dialectisch positivisme” van de hand wijzen als niet-wetenschappelijk, maar die zelf welgedefinieerde en gesloten groepen vormen qua politieke en culturele ideeën, gewapend met dogma’s, jacht makend op dissidente stromingen inquisitorisch bestempelt als renegaten. Ik heb het over bepaalde trotskistische organisaties.
Nemen we eerst de kwestie van het dogma. Het trotskisme (als politieke beweging die het licht zag met de oprichting van de Vierde Internationale in 1938, heeft drie basisstellingen: 1) de ononderbroken revolutie in de achterlijke of (half) koloniale landen ; 2) de onmogelijkheid het socialisme te verwezenlijken in een enkel land ; 3) de opvatting dat de USSR (en de volksrepubliek China, Cuba, etc.) “ontaarde arbeidersstaten” zijn die een politieke revolutie moeten ondergaan wil het proletariaat weer aan de macht komen. Elke genuanceerde interpretatie van een van deze drie principes wordt door de groep die beweert Trotski’s geest te belichamen, beschouwd als een kleinburgerlijke, neostalinistische, reformistische, arbeideristische, of gauchistische afwijking.
Zo worden politieke stellingen die moeten geconfronteerd worden met de specifieke realiteit van het ogenblik, omgevormd tot dogma’s. Het denken houdt op. Een concrete analyse van een concrete situatie wordt overbodig. Alles is al gedacht en gezegd. De werkelijkheid wordt aangepast aan het denken, niet het denken aan de werkelijkheid. Het feit dat radicaal links Lenins theorie van het imperialisme (gebonden aan een bepaalde periode) nog steeds beschouwt als vaststaand (met alle strategische gevolgen vandien) is daar een voorbeeld van, zoals Claudio Katz uitlegt in zijn boek Bajo el imperio del capital(Franse vertaling: “Sous l’empire du capital. L’impérialisme aujourd’hui”).
Neem bijvoorbeeld het begrip “ontaarde arbeidersstaat”. In een dergelijke staat heeft een proletarische revolutie het kapitalistische bestel, maar een parasitaire kaste, de bureaucratie, heeft er de politieke macht naar zich toegetrokken. De economische grondslag van deze staat is nog steeds “proletarisch”, niet-kapitalistisch, maar om voorruit te kunnen gaan op de weg naar het socialisme, moet de arbeidersklasse de bureaucratie omverwerpen met een politieke revolutie. Je kan oeverloze discussies voeren over het begrip “ontaarde arbeidersstaat”. In welk opzicht is deze staat nog “van de arbeiders” wanneer de bevolking (boeren, arbeiders, intelligentsia en de partijleden) tientallen jaren geterroriseerd werd met strafkampen, georganiseerde hongersnood, en waar het politieke leven wijkt voor het despotisme van de groei van de technische productiekrachten en ten nadele van de menselijke productievermogens. De bureaucratie kon geen klasse zijn omdat zij geen specifieke plaats had in het productieproces in relatie met andere klassen, zoals bv. kapitalisten tegenover arbeiders, etc.
Zij die durfden beweren dat bureaucratie een nieuwe klasse was hoorden met hun kleinburgerlijke opvattingen niet thuis in de “Vierde”. Het begrip klasse zoals dat hierbij gehanteerd wordt is slechts adequaat voor een kapitalistische productiewijze en geldt niet voor de afzonderlijke sociale groepen (klassen, orden, stamhoofden, etc.) in de voorkapitalistische samenlevingen. In het kapitalisme wordt een klasse nagenoeg uitsluitendbepaald door de functie die ze uitoefent in het economisch proces. Maar dat is niet het geval in bijvoorbeeld de Europese feodale samenleving of in het Chinese keizerrijk. Zijn feodale heren, als we die “trotskistische logica” volgen, dan geen klasse, maar een louter parasitaire kaste? Is de hemelse bureaucratie van het Rijk, die zich uitsluitend bezighoudt met het management van de staat, dan geen klasse? Jawel antwoordt Étienne Balasz, economisch historicus van China.
Achter het sectarisme tegen de (niet minder sectarische) aanhangers van Tony Cliff’s “staatskapitalisme” in de USSR, achter de “nieuwe klasse” van Milovan Djilas of van enig andere opvatting over de aard van de Sovjet-Unie stak een strategische opvatting: het was middernacht in de eeuw, er was geen moment te verliezen en men moest zonder een moment te verliezen de “Wereldpartij van de Revolutie” opbouwen om de mensheid te vrijwaren van de dreigende barbarij. De crisis van de mensheid komt neer op de crisis van haar revolutionaire voorhoede, verklaarde Trotski. Het revolutionaire programma eiste dus politieke klaarheid: men moest tegen elke prijs de USSR verdedigen tegen het imperialisme, ook al onderdrukte zij de arbeiders en voerde zij oorlog tegen Finland. Een verslagen Sovjet-Unie hield een enorme stap achteruit in voor de wereldrevolutie.
Men kon de (dialectische?) logica van deze houding moeilijk betwisten, maar was het daarbij nodig om banvloeken uit te spreken? De geschiedenis heeft een andere dialectische logica gevolgd met als resultaat een door de bureaucratische klasse of kaste versplinterde en uitgebuite werkende klasse, die niet in staat was om een socialistischepolitieke revolutie te maken. De trotskisten hebben de reactionaire en antirevolutionaire rol van het stalinisme zwaar onderschat. Trotski zelf was minder naïef. Hij voorzag bij het uitblijven van de politieke revolutie het herstel van het kapitalisme in de USSR en de omvorming van de bureaucraten in kapitalisten. Dat is wat gebeurde.
Later, nog steeds in verband met de kwestie van de «ontaarde arbeidersstaat» gingen de trotskisten zich alweer splitsen in verband met de vraag of China, Vietnam en Cuba al dan niet arbeidersstaten waren. (1) Doordat hun revoluties geleid werden door stalinistische partijen, stoelend op een kleinburgerlijke boerenstand, had men niet te maken met arbeidersstaten, maar met staatskapitalistische regimes en dergelijke.
Daar tegen in verklaarden anderen dan weer dat het wel om arbeidersstaten ging omdat de particuliere eigendom van de belangrijke productiemiddelen er was afgeschaft. Vanuit dit gezichtspunt wordt de aard van een staat bepaald door de vorm van de eigendom, waarbij alle andere sociale aspecten (uitbuiting, onderdrukking) over het hoofd worden gezien. Maar het dogmatische toppunt werd bereikt toen het Cambodja van Pol Pot tot arbeidersstaat werd uitgeroepen, weliswaar zonder arbeiders (en waarin de boerenstand moest werd uitgeroeid, kennelijk met het oog op de “primitieve accumulatie”, nodig om een industrie op te bouwen). Begrijpe wie kan.
Het feit dat de volksrepubliek China vandaag met reuzenschreden het kapitalisme ontwikkelt verplicht ons sz Chinese revolutie opnieuw te bekijken. Was het een boerenrevolutie geleid door de communistische partij? Of, zoals Lucien Bianco in zijn laatste boek beweert (La Récidive. Révolution russe, révolution chinoise, Parijs 2014), een revolutie met als voornaamste drijfveer een nationalistisch, door de boeren gestut verweer tegen de Japanse bezetters en geïnstrumentaliseerd door Mao Zedong? Misschien is het opkomend nationalisme van de volksrepubliek het ultieme resultaat van de revolutie, nadat de Partij het megalomane socialistische voluntarisme van de Grote Roerganger tot staan heeft gebracht.
Ik laat de kwestie van de “permanente” of juister van de “ononderbroken” revolutie buiten beschouwing, hoewel ook hier vragen kunnen gesteld worden in verband met de opkomst van een aantal “achtergebleven” staten. Dat de mogelijke opbouw van het socialisme in een enkel land daarentegen nonsens is, heeft de geschiedenis aangetoond en hoeft dus geen betoog.
Maar het sektarische gedrag van het merendeel van de radicaal linkse organisaties, versterkt door hun kleine omvang, hun politiek isolement en hun behoefte om hun eigenheid duidelijk te maken, kan niet worden herleid tot programmakwesties. Wanneer men zichzelf uitroept tot de belichaming van de motor van de emancipatie van het mensdom, wanneer men zich gewapend waant met een alomvattende wetenschappelijke methode (het dialectisch materialisme in zijn metafysische vorm, m.a.w. de materialistische dialectiek), vergeet men dat de juistheid van een opvatting blijkt uit de praktijk en dat de bevrijding van de werkende klasse het werk is van deze klasse en niet van een of andere goeroe en diens aanhangers.
Een voorbeeld. De oude militant Ted Grant (1913-2006), volgens Greg Oxley “de grootste marxist van zijn generatie”, beweerde de enige trotskist te zijn die begreep wat Trotski wilde. Zijn luitenant en opvolger Alan Woods aarzelt niet om, gewapend met de “Methode” alle mogelijke onderwerpen te behandelen, zoals muziek, filosofie, psychologie, quantummechanica, antropologie, etc. De video’s van zijn organisatie presenteren hem als een goeroe, en dat is wat hij is, zoals alle sekteleiders.
Wat ik beweer zal natuurlijk leiden tot mijn veroordeling als renegaat van het trotskisme, van het (revolutionaire) marxisme en zijn instrumenten zoals de “dialectiek” en het “Overgangsprogramma van 1938”. Ik ben echter van mening dat de sociale en economische basis van het historisch tijdperk waarin de moderne arbeidersbeweging tot ontwikkeling is gekomen, voorbij is. Een niet minder barbaars, maar ander kapitalistisch tijdperk is aangebroken, een derde wereldoorlog tegen het proletariaat. De nieuwe politieke, sociale en economische context eist nieuwe strategische inzichten, andere organisatievormen. De partij heeft allerminst afgedaan, waar wat voor soort partij er uit de bus zal komen hangt af van de strijd tegen het kapitaal, en niet van geprefabriceerde ideeën. Gemeenplaatsen en dogma’s helpen ons niet vooruit. En betweterig sektarisme nog minder.
Noot:
1) Over deze meningsverschillen: Marcel van de Linden: “Western Marxism and the Soviet Union”. Zie ook http://libcom.org/files/van_der_linden_western_marxism and_soviet_union.pdf.; https://www.marxists.org/; http://www.marxists.org/ nederlands/mandel/index.htm. Belangrijk is de discussie tussen Hillel Ticktin en Ernest Mandel.