Selahattin Demirtas spreekt zijn aanhangers toe in Igdir, 10 maart 2014
Op 10 augustus werd in Turkije voor het eerst een president rechtstreeks door het volk gekozen. Dat zittend premier Erdogan al in de eerste ronde won was niet onverwacht. Maar zijn overwinning is minder eclatant dan ze op het eerste gezicht lijkt.
Erdogan heeft een moeilijk jaar achter de rug: Vorig jaar liep een lokaal protest voor behoud van het Gezipark in Istanbul uit op massaal protest tegen zijn beleid. In december moesten vier ministers opstappen na beschuldigingen van corruptie, van wie één, Bayraktar, dreigde Erdogan mee te slepen in zijn val. En in mei van dit jaar kwamen in Soma, in West-Turkije, 301 mensen om het leven in de ernstigste mijnramp in de geschiedenis van Turkije. Erdogan noemde de ramp een ‘normaal’ gevolg van gevaarlijk werk en wekte daarmee de woede van de nabestaanden. Slechts enkele weken voor de ramp had Erdogans AKP geweigerd een parlementair onderzoek in te stellen naar de veiligheid in de mijn.
Na drie termijnen als premier kon Erdogan volgens de regels van zijn partij, de AKP, niet nogmaals herkozen worden. Door zich kandidaat te stellen als president wilde Erdogan gevrijwaard blijven van vervolging wegens corruptie. Het tot nog toe vooral ceremoniële presidentschap wilde hij veranderen in een positie waarin hij de macht kon blijven uitoefenen, met een makke marionet als premier.
Bij de verkiezingen behaalde Erdogan niet de in diverse peilingen voorspelde 55 tot 58 procent, maar slechts een krappe 52 procent. Het lijkt erop dat hij daardoor minder makkelijk zijn zin kan doordrijven. Een verdere onzekere factor is wat er na het vertrek van Erdogan met de AKP gaat gebeuren.
Erdogan wist het presidentschap te veroveren, maar de drie presidentskandidaten hadden bepaald geen gelijk speelveld. Zittend premier Erdogan reisde op kosten van de belastingbetaler door het hele land om massabijeenkomsten toe te spreken. Daarnaast kwam hij dagelijks uitvoerig aan het woord op de publieke televisie en in media van AKP-gezinde ondernemers. Zijn tegenstanders, Ekmeleddin Ihsanoglu en Selahattin Demirtas, moesten het doen met een fractie van deze media-aandacht. Een score van 52 procent is onder deze omstandigheden een tegenvaller voor Erdogan.
Failliet van nationalistisch blok
Ekmeleddin Ihsanoglu, voormalig secretaris-generaal van de Organisatie van de Islamitische Conferentie, werd kandidaat gesteld door een coalitie van nationalistisch georiënteerde partijen, waarvan de CHP (Republikeinse Volkspartij, kemalistisch) en MHP (Nationalistische Actiepartij, fascistisch) de belangrijkste waren. De CHP vormde bij de lokale verkiezingen eerder dit jaar al een bondgenootschap met de MHP. De enige logica achter de beslissing tot samenwerken met een fascistische partij was dat alles geoorloofd was om Erdogan te verslaan. Dat dit opnieuw mislukt is, tekent het failliet van deze verrotte politiek.
De bedoeling van de kandidatuur van Ihsanoglu, een academicus met een conservatief, islamitisch profiel, was om stemmen weg te trekken bij Erdogan. Het tegenovergestelde gebeurde. De seculiere nationalistische achterban van de CHP herkende zich niet in Ihsanoglu en ging niet naar de stembus, terwijl linkse kiezers in de grote steden deels overstapten naar Demirtas. In provincies waar de MHP veel aanhang heeft, stemden veel kiezers liever op de straatvechter Erdogan dan op de bedeesde professor Ihsanoglu. Uiteindelijk bleef Ihsanoglu steken op 38 procent van de stemmen, minder dan CHP en MHP eerder afzonderlijk haalden.
Links alternatief
Interessant genoeg geldt de kandidaat die de minste stemmen kreeg, Selahattin Demirtas, toch als een winnaar. Demirtas, die eerder werkte als mensenrechtenadvocaat, is afkomstig uit de Koerdische beweging en werd in 2007 in het parlement gekozen. Hij was presidentskandidaat voor de HDP (Democratische Partij van de Volkeren), een coalitie van de Koerdische beweging en een reeks socialistische organisaties en sociale bewegingen, waaronder feministische en holebi- en transgender-organisaties.
Demirtas voerde een inspirerende campagne waarin waarden als vrede, democratie en de rechten van alle onderdrukte groepen centraal stonden. Hij wist deze principes met overtuiging en charme uit te dragen en liet daarmee een fris geluid horen.Hiermee sprak hij niet alleen zijn bestaande Koerdische aanhang aan, maar ook sympathisanten van andere sociale bewegingen en linkse kiezers.
Terwijl de HDP bij de lokale verkiezingen in maart nog slechts 6 procent haalde, scoorde Demirtas tegen de 10 procent. Naast het (zo goed als) halen van de psychologisch belangrijke kiesdrempel van 10 procent, haalde Demirtas in Istanbul en Izmir twee keer zoveel stemmen als de HDP eerder dit jaar. Dit succes is geheel op het conto te schrijven van Demirtas, die in zijn campagne bruggen wist te bouwen naar een breder links publiek. Dit geeft aan dat er potentieel bestaat voor een links alternatief dat mensen kan verbinden in een gezamenlijke strijd voor democratie en mensenrechten.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu .