Donderdag 6 november. Dat heb ik nog niet meegemaakt, toch niet sinds ik met pensioen ben: om acht uur ’s morgens sta ik al in Oostende op de trein te wachten. Om daar zo vroeg te geraken heb ik de fiets van stal gehaald, want op zo’n dag kan een mens niet op de tram rekenen. De trein voert me naar Brussel waar ik, ten behoeve van deze blog, een kleine reportage maak. Ik weet dan nog niet goed waarover die zal gaan, maar ’t zal met de grote vakbondsbetoging te maken hebben die zich aldaar ontplooit.
Eerst denk ik iets te maken rond de restanten van mijn partijtje, maar dat is inmiddels zo klein, en de manifestatie zo groot, dat ik het nergens kan ontwaren. Vervolgens overweeg ik een stukje te maken over het werkelijke aantal betogers, maar aan 102.407 geraak ik de tel kwijt. Niet getreurd, de onderwerpen liggen voor ’t grijpen.
Iemand houdt een bordje in de lucht waarop OESTERBANK staat; niemand meldt zich aan. Wie ook alleen blijft staan is de jonge vrouw die opkomt VOOR EEN MATRIARCHAAT. Haar medebetogers denken aan Liesbeth Homans en trekken in een wijde boog om haar heen. Ik ga in ‘t midden van een onder de volkswoede vertrappeld bloemperk staan en concentreer me nu volledig op de slogans die voorbijtrekken. Sommige heb ik in de jaren zeventig zelf gedragen. POTEN AF VAN DE INDEX en HAAL HET GELD WAAR HET ZIT. Andere heb ik nooit eerder gezien, zoals dat groot, blauw spandoek waarop SPA REINE staat. Er stappen veel mensen achter. Ik denk niet dat het een reclamestunt is, maar mocht het er een zijn dan is ’t een slag in ’t water, want langs de weg liggen vooral lege blikken Jupiler.
De mooiste plakkaten zijn, zo heb ik altijd al gevonden, de huisgemaakte. Ze zijn ook bijzonder leerzaam, omdat ze een inkijk geven in het reëel bestaande ongenoegen. Ik leer er bijvoorbeeld uit dat niet iedereen na afloop braaf naar huis zal trekken: LA REVOLTE EST EN MARCHE. Ja, dan weet je het wel. Zo zijn er nog: STOP DE KAPITALISTISCHE WAANZIN. Het is het soort slogans dat getorst wordt door lieden die er ter plekke korte metten mee willen maken. De vakbondsleiders noemen hen bij voorkeur infiltranten, de pers spreekt over heethoofden, de burgemeester van Antwerpen zegt dat het dokwerkers zijn. Maar als ik hen goed inschat, dan zijn ‘t gewoon moe getergde mensen die eindelijk eens vanachter hun tv komen en daardoor fel overdrijven. Misschien zijn ’t coiffeurs (wat een goed teken zou zijn, want ik herinner me een uitspraak van Lenin die zei dat een revolutie te herkennen valt aan het feit dat de coiffeurs staken).
Het soort plakkaten dat die haarkappers meezeulen is, zo leert me de ondervinding, altijd vastgemaakt aan lange stokken, waarmee je de politie op behoorlijke afstand kunt houden; het is niet zeker of dat alleen maar een neveneffect betreft. Je neemt dat stoofhout achteraf ook niet weer mee naar huis, je steekt het in de fik. Ja, en dan krijgen de dokwerkers een slechte naam! Of de infiltranten!
Er vallen constanten te ontdekken, maar elke manifestatie levert ook, laat ons zeggen, conjuncturele slogans op. In de persoonlijke top tien die ik blijkbaar aan ’t samenstellen ben, en wat uiteindelijk het onderwerp van mijn reportage geworden is, staat op twee een spandoek dat gedragen wordt door twee gepensioneerde medemensen. Letters in drie kleuren: ZET DIE PLAAT AF ! Een impliciete verwijzing naar de grote Vlaamse roerganger, die misschien niet door mijn Nederlandse lezers begrepen zal worden. Maar op één staat een bord met een zeer expliciete verwijzing naar dezelfde man. Het handgemaakte bord wordt gedragen door een tiener, wat bijzonder hoopgevend is voor de toekomst en al. Ik verneem dat ze geenszins van plan is om zich langer dan nodig ten dienste van het kapitaal te stellen: VERGEET HET ! En dat we ons samen moeten verzetten, mag blijken uit haar rode pet (ABVV) en groene handschoenen (ACV). Bovendien weet ze de huidige politieke situatie goed samen te vatten in een oneliner die kan tellen: MET DE WEVER NIKS DAN ZEVER.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter