Ik las toevallig een commentaar op twee recente films. In Pacific Rim van Guillermo del Toro redt een Japanse heldin de wereld van de kaiju, monsters van het genre Godzilla. In Sea of Monsters van Thor Freudenthal redt ene Percy Jackson het heiligdom van de halfgoden dat bedreigd wordt door mythologische zeemonsters. Zoals u merkt, hebben we hier te maken met bovenmenselijke personages. Bovendien gaat het om personen die in hun individuele hoedanigheid de enigen zijn die de mensheid kunnen redden van de ondergang.
De idee van een bovenmenselijk personage, van een superman (de supervrouw liet op zich wachten), heeft een geschiedenis. Zij begint in de 19e eeuw, de eeuw waarin de bourgeoisie in West-Europa en in Noord-Amerika haar politieke heerschappij definitief vestigt. Indien de goden en helden van de Griekse mythologie per definitie beschikken over bovenmenselijke vermogens, dan behoren ze echter tot een andere wereld dan de huidige en tot een andere categorie dan onze supermensen.
F. Nietzsche: de superman filosoof
De moderne supermens verscheen aanvankelijk in de literatuur. Zo Rodolphe in de Mysteries van Parijs van Eugène Sue (1842-43), de Graaf van Monte-Cristo en Joseph Balsamo in de gelijknamige romans van Alexandre Dumas (1844 en 1846-48). Dat laatste werk wordt bovendien gedomineerd door de theorie van het complot. Onvermijdelijk moeten we Nietzsches Übermensch in Aldus sprak Zarathustra (1889) vermelden. De Ierse dramaturg G.B. Shaw schreef in navolging van “de filosoof met de hamer” een stuk met de titel Man and Superman (1903), een verheerlijking van de levenskracht.
In twee romans van Jules Verne, Robur de Veroveraar (1886) en De Meester van de Wereld (1904) treedt een ingenieur op die de mensheid wil onderwerpen met behulp van zijn uitvinding, de Griezel. Hij neemt het daarbij op tegen niet minder dan de VS, maar die zullen weldra beschikken over hun eigen Superman, geassisteerd door Batman, Zorro en de andere personages die niet alleen de verbeeldingswereld van de kinderen bevolken maar ook die van hun ouders.
Personages zoals Vautrin bij Balzac of Jean Valjean in Victor Hugo’s Les Misérables (1862) beschikken over psychologische vermogens die het bovenmenselijke benaderen. Tarzan is eerder een superaap dan een supermens. Weet dat de auteur ervan, William Rice Burroughs, in zijn roman Tarzan bij de apen (1912) de Belgen een veeg uit de pan geeft voor de bloedige manier waarop ze de Congolezen behandelen. En dan zijn er al die detectives en politiemannen die het kwaad bestrijden met behulp van een intelligentie die het normale gemiddelde overtreft, zoals een Auguste Dupin bij Edgard Allan Poe en een Hercules Poirot bij Agatha Cristie. Anderen weer beschikken over een nagenoeg magische intuïtie, zoals inspecteur Columbo. Men heeft zelfs “mentalisten” ingevoerd om misdaden op te lossen.
James Bond, de superviriele geheim agent uitgevonden door Ian Fleming en overgebracht naar het witte doek, heeft van het legendarische land van het habeas corpus, met name het Verenigd Koninkrijk, de toelating gekregen om te doden wanneer het hem past.
Want democratie volstaat niet om de geopolitieke misdaad onder controle te krijgen. Het thema van de ontoereikende democratie kwam reeds ter sprake bij Edgard Wallace (De Vier Rechtvaardige Rechters, 1905), bij Agatha Christie (Tien Kleine Negertjes, 1939) en in het stripverhaal (Batman, Spiderman en Jdge Dredd, tegelijk jury, rechter en beul). Vandaag is dit een gruwzame realiteit geworden, bijvoorbeeld in Guantanamo en in het gebruik van drones om hinderlijke personen buiten het bereik van de justitie te liquideren.
In zijn boek Il Superuomo di massa (1978) noteert Umberto Eco dat de revolutionaire marxist Antonio Gramsci in De Graaf van Monte-Cristo (en algemeen in het vervolgverhaal) “de kiemzaden bespeurde van de superman-filosofie zoals de wijsbegeerte die enkele jaren later zou uitvinden”. Juist of niet, de supermens van de fictie wordt verondersteld een democraat te zijn, maar in werkelijkheid is hij een reactionair, ziet hij alles in zwart-wit verhoudingen en is hij sterk gebonden aan de onwrikbare maatschappelijke orde.
Het is een feit dat de figuur van de supermens enig psychologisch soelaas biedt en genot geeft aan de consumenten van dit soort fictie. Ik geloof dat hij een antwoordt biedt aan ons gevoel niet opgewassen zijn tegen de wisselvalligheden des levens: een fictief personage doet het in onze plaats. Het staat vast dat dit soort personage ook bijval oogst bij het fascistisch grut dat droomt zelf supermannetjes te zijn.
Het gaat bij de supermens om een op de spits gedreven individualisme. Hij alleen (zelden een zij) kan de problemen aanpakken en de gevaren afwenden die de mensheid bedreigen. Een kernbom boven ons hoofd? Daar komt Superman al aangevlogen. Morgen zal hij de problemen in Tsjernobyl en Fukushima aanpakken. De gemeenschap, bestaande uit kuddemensen, is daartoe immers niet instaat.
Het is de volhardende detective of de onverschrokken advocaat die, tegen de instellingen en de privébelangen in, sinistere samenzweringen ontmaskert en onschuldige beklaagden van de gaskamer redt wanneer de wet en zijn uitvoerende arm in gebreke blijven of gewoon machteloos zijn.
Een ontelbaar aantal films en televisieseries gebruiken dit thema en als men er nader op in gaat merkt men dat we eigenlijk leven in een gebrekkige, machteloze civiele maatschappij. Dat zegt veel over de aard van de “reëel bestaande democratie”. Om een voorbeeld te geven: als de vakbond de zaken niet aan kan of wil, doen we een beroep op een bijzonder individu, de lobbyist. De maatschappelijke atomisering ligt mede aan de oorsprong van de uitvinding van de supermens.
L.D. Bronstein: een politieke superman
Als links militant kan ik niet nalaten om in deze context een zekere Leo Trotski ten berde te brengen. In zijn jonge jaren schreef hij een artikel tegen Nietzsche en diens Übermensch, die hij verwierp als een idee van de “lumpenbourgeoisie” (On the Philosophy of the Superman, 1900).
Ik weet niet of hij theoretisch gelijk had, maar rond 1924, in een artikelenreeks over literatuur, komt hij terug op het begrip superman, maar nu in positieve zin: “Het menselijke geslacht, de verstarde Homo sapiens, zal opnieuw een radicale transformatie ondergaan en – onder zijn eigen handen – tot object van de meest gecompliceerde methoden van kunstmatige selectie en psycho-fysieke training worden. (…) De mens stelt zich ten doel zijn eigen gevoelens te beheersen, zijn instincten naar het hoogste bewustzijnsniveau te voeren en doorzichtig te maken, verbindingen te leggen tussen de wil en het latente en verborgene, en zichzelf op die manier tot een nieuwe hoogte te verheffen – een hoger sociaal-biologisch type, en zo u wilt, een Übermensch te scheppen” (Literatuur en revolutie, 1982, pp. 240-241).
Laat ons eerlijk wezen: we hebben hier te maken met en vorm van technologisch-socialistische nonsens, als het al geen waanzin is. Over het gevaar van het socialisme opgevat als een technologische kwestie, een ander keer.
fotomontage: Little Shiva