Vijf jaar na het begin van de Syrische revolutie is de herinnering aan de volksopstand bijna verdwenen. David Albrich sprak in London met de Syrische revolutionair Ghayath Naisse, lid van de Revolutionair Linkse Stroming, over de onvervulde eisen van de revolutie, de vluchtelingen en de houding van het Syrische regime tegenover Koerden en Palestijnen.
De Syrische revolutie begon als een volksopstand, maar deze herinnering lijkt vandaag verdwenen te zijn. Wat is er met de beweging gebeurd?
Van buitenaf gezien is dit een terechte vraag. Maar als we de huidige realiteit nader bekijken, zijn de fundamentele eisen van de Syrische revolutie nog steeds aanwezig. Dit zijn de eisen die miljoenen mensen ertoe brachten het regime van Bashar al-Assad aan te vallen, en die zijn nog steeds onvervuld: gelijkheid, democratie en rechtvaardigheid. Die eisen bestaan nog steeds, ook al zijn ze wegens de intensieve repressie, de militarisering van de revolutie en de imperialistische interventies onder de oppervlakte geraakt.
We zagen dat in de afgelopen maanden: zodra in een regio de intensiteit van de bombardementen afnam, versterkte de massabeweging meteen. Dat gebeurde zelfs in gebieden die gecontroleerd worden door het regime. De revolutionaire dynamiek bestaat nog steeds.
Om welke gebieden gaat het?
In de zogenaamde “bevrijde” gebieden zijn er bijvoorbeeld bewegingen in de Ghouta regio ten oosten van de hoofdstad Damascus, in Idlib, in Maraat al-Numan en in Sarakeb. In de gebieden onder controle van het regime is er beweging in Salamiyya en Suwaida, in Dschabla en in Latakia aan de kust. En zelfs in het centrum van Damascus vinden buiten het parlementsgebouw protesten plaats tegen de inflatie – ook al worden deze protesten aangevoerd door de “loyale oppositie” van het regime.
Onze rol, die van Syrisch links, is om de verschillende strijdbewegingen met elkaar te verbinden en ze in een verenigde vorm uit te drukken in landelijke eisen.
Wat zijn de gedeelde eisen?
Die zijn samen te vatten als eisen van gelijkheid, democratie en sociale rechtvaardigheid. Maar ze zouden ook moeten omvatten dat wij tegen religieus gemotiveerde conflicten en voor nationale soevereiniteit zijn. Dat is nodig vanwege de talrijke imperialistische interventies aan beide kanten, voor en tegen het regime.
De opstand ontstond snel. In het tweede jaar van de revolutie controleerde het Vrije Syrische Leger (FSA) tot 60 procent van Syrië. Wat zijn volgens jou de oorzaken van de teruggang daarna?
Het regime gebruikte zeer onnauwkeurige en zeer verwoestende Scud-raketten tegen hele stadscentra, bombardeerde willekeurig, gebruikte chemische wapens et cetera. Het regime volgt een politiek van de verschroeide aarde. Dat heeft vertwijfeling gecreëerd en tot het vluchten van miljoenen mensen geleid, binnen en buiten het land. Binnen Syrië zelf zijn acht miljoen mensen op de vlucht en vijf miljoen mensen zijn naar het buitenland gevlucht.
De vluchtelingen getuigen van het extreme geweld dat in 2012 tegen de bevrijde gebieden begon. Maar hier moet nog iets aan worden toegevoegd: de meesten die Syrië verlaten hebben, zijn jong. Ze hebben aan de revolutie deelgenomen en zijn afkomstig uit de arbeidersklasse. De solidariteit met vluchtelingen moet dan ook niet alleen humanitair zijn, maar ook politiek. Deze mensen moeten hier, in het westen, betrokken worden in de sociale strijd. Zij zijn de toekomst van de revolutie.
De opstand begon met seculiere eisen. Maar tegelijkertijd hebben we met het extreme geweld van het regime verschillende religieuze conflicten in hevigheid zien toenemen. Hoe is dat zo gekomen?
Er zijn verscheidene factoren tegelijkertijd actief. Ten eerste liet het regime in 2011 en 2012 duizenden jihadi’s vrij uit de gevangenis. Het regime was zich er terdege van bewust dat deze mensen bewapende jihadistische groepen zouden oprichten. Ten tweede begonnen buitenlandse interventies, ten eerste uit Qatar en Turkije, later uit Saudi-Arabië. Zij hebben jihadistische groepen gesteund die aanvankelijk nog erg klein waren en hen van veel geld en wapens voorzien. Ten derde hadden de jihadi’s veel succes met met het werven van strijders omdat het regime zo gewelddadig was en het VSL niet genoeg weerwerk kon bieden. Dat deden deze groepen uit naam van de “islam” in Syrië en daarbuiten. En natuurlijk speelde het ook een rol dat deze groepen betaald werden.
Bijna alle militaire interventies worden gerechtvaardigd met het argument dat ‘Islamitische Staat’ (IS) bestreden moet worden. Maar twee jaar later lijkt het wel alsof deze strijd onbegonnen werk is. Wat zijn de werkelijke belangen van de twee grootste betrokken machthebbers – de coalitie rond de Verenigde Staten en Rusland?
De VS verlieten Irak na een nederlaag. IS was een goed excuus om terug te keren in het Midden-Oosten. Niet door middel van een invasie, maar op een andere wijze om bij toekomstige ontwikkelingen betrokken te zijn. Het is in hun belang om de cyclus van geweld verder te drijven en de regio te laten bloeden. Dat schaadt de fundamenten van de Syrische samenlevingen treft Hezbollah en Iran. En dat is in het belang van de Amerikaanse cliënt Israël.
Rusland is de beschermheer van het Syrische regime geworden. Het heeft grote militaire bases gebouwd en het is nu duidelijk dat de Russen voor de lange termijn hun invloed in de regio willen versterken.
Maar zodra het om Rusland gaat, zijn sommige delen van links de mening toegedaan dat Poetin’s interventie op de een of andere manier “anti-imperialistisch” is. Vanaf het begin van de Russische interventie in september 2015 bestrijden zij niet IS, Al-Qaida of Al-Nusra. Statistieken laten zien dat 90 procent van de Russische bombardementen de resten van het FSA als doelwit hebben. Dat zegt genoeg over de zogenaamde “anti-imperialistische” rol van Rusland.
Regime Assad noch seculier noch anti-imperialistisch
En is het Syrische regime zelf op enige wijze anti-imperialistisch?
Nee, in werkelijkheid was het regime in het verleden zeer pragmatisch. De eerste en laatste prioriteit van het regime is om aan de macht te blijven. Toen bijvoorbeeld in Jordanië in 1970, tijdens “Zwarte September”, het Jordaanse leger Palestijnen afslachtte, stuurde Syrië in eerste instantie pantservoertuigen om de Palestijnen te helpen – maar het was Hafez al-Assad, toentertijd minister van defensie, die weigerde om deze voertuigen luchtsteun te geven en ze snel terugtrok. In de Libanese burgeroorlog, rond 1976, greep het Syrische regime in door een sektarische, rechtse, christelijke militie te steunen, tegen de zogenaamde progressieve Arabisch-nationalisten en linkse groepen en de Palestijnen. Het regime werd daarin gesteund door de Saudi’s en de VS.
Tijdens de Libanese burgeroorlog in de jaren tachtig bestreed het Syrische leger het Palestijnse verzet in Libanon. In 1991 nam het Syrische leger en Hafez al-Assad deel aan de Golfoorlog tegen Irak. Na de invasie van Irak in 2003 vermoedde het Syrische regime dat het het volgende doelwit kon zijn – en daarom gaf het jihadi’s vrij baan om in Irak te vechten. Toen in 2004 de VN Veiligheidsraad in Resolutie 1559 Syrië opdracht gaf haar troepen terug te trekken uit Libanon, deed het dit. Toen was er ook geen anti-imperialistisch verzet. Rond 2005 was het Syrische regime verwikkeld in het “extraordinary rendition” programma van de CIA; het regime folterde voor de CIA een groot aantal islamitische militanten.
Sommige delen van links betogen ook dat het Baath-regime, of de Baath-partij van al-Assad, sociale voorzieningen in stand houdt. Gezien de sociale eisen van de revolutie: hoe staat het daarmee?
Het Syrische regime is noch seculier, noch anti-imperialistisch of op enige andere wijze socialistisch of progressief. Nadat Bashar al-Assad in 2000 aan de macht kwam, voerde het Baath-regime de extreemste en meest ingrijpende neoliberale hervormingen door van de gehele regio. Erger nog dan Marokko, Egypte of Saudi-Arabië. Omdat het dertig jaar lang succesvol de eigen oppositie onder de duim had gehouden, dacht het de vrije hand te hebben om neoliberale maatregelen door te voeren. Het regime dacht niet dat er verzet zou zijn.
Wat valt er te zeggen over het zogeheten seculiere karakter van het regime?
