In Oost-Azië vindt een machtsstrijd plaats tussen Japan, China en de Verenigde Staten. De VS breiden hun aanwezigheid uit, de Japanse regering breekt met populaire wetgeving inzake de inzet van het leger en China legt zijn eigen claims in de regio. Tegelijkertijd zijn er in Japan en Vietnam grote demonstraties.
Het plaatsen in mei van een boorplatform door de Chinese staatsoliemaatschappij (CNOOC) in Vietnamese wateren is een van de meest opvallende provocaties van de afgelopen tijd in Azië. Hoewel de Chinese regering claimde dat het boorplatform in Chinese wateren stond, vond zij het desondanks nodig om 86 schepen, waaronder zeven marineschepen, het platform te laten ‘begeleiden’.
De Verenigde Staten spraken er onmiddellijk schande van. Daniel Russel, de Amerikaanse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken voor Oost-Azië, zei dat geen land ‘naar dwangmiddelen of het dreigen met geweld zou moeten grijpen om vooruitgang te boeken of een landclaim te doen’.
De reactie van Russel is hypocriet: de VS sloten onlangs een overeenkomst met de Filipijnen waarmee het Amerikaanse leger praktisch vrije toegang krijgt tot Filipijns grondgebied. De Filipijnse marine zette in mei elf vissende Chinezen vast, omdat ze op met uitsterven bedreigde zeeschildpadden aan het vissen zouden zijn. En Amerika heeft de afgelopen jaren met verschillende bondgenoten uit de regio militaire oefeningen gehouden die door China werden opgevat als provocatie.
De draai naar Azië
Dat Oost-Azië een grotere prioriteit wordt voor de VS, bevestigde Obama al in 2011 tijdens een speech in het Australische Canberra. ‘Na een decennium waarin we twee kostbare oorlogen hebben gevoerd, zullen de VS zich nu gaan richten op het grote potentieel in Oost-Azië.’ De VS hebben inmiddels 320.000 soldaten in Azië, op het grondgebied van bondgenoten. Het plan is om in 2020 60 procent van de militaire vloot in Oost-Azië gestationeerd te hebben.
Die hoeveelheid troepen is volgens Obama nodig om de regio ‘veilig te houden’ aangezien ‘China’s economische groei en militaire kracht’ zijn buurlanden zorgen baart. Volgens minister Hagel van Defensie heeft China: een keus: ‘zich met ons verenigen en zichzelf committeren aan regionale stabiliteit, of weglopen van dat commitment en de vrede en veiligheid op het spel zetten waarvan miljoenen mensen in de regio, en miljarden wereldwijd profiteren.’
De Amerikaanse ‘draai naar Azië’ heeft een economische reden. De economie van China is de afgelopen decennia explosief gegroeid. Tussen 1978 en 2009 groeide het Chinese bbp met bijna 2000 (!) procent. Als derde economie van de wereld, na de VS en Japan, begint China, naast een economische, ook een potentiële militaire bedreiging te vormen voor de Amerikaanse overmacht in de wereld. China besteedt dit jaar 12,2 procent meer aan militaire uitgaven.
Protest
Terwijl de wereldmachten hun kat-en-muis-spel spelen, zijn er ook protesten. In Tokio trokken op 30 juni tienduizend demonstranten naar het kantoor van minister-president Shinzo Abe om te protesteren tegen een herinterpretatie van de grondwet. Een besloten ministerraad nam een wet aan gebaseerd op ‘collectieve zelfverdediging’. Dit maakt het mogelijk dat het Japanse leger ook wordt ingezet als Japan zelf niet bedreigd wordt, en dat Japan bijvoorbeeld de VS te hulp schiet in een militair conflict.
De tienduizend demonstranten staan niet alleen. Uit polls blijkt dat 50 procent van de Japanners tegen de wijziging is, terwijl maar 34 procent de wijziging ondersteunt. In Vietnam werden grote betogingen gehouden tegen de Chinese regering vanwege het plaatsen van het boorplatform. Duizenden Vietnamezen bestormden Chinese fabrieken, waarbij de woedende menigte zich tegen Chinese arbeiders keerde. Bij gevechten kwamen vier Chinezen om het leven en raakte honderd mensen gewond.
De geweldsuitbarsting heeft ertoe geleid dat Chinese inwoners en toeristen massaal Vietnam ontvluchten en mijden. Inmiddels is China bezig met het weghalen van het boorplatform omdat het ‘zijn werk heeft gedaan’. Het was neergezet om te zoeken naar olie, en is daarin geslaagd. China heeft onlangs nog vier boorplatformen in de Zuid-Chinese Zee gebouwd. Deze staan echter in hun eigen wateren.
Omdat China simpelweg olie nodig heeft om de eigen economische groei voort te zetten, zullen de spanningen tussen imperialistische mogendheden in de toekomst alleen maar toenemen. Het Internationaal Energieagentschap rapporteerde onlangs dat China in 2020 450 miljoen ton olie per jaar nodig heeft. Tegen die tijd produceert China zelf 200 miljoen ton olie.
De gevaarlijke dynamiek tussen Japan, en vooral de VS en China is zorgelijk. Tegelijk zijn er echter ook steeds meer protesten. Elk jaar trekken miljoenen boeren naar de Chinese steden – met de opkomst van China is ook de Chinese arbeidersklasse enorm gegroeid. Zij zijn degenen die kunnen voorkomen dat de spanningen daadwerkelijk uitdraaien op oorlog.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu