“In de jaren zeventig waren we allemaal een beetje gek”, aldus SP-senator Tiny Kox. Daarmee is de Nederlandse SP van het eerste uur makkelijk weggezet, maar het klopt dat de huidige SP werelden verwijderd is van de oude, maoïstische ‘Socialistiese Partij’. Het was niet alleen de spelling die werd aangepast in de jaren negentig, het ‘socialisme’ van de partij onderging een fundamentele metamorfose.
Toen in 1965 een aantal pro-Chinese leden de Communistische Partij Nederland uitgezet werd, vormden zij het Marxistisch-Leninistisch Centrum Nederland. Onder hen was Daan Monjé (1925 – 1986), de latere grondlegger van de SP. In 1970 werd de naam gewijzigd in Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland marxistisch-lenistisch (KEN-ml). De KEN-ml slaagde erin zich in de kijker van de Chinese ambassade te spelen. Volgens voormalige leden ontving de organisatie tussen “enkele tienduizenden” en “vierhonderdduizend” gulden van de Chinese regering.(1) Niet niks, vooral niet in de wereld van radicale groupuscules met hoogstens een paar honderd leden.
De liefde voor China voor bekoelde echter snel in wat sinds 1972 de Socialistiese Partij heette. Andere maoïstische groeperingen raakten verstrikt in onmogelijke bochten om het Chinese beleid goed te praten, vooral na de toenadering tot de Verenigde Staten. De SP besloot dergelijke ontwikkelingen gewoon grotendeels te negeren, in partijblad De Tribune las je er niet over. Ook andere buitenlandse betrekkingen werden weinig serieus genomen. Toen Monjé tijdens een bezoek aan Enver Hoxa’s Albanië gevraagd werd een Nederlands arbeiderslied aan te heffen, zou hij ‘Hoeperdepoep zat op de stoep’ ingezet hebben.
De oude SP zag zichzelf als ‘marxistisch-leninistisch’ en dat sloeg vooral op de ideologische handboeken waarmee Monjé in zijn CPN-dagen vertrouwd was geraakt. Terugblikkend op zijn tijd in de vroege SP beschreef auteur Koos van Zomeren hoe partijleden worstelden met zo’n handboek: Georges Politzer’s Beginselen van de filosofie, oorspronkelijk een scholingsreeks voor arbeiders van de Franse Communistisch Partij uit de jaren dertig. In korte, kernachtige zinnen geeft Politzer antwoord op vragen als waarom arbeiders filosofie moeten studeren, of dit moeilijk is, wat dialectiek is, wat de verhouding is tussen maatschappelijk zijn en ideologie, et cetera.
De programma’s van de SP beloofden in grove pennenstreken de nationalisering van grondstoffen, banken en pensioenfondsen, werk voor iedereen en ten slotte “het ondergeschikt maken van kapitaal aan de bevolking”; “socialisme.”(2) In het bijzonder de eerste beginselverklaring was een grof uitgewerkt stuk dat verklaarde dat kapitalisme “het bestaan van de Nederlands bevolking bedreigde.”(3)
Ondertussen werkten SP-ers zich een slag in de rondte in campagnes rond thema’s als woonomstandigheden en verkeersveiligheid. De partij organiseerde ook juridische ondersteuning van mensen die overhoop lagen met hun (huur)baas of de overheid. In drie centra leverden aan de SP verbonden artsen medische zorg. Het handjevol SP-raadsleden viel op door energiek allerlei misstanden die andere partijen lieten liggen te bekritiseren en de partij was vooral lokaal zichtbaar in acties op straat.
Dit alles leverde de kleine partij veel goodwill op maar die drukke praktijk stond grotendeels los van de officiële ideologie die bepaald werd vanuit het hoofdkantoor in Rotterdam.
Het gescheiden opgaan van theorie en praktijk leidde tot een dogmatische wereldbeschouwing die, in de woorden van voormalig PSP-lid en toekomstig SP-Europarlementariër Erik Meijer, gekarakteriseerd werd door “een nogal vulgaire interpretatie van klassenstrijd”. “Bijna alles” dat niet meteen onder de tegenstelling arbeid-kapitaal viel was “taboe”, schreef hij in 1996. (4) Zo had SP van de jaren zeventig en tachtig geen goed woord over voor feminisme, dat het beschouwde als kleinburgerlijk en nutteloos.(5) In de door Monjé zelf geschreven brochure Arbeidersvrouw en Feminisme uit 1980 was het een punt van eer dat – terwijl in andere linkse partijen vrouwencomités en feministische werkgroepen gevormd werden – de SP daar niet aan meedeed.
Voor Monjé was het genoeg dat iemand arbeider was – uit de dagelijkse ervaringen zouden dan wel min of meer vanzelf socialistische conclusies volgen. “Een arbeider heeft een proletarisch klassenbewustzijn, omdat hij een arbeider is”, had Politzer al geschreven.(6) Ideeën waren slechts een afspiegeling van sociale omstandigheden en de economische verhoudingen werden weer bepaald door de stand van de techniek.(7)
Deze SP zag de geschiedenis als gedreven door ‘ijzeren’ wetten. Het resultaat was een onwrikbaar vertrouwen dat de partij de geschiedenis aan haar zijde had. In 1987 claimde de partij nog steeds dat het een “historische ontwikkeling” was dat wereldwijd socialisme in opkomst was.(8) Het verkiezingsprogramma van 1989 stelde zonder dralen “de vooruitgang van de mensheid is onstuitbaar”.(9)
Metamorfose
En toen kwam de ommezwaai. Nadat ze Monjé halverwege de jaren tachtig terzijde hadden geschoven, begonnen SP-leiders als Tiny Kox en Jan Marijnissen een heroriëntatie door te voeren. Doel was eindelijk die landelijke doorbraak te maken waar de partij al meer dan een decennium op hoopte. Dit hield niet alleen een organisatorische vertimmering in, maar ook een ideologische metamorfose. Naarmate duidelijker werd hoe diep de crisis van links was en hoe zwaar de nederlagen, werd ook het oude wereldbeeld van de SP steeds onhoudbaarder.
Omdat de partij zich altijd had geïsoleerd van de rest van links en ideologische discussies had afgedaan als tijdverspilling, was ze weinig vertrouwd met andere theorieën en alternatieve interpretaties en evoluties van het marxisme. Toen de SP eind jaren tachtig eindelijk officieel de oude ideologie vaarwel zwaaide viel het haar relatief makkelijk om meteen alle verwijzingen naar marxisme te schrappen.
Gedurende de jaren negentig begon de partij een nieuw referentiekader te ontwikkelen. In 1996 publiceerde Jan Marijnissen zijn eerste boek: Tegenstemmen. Een Rood Antwoord op Paars (in 2009 opnieuw uitgegeven als Tegenstemmen. Een Antwoord op het Neoliberalisme).(10)
In Tegenstemmen worden ideeën neergezet die van grote invloed bleken voor de evolutie van de SP. Andere boeken van Marijnissen als Nieuw Optimisme (2005) en het interviewboek Hoe Dan Jan? (2005) volgen in veel opzichten dezelfde lijnen als Tegenstemmen.(11) De SP programma’s die erna kwamen zijn er duidelijk sterk door beïnvloed. Om de diepe ideologische metamorfose van de partij te begrijpen is het nuttig om dit boek nader te bekijken. In 1996 schreef Marijnissen dat het primaire doel van Tegenstemmen was om “een bijdrage te leveren aan het doorbreken van het taboe op het stellen van fundamentele vragen”, centraal staat “de analyse en kritiek op het neoliberalisme”.(12)
Opvallend in Tegenstemmen is dat dit neoliberalisme vooral gezien wordt als een manier van denken. Neoliberalisme zou enkel puur economische belangen (“lees: de belangen van de economisch en financieel machtigen”) als politieke criteria erkennen. Tot de vroege jaren tachtig werd de Nederlandse politiek gedomineerd door een “sociaaldemocratische consensus”.(13) In de loop van de jaren negentig begon deze consensus echter steeds sneller “af te brokkelen”. Er voor in plaats kwam een nieuw, neoliberale consensus – de kern hiervan is het streven “het kapitalistische systeem zoveel als mogelijk te ontdoen van sociaaldemocratische invloeden.”(14) Marijnissen wees op privatiseringen en snijden in de gezondheidszorg en de uitbreiding van marktmechanismen als voorbeelden.
Wat Tegenstemmen betreft streeft het neoliberale programma naar “een vervanging van de Rijnlandse variant van het kapitalisme, door het Angelsaksische.” Dit onderscheid nam Marijnissen over van de Franse econoom Michel Albert, onder veel andere dingen voormalig voorzitter van Assurances Générales de France en de planningscommissie van de Franse regering. Het Rijnlandse model zou gekenmerkt worden door sterke overheidsinvloed op de “vrije kapitalistische markt” en onderhandelingen tussen arbeiders en werkgevers. Landen als Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en Denemarken vallen hier allemaal onder. Het Angelsaksische model is “de Britse en Amerikaanse versie van het kapitalisme”, en hier heeft de markt veel meer invloed.
Tegenstemmen haalde Albert ook aan om de verspreiding van het Angelsaksische model te verklaren: “de niet-aflatende propaganda’ voor de ‘American way of life’”, de verleiding van snelle winsten op de beurs en een hedonistische moraal bleken “voor een steeds groter deel van de westerse elite” onweerstaanbaar te zijn, “zelfs in het spaarzame en calvinistische Nederland”. Neoliberalisme en Angelsaksisch kapitalisme werden zo vereenzelvigd, en beiden gezien als een moreel falen.
Weliswaar behandelde Tegenstemmen ook de economische achtergrond waartegen het neoliberalisme kon opkomen (de crisis van de jaren zeventig, groeiende begrotingstekorten, de liberalisering van de wereldhandel en daarmee gepaard gaande loondruk) maar opnieuw bleken ideologische factoren doorslaggevend. Dat “de vele, voor iedereen zichtbare” negatieve effecten van neoliberaal beleid de invoering ervan in Nederland niet afremden was volgens Marijnissen het gevolg van de “verlokkingen van de American way of life” en de onvermijdelijke terugslag die volgde op “de doorgeslagen welzijnscultuur van geitenwollensokkendragers en streetcorner-werkers” van de jaren zeventig.(15) Als reactie op deze gruwel zouden mensen het egoïsme en de winsthonger van het ik-tijdperk dat Marijnissen als de kern van het neoliberale project beschouwde massaal omarmd hebben.
“De staat” werd in deze nieuwe tijd “niet langer gezien als een beschermer of regelaar maar als een parasiet”, de overheid is “geen baken meer als het gaat om het tot uitdrukking brengen van bepaalde normen en waarden”.(16) Tegenstemmen was een opvallend nostalgisch boek: het neoliberale heden werd voortdurend afgezet tegen een verleden dat niet perfect, maar wel veel beter was. De alternatieven voor het neoliberalisme werden vaak voorgesteld als een terugkeer naar dit verder ongespecificeerde verleden waarmee waarschijnlijk het Nederland van de “sociaaldemocratische consensus” bedoeld werd..
Marijnissen haalde uit naar het idee dat mensen van nature egoïstische wezens zouden zijn, slechts geïnteresseerd in hun eigen economisch belang. Hij vergeleek neoliberalen met de kerkelijke rechters die weigerden om door de telescoop van Galilei naar de hemellichamen te kijken – precies zo zouden “de huidige neoliberale machthebbers” weigeren “kennis te nemen van de verwoestende gevolgen van hun beleid”.(17)
Hier liepen twee opvattingen van neoliberalisme naast elkaar. Eén opvatting van neoliberalisme is dat het een egoïstische en hedonistische moraal betreft die een daarbij passend sociaaleconomisch beleid najaagt. Een andere is die van neoliberalisme als een waanidee dat de elite verblindt en hen doet wegkijken van de werkelijke gevolgen van hun beleid. Als een wegstervende echo van het oude wereldbeeld was af en toe nog sprake een derde visie op neoliberalisme: op dezelfde pagina waarin Marijnissen Frits Bolkestein en andere neoliberalen vergeleek met de verblinde dogmatici van de Heilige Officie van de Inquisitie, sprak hij van hun “verborgen agenda”; “een tot op het bot gespleten samenleving”.
Moreel falen en een dogmatische weigering om feiten onder de ogen te zien kunnen makkelijk samengaan; de neoliberaal negeert wat hem niet aanstaat. Maar is dit niet in tegenspraak met de veronderstelling dat neoliberalen een gespleten samenleving als verborgen agenda hebben – en dus wel degelijk weten wat de prijs van hun beleid is?
Modern Socialisme
In Tegenstemmen was het antwoord op deze kluwen van moreel falen, egoïsme en bedrog een “modern socialisme”. Dit socialisme was “op de eerste plaats een bepaalde visie op mens en samenleving”.(18) Marxisme speelde praktisch geen rol hierin. Marijnissen schreef dat veel van Marx’ analyses relevant bleven maar liet het daarbij.
Als neoliberalisme vooral een moraal is, en het soort beleid dat bij deze moraal past, is het logisch dat het antwoord ook moreel is. Het “moderne socialisme” werd dan ook gedefinieerd als een “maatschappijvisie waarin menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit centraal staan”. We zijn hier bij het spiegelbeeld van de oude SP: waar eerst werd aangenomen dat de opvattingen van mensen slechts een reflectie waren van hun sociale positie, waren het nu morele waarden die de wereld moesten veranderen.
Volgens Tegenstemmen was de overheid het instrument dat deze waarden zou moeten uitdragen en vormgeven; “de overheid hebben wij opgedragen namens de gemeenschap een aantal dingen te verzorgen zoals het waken over het algemeen belang voor nu en de langere termijn”.(19) In het beginselprogramma van de SP van 1989 was socialisme een voorwaarde voor politiek beleid “in overeenstemming met de wensen van het volk” want “zonder controle over de economie zal elk democratisch systeem falen”.(20) Tegenstemmen draaide de volgorde om: het was nu de overheid, niet de economische verhoudingen, die toonaangevend waren en die als neutraal instrument gebruikt kon worden door de regerende partijen.
In het beginselprogramma van 1989, Handvest 2000: Een Maatschappij voor Mensen, was het marxistische idee dat socialisme democratische controle over de productiemiddelen betekent nog herkenbaar. In Tegenstemmen werd het woord ontdaan van haar oude betekenis en van een nieuwe invulling voorzien. Socialisme was een ethiek geworden.
In Heel de Mens, de nieuwe beginselverklaring van de SP uit 1999 zou de nieuwe betekenis van ‘socialisme’ vastgelegd worden. Heel de Mens definieert de kern van socialisme, in een echo van Tegenstemmen, als “menselijke waardigheid, de gelijkwaardigheid van mensen en solidariteit tussen mensen”. Dit socialisme is een morele opdracht, de drijvende kracht van de SP is “morele verontwaardiging”.(21) De SP keert zich tegen “een mentaliteit van ieder voor zich” en wil niet accepteren dat “de economische wetten van het kapitalisme de limieten van de politiek bepalen”.(22) Veranderingen in de huidige economische eigendomsverhoudingen zijn een mogelijk middel om dit te bereiken. Nog steeds aansluitend bij Tegenstemmen verklaart Heel de Mens dat de de “parlementaire democratie” de beste manier is om de wil van het volk vorm te geven.(23)
In de woorden van Marijnissen heeft de SP sinds de jaren negentig een “eigen ideologie”, zonder “de klassieke basis van Marx en Engels”. Dit is duidelijk een verwijzing naar deze ideeën.(24) Het ‘marxisme-leninisme’ werd in dat decennium ingeruild voor een ethisch socialisme. Het ‘socialisme’ van de partij is een maatstaf, bestaande uit morele waarden waar weinig mensen echt tegen zullen zijn.
