Op vrijdag 30 januari 2015 werd het veelbesproken “sociaal overleg” afgesloten met een akkoord tussen de patroonorganisaties VBO, Unizo, Boerenbond en UCM en twee vakbonden, het christelijke ACV en het liberale ACLVB. Het socialistische ABVV distantieerde zich van het bereikte ontwerpakkoord. De minister van werk (Kris Peeters – CD&V) verklaarde dat de regering het ‘akkoord’ mee zal uitvoeren.
Eisenbundel
De verwachtingen over het sociaal overleg waren hoog gespannen. Nadat de rechterzijde (gesteund door het patronaat) met het federaal regeerakkoord een ware oorlogsverklaring had afgeleverd aan de wereld van de arbeid, kwamen de drie vakorganisaties met een gemeenschappelijk actieplan. Via een betoging, 3 provinciale stakingen en een algemene staking werden de vakbondseisen naar voor gebracht. Deze eisen waren:
1) Vrijwaring en versterking van de koopkracht, door ruimte te laten voor vrijeloononderhandelingen, een volledige vrijwaring van de automatische indexering van lonen en uitkeringen en met de inzet van het volledige budget voor de welvaartsvastheid van de vervangingsinkomens;
2) Zorg voor een sterke federale sociale zekerheid, met een echte bescherming bij werkloosheid, ziekte/ongeval of pensioen, voldoende middelen voor de gezondheidszorg, sluitende financiering van de sociale zekerheid (verlenging evenwichtsdotatie), hogere minimumuitkeringen, boven de Europese armoedenorm en vrijwaring van de mogelijkheden voor vervroegde uittreding;
3) Investeren in duurzame relance en werkgelegenheid, doorheen een echt investerings- en infrastructuurbeleid met als prioriteit de openbare infrastructuur, strijd tegen de jeugdwerkloosheid, inzonderheid sluitende jobgarantie voor de langdurig werklozen die hun uitkering dreigen te verliezen (geen gedwongen tewerkstelling en geen uitsluitingsbeleid), meer kwaliteitsvolle jobs in privé- en publieke sector, een budgettair traject dat de groei en werkgelegenheid niet doodknijpt en een opgevoerde strijd tegen sociale dumping;
4) Meer fiscale rechtvaardigheid, door de garantie op transparante kennis en inzage van de verschillende inkomenstenbronnen, evenwichtig verdeelde bijdragen van inkomens uit arbeid en inkomens uit vermogen, bijzondere inspanning van de grote vermogens en het afhankelijk maken aan de creatie van nieuwe banen van alle voordelen die aan bedrijven worden toegekend.
Succesvol actieplan
Dit programma – uitgangspunt van de syndicale actie – had zeker veel duidelijker en krachtiger gekund (1). Niettemin bleek het ruimschoots voldoende om de achterban enthousiast te mobiliseren. Dat bleek overduidelijk uit de massale opkomst bij de betoging op 6 november (meer dan 120.000 deelnemers), maar ook door het onmiskenbare succes van de diverse stakingen, mede ondersteund door organisaties van het maatschappelijk middenveld. Het succes van het actieplan wist ook de regeringspartijen onder druk te zetten. Ondanks het herhaaldelijk onderstrepen van wat er niet in het regeerakkoord staat, moest de regering geleidelijk aan erkennen dat brede lagen van de samenleving meer fiscale rechtvaardigheid eist. Ook de mantra “er is geen alternatief” ressorteerde steeds minder effect.
Programmawet
De regering kon in december dan ook niet zomaar overgaan tot “business as usual”. In plaats van de voorgenomen maatregelen inzake indexsprong, loonblokkering, pensioenen, werkloosheidsvergoedingen, enz. zonder meer op te nemen in de programmawet, begonnen ministers ineens met nadruk te spreken over de “noodzaak aan sociaal overleg”. De vakbondsleidingen schortten daarop de acties op, “om het sociaal overleg alle kansen te bieden”. We kunnen nu beoordelen wat dit overleg heeft opgeleverd.
