De laatste jihadistische terreurdaden hebben me aangespoord om het proza van hun theoretici te lezen. Een artikel van Abdallah Azzam, Zeden en rechtspraak van de jihad, werpt een fel licht op de politieke denkwereld (of juister op het ontbreken van enig sociaal en politiek denken) van deze specialist in moslimrecht die zijn bagage heeft opgestoken aan de universiteit van Damascus en de befaamde al-Azhar hogeschool in Kaïro.
Azzam, een geleerde van Palestijnse afkomst, was naast Oessama bin Laden, de hoofdorganisator van de Arabische jihadisten die in Afghanistan tegen het Rode Leger vochten, met de hulp, als u het nog niet wist, van Saoedi-Arabië, Pakistan en de Verenigde Staten van Amerika. Men heeft Abdallah Azzam terecht de imam van de jihad genoemd. Hij werd geboren in 1941 en in Pakistan vermoord in 1989. Door wie en waarom is niet geweten.
Twee van zijn geschriften (De verdediging van de moslimgebieden en Sluit aan bij de karavaan) spelen een belangrijke ideologische rol in de oproep voor een mondiale jihad, opgevat als “moord en strijd”, ook gekend als de “kleine jihad”. De “extremistische” moslims onderscheiden deze strijdvorm van de “grote jihad”, de strijd voor de ziel en zich daarbij beroepen op een hadith (overgeleverde woorden en daden van de Profeet). De “gematigde” moslims daarentegen kennen slechts de strijd voor de ziel (al-jihâd al-akbar).
Volgens Azzam is het in de jihad verboden om het gevecht te beginnen vooraleer men de tegenstander heeft opgeroepen “tot de godsdienst”. Dat is de reden waarom de jihadisten oorlogsverklaringen opstellen, brieven sturen (zoals bin-Laden’s Oproep aan het Amerikaanse volk) of ideologische geschriften de wereld insturen. Het is ook verboden zij die niet vechten, die geen wapens dragen, enz. te doden.
Waarom doen ze dat dan wel? De jihadisten zijn namelijk even sterk in de casuïstiek als de paters jezuïeten. In een democratie is namelijk iedereen schuldig omdat het gezag van de regering uitgaat van de volkssoevereiniteit; de ware soevereiniteit gaat echter uit van God (gezegend is Zijn naam!).
Azzam valt de kliek aan “die zich laat aanbidden door de mensen in de plaats van God”: daarmee bedoelt hij de huidige regeringen in de moslimlanden, al of niet democratisch aangesteld. Maar wie beslist of een regering uitgaat van de goddelijke soevereiniteit? De jihadisten natuurlijk, of juister hun bazen. Zo heeft de chef van Daesh zichzelf uitgeroepen tot kalief , dat wil zeggen tot hoofd van de hele moslimgemeenschap, de oemma.
De opvatting van de oemma botst weliswaar op de nationale gevoelens en oogmerken die leven in de moslimlanden, een tegenspraak waar zelfs Osama bin-Laden rekening mee moest houden in zijn proclamaties zoals blijkt in het boek waarin het geciteerde artikel staat (Al-Qaida dans le texte, présenté par Gilles Kepel, Parijs 2008). Hierin vindt u ook teksten van twee andere jihadistische theoretici: Ayman al-Zahawiri en Aboe Moessab al-Zarqawi.
Terwijl de jihadisten ons overspoelen met citaten uit de Koran en de hadith, zijn ze merkwaardig stil over de sociaaleconomische structuur van hun nieuwe orde (eigenlijk van de oude, mythische orde) die ze voorstaan. “Als de politieke macht, de geldmannen en de tribale groeperingen ons in de weg staan, zijn wij gedwongen om tegen hen de wapens op te nemen tot ze zich onderwerpen aan die godsdienst die de weg opent tussen ons en de volkeren wier redding hij ons als opdracht heeft gegeven”, aldus Azzam.
Let er op dat het kapitalisme gereduceerd wordt tot geld en niet opgevat wordt als een systeem dat bestreden moeten worden om zijn ingebouwde onrechtvaardigheid, net zoals de antisemieten eertijds het kapitalisme vereenzelvigden met Joden en geld.
We hebben hier te maken met een monsterlijk populisme. Niet zonder reden spreekt de Pakistaanse linkerzijde van islamo-fascisme. De enen beroepen zich op de goddelijke soevereiniteit (waarvan zij de depothouders zijn, want ze beweren in naam van de Koran te spreken), terwijl de nazi’s de soevereiniteit van het etnische volk inriepen waarvan zij eveneens de depothouders waren. Beiden zijn zij de vijanden van de democratie, zowel van de burgerlijke als de socialistische.