Het Spaanse regime is aan het instorten, het is stervende. In haar strijd om te overleven, heeft koning Juan Carlos zijn aftreden bekend gemaakt. Nooit eerder werd het regime dat voortkwam uit de “Transitie” (de “Overgang”, de naam die aan het politieke proces werd gegeven dat volgde op de dood van Franco en culmineerde in de Grondwet van 1978) zo breed in vraag gesteld als vandaag.
De pijlers waarop het berust, de monarchie, het gerechtelijk apparaat en het tweepartijensysteem (waarbij de conservatieve PP en de sociaaldemocratische PSOE elkaar afwisselden aan de macht) zijn al een hele tijd gedelegitimeerd geraakt. We geloven niet langer in hun leugens, leugens waarmee ze een systeem proberen samen te houden dat uit elkaar valt. Wat nog niet zo lang geleden onmogelijk leek, wordt vandaag realiteit. Laat ons met alle macht proberen om de breuk die de economische, sociale en politieke crisis mogelijk maakte, te vergroten.
Sinds de olifantenjacht van “zijne majesteit” in Botswana, de veroordeling van zijn schoonzoon Iñaki Urdangarín in de “Noos-affaire”, de betrokkenheid van Infanta Cristina in die zaak, de vele heupoperaties van de koning, die miljoenen kostten en allemaal met openbare middelen betaald werden, is het Spaanse koningshuis een karikatuur van zichzelf geworden. Een van de belangrijkste verrechtvaardigingen van de “democratie” is dodelijk gewond, maar nog niet schielijk overleden.
De aankondiging van het aftreden van de koning is een laatste, hopeloze poging om het regime te redden, een poging tot facelift met de bedoeling niet alleen de legitimiteit van de monarchie te herstellen, maar ook die van haar gevolg van rechters, politici en opiniemakers. Gedurende jaren, veel te veel jaren, leefden zij onder de paraplu van deze valse Transite, probeerden ze onze collectieve geschiedenis uit te wissen of te verbergen. Ons gebrek aan geheugen lag aan de basis van hun overwinning, overwinning die niet enkel moreel, maar ook politiek en economisch was.
De economische crisis, die tot een diepe sociale en politieke crisis werd, heeft de koning en het regime van 1978 in de touwen gekregen. De mensen zeiden “basta”. We zagen het drie jaar geleden met de opkomst van de 15-M Beweging, met de toenemende acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, met de bezettingen van leegstaande huizen die in handen van de banken waren gekomen, allemaal acties die breed gesteund werden, ondanks de criminalisering van het protest. Meer armoede betekent meer pijn, maar dankzij deze mobilisaties betekent het ook een groter bewustzijn over wie de winnaars zijn in deze situatie – de bankiers, de politici – en wie de verliezers.
Ook de toenemende vraag naar zelfstandigheid in Catalonië was een slag voor het regime. Het zet de diep anti-democratische natuur van een Grondwet in de verf die het recht op zelfbeschikking ontkent. Recent gaven de Europese verkiezingen de “coup de grace” aan het stervende regime, met het verlies van meer dan vijf miljoen stemmen voor de PP en de PSOE en de verschijning van Podemos, dat vijf verkozenen haalde in het Europees parlement. Het regime wordt nerveus, heel nerveus.
Het aftreden van de koning is het laatste reddingsmanoeuvre. Maar we moeten erkennen dat het systeem nog bewegingsruimte heeft. Het aftreden van de koning illustreert de zwakte van de steunpilaren van het regime en de kracht van het volk. Maar we willen ook geen Juan Carlos Felipe (de kroonprins). Het is tijd om op straat te komen en een grondwetgevend proces te eisen doorheen de ganse Spaanse Staat, om te beslissen welke toekomst we willen. We moeten in het offensief gaan om het regime schaakmat te zetten.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in Público.es, 2 juni 2014. Nederlandse vertaling: Thomas Weyts.