Beperkte ruimte
Het voorakkoord komt vooral neer op een zeer beperkte – en bovendien voorwaardelijke – tegemoetkoming aan het verlangen van de vakbondsleidingen naar “vrije loononderhandelingen”. De tegemoetkoming bestaat eruit dat er in 2016 (!) ruimte is voor loononderhandelingen in de bedrijfssectoren. Het beperkte karakter van deze “ruimte” bestaat eruit dat (a) er in 2015 geen ruimte is, (b) de indexsprong behouden blijft (hetgeen leidt tot een permanent verlies aan koopkracht van 2 %) en (c) de beperkte marge die er voor loonsverhogingen voorzien wordt. Deze marge bedraagt (volgens het VBO) 0,6% bruto. Daarbij wordt er ruimte voorzien voor een nettoverhoging van de koopkracht met 0,3%.
Voorwaardelijk
Die netto koopkrachtverhoging zal niet gebeuren door zuivere (bruto) loonverhogingen, maar wel door het optrekken van de waarde van maaltijdcheques van 7 naar 8 € per gewerkte dag. Dat de tegemoetkoming “voorwaardelijk” is, blijkt onder meer uit de reactie van Agoria (de patroonsfederatie van de technologiesector). Die liet weten dat “heel wat mensen denken dat Sinterklaas nog altijd in het land is” (2), terwijl “er nog steeds geen begin van afbouw is van de loonkosthandicap, integendeel, de bedrijven ontvingen vandaag een nieuwe factuur”. Alvast in die bedrijfssector lijken de “vrije loononderhandelingen” erg moeizaam te zullen verlopen.
Welvaartsenveloppe en pensioenen
Naast dit akkoord over ‘vrije’ loononderhandelingen werden er ook afspraken gemaakt over de verdeling van een “welvaartsenveloppe” onder de vorm van een verhoging met 2% van de laagste sociale uitkeringen (werkloosheidsvergoedingen en pensioenen). Dit onderdeel van het “akkoord” is een van de zaken die moeilijk liggen bij de N-VA. Hun minister van Financiën (Johan Van Overtveldt) liet dan ook opmerken dat hij bezorgd is “over het effect op de werkloosheidsval” (3) (waardoor het verschil tussen een uitkering en de laagste lonen “te klein” uitvalt, wat dan weer een opwaartse druk op die laagste lonen zet).
Pensioencomité
Invaliden en langdurig zieken zouden dan weer mogen uitkijken naar een verhoging van hun vakantiegeld met 160 €. Duidelijkheid over de eindeloopbaanproblematiek (met onder meer de fel bekritiseerde verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd tot 67 jaar) kwam er dan weer niet. Die discussie wordt verschoven naar een “pensioencomité” dat ‘in de loop van april 2015’ bij elkaar zou worden geroepen.
Tax shift?
Ook de zogenaamde “tax shift” blijft voorlopig (?) gehuld in dikke mistbanken. Premier Michel (MR) mag dan al beweren “dat dit jaar de eerste effecten van een fiscale verschuiving (van belastingen op arbeid naar andere inkomstenbronnen) voelbaar zullen zijn” (4), over de wijze waarop dat zal gebeuren, is er niet de minste duidelijkheid.
Openbare diensten?
Over de publieke sector (de openbare diensten) moet het eerste woord zelfs nog maar gewisseld worden. De bijeenkomsten van het daarvoor bevoegde ‘Comité A’ werden tot nu toe steeds weer uitgesteld. Het risico is dan ook reëel dat de vakbonden van de verschillende openbare diensten elk op zich eieren voor hun geld zullen kiezen. Wat dan weer nadelig dreigt uit te draaien voor het personeel van de zwakkere openbare diensten.
Impasse
Het mag dan ook weinig verbazing wekken dat een meerderheid binnen het socialistische ABVV zich niet kon vinden in dit zeer beperkte ‘akkoord’. Het staat immers mijlenver af van wat de vakbonden bij het begin van hun actieplan eisten. Naar eigen zeggen zal het ABVV op 10 februari een nieuw actieplan uitwerken, liefst in gemeenschappelijk front. Vraag is of de aanpak van het ABVV daar wel voldoende toe bijdraagt. De leiding van het ABVV zit immers in een impasse, die het resultaat is van haar eigen overlegstrategie. Wezenlijk is die niet verschillend van de strategie van het ACV. De ABVV-leiding had gebruik kunnen maken van het elan van het actieplan in het najaar om de leidingen van ACV en ACLVB onder druk te zetten. Ze had verdere acties in gemeenschappelijk front kunnen organiseren daar waar het mogelijk was.
Symbolenstrijd?