Theorie en praktijk
In tegenstelling tot de maoïstische SP van de jaren zeventig en tachtig of de SP van de jaren negentig is het doel van de huidige SP niet meer het socialiseren van de productiemiddelen maar het beschermen en versterken van de verzorgingsstaat. Volgens Modern Socialisme, een inleidend boekje voor nieuwe SP-leden, “staan socialisten voor stevige overheidscontrole over de kapitalistische vrije markt”.(25) In 1996 had Marijnissen in Tegenstemmen nog geschreven dat in een kapitalistisch raamwerk een verzorgingsstaat op den duur niet kan functioneren. Deze notie is nu verdwenen.
We zien hier kenmerkende eigenschappen terugkomen van de West-Europese sociaaldemocratie in de periode voor de neoliberale draai: het inruilen van het postkapitalistische streven voor een verzorgingsstaat, de verruiming van de doelgroep van de arbeidersklasse naar de gehele bevolking, het benadrukken van parlementaire invloed en de opvatting dat de staat een neutraal instrument is.
SP-leiders hebben geen probleem met het label sociaaldemocratisch. Tiny Kox, voorzitter van de Senaatsfractie, zei in 2007 bijvoorbeeld dat er niks mis is met de SP sociaaldemocratisch te noemen, “zolang als het sociaaldemocratisch maar met een plus is”.(26) Meer recent stelde Marijnissen dat als de partij nu opgericht zou worden, hij er geen voorstander van zou zijn de partij socialistisch te noemen daar die term bezoedeld is door het “totale falen in de Sovjet-Unie, Oost-Europa en Cuba”. Marijnissen: “sociaaldemocraten met een beetje extra, dat is wat ik altijd zeg”.(27) Vergeleken met het PvdA handvest van 1977, dat opriep tot het socialiseren van centrale ondernemingen, banken en pensioenfondsen als deel van een ‘nieuwe klassenstrijd’ is Heel de Mens eigenlijk een stuk gematigder.(28)
In tegenstelling tot het marxisme-leninisme van de oude SP is het huidige ethische socialisme van de partij zeker niet losgekoppeld van de praktijk. In de jaren negentig nam de partij afscheid van het idee dat socialisten zich moeten richten op een bepaalde categorie als de arbeidersklasse of de achtergestelden, en in plaats daarvan kwam een beroep op alle mensen van goede wil. De motivatie om de kant van de SP te kiezen is dus niet het eigen klassenbelang of het verlangen naar emancipatie maar de keuze voor een bepaalde moraal.
De strategie van de SP sluit daarop aan. Alhoewel bijvoorbeeld relatief veel SP-ers bijzonder actief zijn in de vakbeweging is dat geen prioriteit voor de partij. Voor marxisten was de vakbeweging een prioriteit omdat hier de arbeidersklasse een vuist kon maken en socialisme gezien werd als een antwoord op de noden van arbeiders. Het ethische socialisme van de SP gaat uit van heel andere criteria. Centraal staat nu de vraag welke items de meeste morele verontwaardiging opwekken zodat de SP haar alternatieve moraal naar voren kan brengen. Ziedaar een belangrijke reden voor de SP om verdediging van de ouderenzorg of bestrijding van kinderarmoede tot speerpunten te maken. Het gaat hier om groepen die weinig sociale invloed hebben maar wiens lot wel veel medeleven wekt, medeleven dat de SP wil omzetten tot daadwerkelijke invloed via het parlement.
De relatieve verwaarlozing door de SP van ideologische strijd waar bijvoorbeeld Merijn Oudenampsen op heeft gewezen is in dit perspectief ook veel makkelijker te begrijpen.(29) In linkse kringen wordt de relatieve inhoudelijke zwakte van de partij nog wel eens gezien als een overblijfsel van het arbeiderisme van de oude SP maar het is veel meer dan dat. Intellectuele overreding en argumenten zijn nu eenmaal van onderschikt belang in een strategie die mensen primair wil aanspreken op hun morele verontwaardiging.