Sinds de coup van Hafez al-Assad in 1970 was het regime in het geheel niet seculier. Dat wil niet zeggen dat het altijd al een alawitisch regime was. Maar uit overwegingen van veiligheid en stabiliteit, heeft het regime zich zeer sterk verlaten op de familie van Assad en op haar generaals, legerofficieren en hun veiligheidsapparaat. Deze waren merendeels alawitisch. Tegelijkertijd is er een alliantie met rijke zakenlieden, die niet uitsluitend alawitisch zijn, en met lokale machthebbers die uit de traditionele stammenstructuren voortkomen. Dit alles zou voor stabiliteit zorgen.
De islamitische religie is nog altijd deel van het officiële curriculum. In het burgerlijk recht, erfrecht, huwelijk, et cetera, hebben alle geloven (joden, christenen, soennitische moslims en anderen) hun eigen wetten. Zelfs de grondwet, die Hafez al-Assaf in 1973 schreef om aan de macht te blijven, schrijft voor: ‘de president van de Syrisch-Arabisch republiek moet een moslim zijn’. Tijdens zijn heerschappij van 1970 tot 2000 heeft de Baathistische staat 1400 zogenaamde ‘Assad-instituten voor Koran-onderwijs’ en 12000 moskeeën gebouwd – dat zijn er meer dan de regeringen van Marokko en Saudi-Arabië samen.
Sinds het begin van de revolutie verspreidde de Syrische geheime dienst video’s waarop zogenaamde Alawieten (in werkelijkheid veiligheidsagenten) mensen folteren. Het doel daarvan was religieus gemotiveerde mobilisaties uit te lokken, of die nu voor of tegen het regime waren. Wijdverspreide slogans van het Baath-regime zijn “God, Syrië en Assad” en “God, kom naar beneden uit de hemel, zodat Bashar je plaats in kan nemen”. Dat geeft de strijd een bijna heilig, religieus karakter.
Koerden en Palestijnen
Wat is de houding van het regime tegenover de Koerden in het noorden en de Palestijnen in de Syrische vluchtelingenkampen? Wat zijn de banden van de revolutionairen met hen?
De politiek van het regime tegenover de Koerden heeft twee kanten. Sinds decennia worden Koerden onderdrukt. Op de dag dat de revolutie uitbrak waren er 250.000 tot 300.000 Koerdische Syriërs die hun burgerschap en toegang tot sociale voorzieningen verloren hadden. Het was verboden de Koerdische cultuur te vieren. Er waren geen Koerdische media of scholen. Het Koerdische nieuwjaar, Newroz, was ook verboden. Dat verklaart ook de Koerdische opstand van 2004 in Qamisli.
Maar dit alles verhinderde het Syrische regime niet om gebruik te maken van haar contacten met verschillende Koerdische partijen. In het bijzonder met betrekking tot Koerden in Turkije. Syrië bood bijvoorbeeld toevlucht aan Abdullah Öcalan’s PKK – tot Öcalan in 1998 onder Turkse druk werd uitgewezen. Aan het begin van de Syrische revolutie deed het Syrische regime concessies: het werd Koerden toegestaan Newroz te vieren, het gaf hen hun staatsburgerschap terug en ten slotte verliet het Syrische leger de Koerdische gebieden en stond het de YPG, de gewapende vleugel van de Koerdische PYD, toe om de controle over te nemen.
De kwestie van Palestijnen ligt anders. Palestijnen kwamen in twee grote golven naar Syrië, in 1948 en 1967. Het Baath-regime behandelde hen minstens in juridisch opzicht als Syrische burgers, ook al werden ze vaak in kampen ondergebracht en behoren ze vaak tot de armere delen van de samenleving. In vergelijking daarmee werden ze in Libanon als tweede – of derderangs burgers behandeld.
Toen in de jaren zestig het gewapende verzet van de Palestijnen begon, was dit in de regio en vooral in Syrië sterk verbonden met radicaal links. De Palestijnse vluchtelingenkampen in Syrië werden bolwerken van radicaal links. Ikzelf moest me een jaar lang met een Palestijnse pas verstoppen in een kamp. Dat verklaart ook waarom het Syrische regime in de eerste vijf jaar van de revolutie Palestijnse vluchtelingenkampen systematisch vernielde – omdat deze zeker als bases voor radicaal links en de oppositie hadden kunnen dienen.
Wij maken geen onderscheid tussen de strijd in Syrië en die van de Koerden en Syriërs. Wij zien hen als deel van Syrië maar we steunen ook hun recht op nationale zelfbeschikking.
Ghayath Naisse is lid van de Revolutionair Linkse Stroming en was in 1989 mede-oprichter van de “Comités ter Bescherming van Democratische Vrijheden en Menschenrechten in Syrie”
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Neue Linkswende. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
.