Dat die mogelijkheid reëel was, blijkt onder andere uit de stakingsaanzeggingen die door verschillende sectoren werden neergelegd op 16 december. De ABVV-leiding heeft dat echter niet willen doen. Nu weigert ze weliswaar het akkoord te onderschrijven, maar wezenlijk is haar standpunt gelijk aan dat van het ACV: de marge op zich is OK, alleen wil ze de indexsprong weg. Daardoor dreigt de ABVV-leiding de visie van vele (burgerlijke) commentatoren te bevestigen: dat “het ACV zich realistisch opstelt” terwijl het ABVV “kiest voor een symbolenstrijd” en zich daarbij “buiten spel plaatst” (5).
Welke weg vooruit?
Het akkoord weigeren is uiteraard beter dan het aanvaarden. ACV en ACLVB onder druk zetten, dreigt nu echter heel wat moeilijker te worden, waardoor de gebeurlijke acties van het ABVV weinig effect dreigen te hebben (tenzij dan een propagandistisch effect in het kader van de campagne voor de sociale verkiezingen). Beter lijkt het ons de militanten van ACV en ACLVB op te roepen het akkoord alsnog te verwerpen. Het ABVV zou er dan wel goed aan doen om duidelijk te maken dat zij niet alleen wil opkomen voor het integrale behoud van de index, maar vooral ook voor de vier oorspronkelijke eisen in hun geheel om daar verder in gemeenschappelijk front voor te vechten. Het feit dat het ‘voorakkoord’ enkel tot stand kwam tussen patroons en enkele vakbonden, maar niet met de regering, pleit overigens voor deze aanpak.
Niet unaniem
De meerderheid van het ABVV dient daartoe wel nog een aantal moeilijke hordes te nemen. Zo is de houding van het ABVV om te beginnen niet unaniem. De Vlaamse metaalbond bijvoorbeeld staat uiterst huiverachtig tegen nieuwe stakingsacties. Tegelijk zal de verleiding om in de bedrijfssectoren alsnog mee te mogen onderhandelen ook voor veel ABVV-verantwoordelijken zeer aanlokkelijk blijken. Met een negatieve weerslag op hun bereidheid om voluit te gaan voor nieuwe acties. Ook dient er rekening te worden gehouden met de moeilijke situatie van de vakbonden in de openbare diensten. Daar is de angst groot dat zij het kind van de rekening dreigen te worden.
Duidelijker eisen
Ook inhoudelijk dienen er nog heel wat puntjes op de ‘i’ te worden gezet. In plaats van zich zuiver te beperken tot de veralgemenende vier eisen, kan het ABVV ook inzetten op meer duidelijkheid. Door expliciet te gaan voor het behoud van de indexkoppeling, substantiële bruto loonverhogingen, een echte vermogensbelasting, geen verlenging van pensioengerechtigde leeftijd en een waarachtige herfinanciering van de openbare diensten.
Syndicale linkerzijde
Zal de leiding van het federale ABVV erin te slagen om al deze moeilijkheden te overwinnen via een nieuw actieplan? Het is een vraag die niet zomaar eenduidig positief beantwoord kan worden. In elk geval zullen er de komende weken en maanden vele en soms ook harde discussies gevoerd (moeten) worden. Veel zal afhangen van de mate waarin de syndicale linkerzijde zich in die discussies kan doen opmerken. Zal die syndicale linkerzijde zich kunnen opwerpen als een toonaangevende stroming in het ABVV, maar ook in ACV en ACLVB? Zal de syndicale linkerzijde sterke en stabiele onderlinge verbanden kunnen smeden over de grenzen van centrales, sectoren, provincies, gewesten en gemeenschappen heen? Dat zijn de uitdagingen waar we in de onmiddellijke toekomst voor staan.
Radicaal links
Ook de verschillende organisaties van de radicale linkerzijde hebben daarin een rol te spelen. Zij moeten nu duidelijk maken aan welke kant ze staan. Aan die van “de vakbonden”, ook diegenen die zichzelf verkopen in heilloze compromissen of terughoudend staan tegenover nieuwe acties? Of onvoorwaardelijk aan de kant van de syndicale linkerzijde, aan de kant van een nieuw, omvangrijk actieplan voor duidelijke eisen?
Noten:
1) verwijzen naar het ontbreken van de eis tot terugschroeven van de uitsluiting van tienduizenden jongeren uit de werkloosheidsverzekering (maatregel van de regering Di Rupo), naar het duidelijker omschrijven van de eis tot een echte vermogensbelasting en dergelijke meer.