Deze strategie is in veel opzichten een succes gebleken, maar lijkt tijdens de voor de SP teleurstellende verkiezingen van 2012 op zijn limieten gestuit te zijn. Na dertig jaar zijn neoliberale opvattingen zo diep diepgeworteld in Nederland dat deze vaak niet meer als zodanig herkend worden. Ze gelden als ‘gezond verstand’ en worden ook gedeeld door mensen die weinig of niets ophebben met expliciet neoliberale ideeën. Dit leidt tot de overtuiging dat de voorstellen van de SP, hoe sympathiek ook, ‘gewoon niet realistisch zijn’. De wijdverspreide sympathie voor de partij wordt daarom lang niet altijd omgezet in daadwerkelijke steun. Morele verontwaardiging is niet genoeg.
*Alex de Jong studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was redacteur van het socialistische tijdschrift Grenzeloos en is Co-Directeur van het International Institute for Research and Education (IIRE).
Noten:
1) Rudie Kagie, De Socialisten. Achter de schermen bij de SP (Amsterdam, 2004) 32, 33.
2) ‘De SP maakt er wat van. Verkiezingsprogramma SP Tweede-Kamerverkiezingen 1986′. 4.
3) ‘Beginselen van de Socialistiese Partij 1974′. 1.
4) Erik Meijer, ‘De SP: van maoïstische sekte tot opvolger van PSP en CPN?’ in: Kritiek. Jaarboek voor socialistische discussie en analyse 1996, 57 – 73, there 64.
5) SP, Arbeidersvrouw en feminisme. 1980.
6) Georges Politzer, Cours de philosophie. 224.
7) Georges Politzer, Cours de philosophie. 1. Principes elementaires. (Parijs 1948) 222.
8) SP, ‘Beginselen van de Socialistiese Partij. 1987′.
9) SP, ‘Voor een schone politiek. Verkiezingsprogramma SP Tweede-Kamerverkiezingen 1989′. 2.
10) Jan Marijnissen, Tegenstemmen. Een antwoord op het neoliberalisme (Amsterdam 2009).
11) Marijnissen, Nieuw Optimisme, Karel Glastra van Loon, Kees Slager, Hoe Dan Jan? Een gesprek over nieuw optimisme in tijden van crisis (Amsterdam 2005).
12) Marijnissen, Tegenstemmen 10, 11.
13) Idem, 18.
14) Idem, 19.
15) Idem, 23.
16) 30, mijn nadruk.
17) Marijnissen, Tegenstemmen ,198.
18) Idem, 197.
19) Idem, 208.
20) ‘Heel de Mens. Kernvisie van de SP, zoals vastgesteld door het 9de congres op 18 december 1999′ 9.
21) ‘Heel de Mens’ 7.
22) Idem, 8.
23) Idem, 11.
24) Kustaw Bessems interview met Jan Marijnissen: ‘Socialisme is bezoedeld’. De Ondernemer November 10, 2011 online op [http://www.deondernemer.nl/binnenland/609410/socialisme-is-bezoedeld.html]
25) Ronald van Raak, Jan Marijnissen, Modern Socialisme (Amsterdam 2008) 31.
26) Gerrit Voerman, Paul Lucardie, ‘De sociaal-democratisering van de SP’ in Frans Becker, René Cuperus (ed.) Verloren slag. De PvdA en de verkiezingen van november 2006 (Amsterdam 2007) 139 – 164, aldaar 140.
27) Bessems, ‘Socialisme is bezoedeld’.
28) ‘Beginselprogramma Partij van de Arbeid’, 1977.
29) Daniel Finn, ‘Order reigns in The Hague. The Dutch Elections and the Socialist Party’, New Left Review 77 (2013) 71 – 86, aldaar 83.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Tenk.