Vodka is het verkleinwoord van het Russische voda, water. Deze kwantitatieve vorm voor vele sterke spiritualiën die gewoonlijk genoten worden in kleine glaasjes, vind je terug in diverse Eurpose culturen. Zo heb je de Spaanse gotita, de Franse goutte, het Engelse drop, de Vlaamse druppel, de Duitse Kurze, de Italiaanse bicchierino, de Portugese gota, die Afrikaanse drup, de Tsjechische kapka, het Hollandse neutje, etc.
Maar we laten de terminologische eruditie voor wat ze is (een stapel onnuttige dingen volgens de filosoof Hegel), en we wenden ons tot het concrete: welke rol speelde het “watertje” in de Russische politieke en economie? Onze methode om die vraag te beantwoorden is zoals het een marxistische site betaamt, historisch en materialistisch.
Men weet heel goed waar de samovar vandaan komt (van de Tataren), maar over de oorsprong van het heldere vocht dat vodka heet, tast men in het duister. Vast staat dat de kunst van het distilleren vanuit het westen in de 16de eeuw zijn weg vond naar de Russische contreien.
Feesten gingen gepaard met grote slemppartijen: men dronk zich lazarus en men at zich een ongeluk. Men dronk nooit alleen, maar in sociale gezelligheid. De individuele drankzuchtige is, volgens sommigen die ik niet nader zal noemen, een product van het individualisme, dat zelf een product is van de kapitalistische productiewijze. Maar enorm was de consumptie niet, want het orthodoxe jaar telde 200 vastendagen.
De historicus Orlando Figes merkte op dat het alterneren van vasten en vreten misschien te maken heeft met het Russische volkskarakter: “lange periodes van nederigheid en geduld, afgewisseld met ogenblikken van vrolijke vrijheid en heftige ontladingen.” Men telde op zulke feesten soms vijftig heildronken; men dronk daarbij het glas in een teug leeg en de laatste die zich overeind kon houden werd uitgeroepen tot Tsaar Vodka.
De hoge alcoholconsumptie werd pas een gevaar voor de natie in de moderne periode. In hun boek over de sociale en economische geschiedenis van de voeding in Rusland noteren R. Smith en D. Christian dat in de 2de helft van de 18de eeuw het jaarlijkse verbruik van spiritualiën per jaar en per volwassen manspersoon 2 liter bedroeg, wat opliep tot 5 liter naar het einde van de eeuw toe. Tussen 1841 en 1859 stierven per jaar duizend mens aan overmatig drankgebruik. De bureaucraten in hun rol van goede burgervaders begonnen zich zorgen te maken. Maar wat konden ze doen? Hun werkgever, de Staat, trok een kwart van zijn inkomen uit het monopolie van de productie van vodka. In de loop van de 18de eeuw verhoogde de kleine landadel die distilleerde onder staatslicentie herhaaldelijk de productie.
De hervormingen van de plaatselijke besturen die vanaf 1775 werden doorgevoerd en waarbij de politiële macht werd overgedragen aan de kleine landadel, maakten volgens Orlando Figes de controle van het centrale staatsapparaat op de legale of illegale detailhandel praktisch onmogelijk. We merken hierbij op dat een aantal drankhuizen in het “Joodse residentiegebied” dat zich uitstrekte over Polen Witrusland en OekraIne , gerund werden door Joodse kroegbazen, een feit dat misbruikt werd door de antisemitische vuilspuiterij.
Aan het eind van de 19de eeuw vond de Staat dat er wat gedaan moest worden aan het overmatige drankmisbruik, een gewoonte die de Russen zich hadden eigen gemaakt, en die de Engelsen binge drinking noemen. Maar het verbod op vodka dat in de Eerste Wereldoorlog werd opgelegd had enkel nefaste gevolgen: men verving de vodka door paraffine of door illegaal gestookte en gevaarlijke dranken. Daarbij verloor de staat heel wat geld maar, zoals Trotski opmerkte, in de massale oorlog kwam het niet op een miljard roebel meer of minder aan.
Het schijnt dat rode commando’s tijdens de Oktoberrevolutie van 1917 voorraden vodka vernietigden, vrezend dat de reactionaire krachten de dronken arbeiders zouden misleiden. In een artikel met als titel Vodka, Kerk en Cinema uit 1922 schreef Trotski (die geen alcohol dronk maar graag ging jagen) dat “twee belangrijke verschijnselen hun stempel hebben gedrukt op de levensstijl van de arbeiders: de achturige werkdag en het vodkaverbod. De revolutie aanvaardde dit tsaristische verbod om principiële redenen, maar het is pas sinds de machtsovername door de arbeidersklasse –de bewuste bouwster van een nieuwe economie – dat de strijd va,n de regering tegen het alcoholisme, een strijd die tegelijk cultureel, opvoedend en dwangmatig is, zijn volle betekenis krijgt. In die zin verandert het verbod op alcohol wegens de imperialistische oorlog geenszins het fundamentele feit dat de uitschakeling van het alcoholisme een onderdeel is van de verworvenheden van de revolutie. Een anti-alcoholpolitiek ontplooien, versterken en organiseren in het land van de herboren arbeid – dat is onze taak.”
Maar dat is niet alles. De herboren arbeid heeft nood aan vertier. Tegen een bepaald soort revolutionair puritanisme in verklaart Trotski dat “de drang om zich te verstrooien, zich te ontspannen en zich te amuseren en te lachen een legitieme drang is van de menselijke natuur. Wij kunnen en moeten (wie zijn die wij?) ze alsmaar meer kunstzinnige voldoening bieden en tegelijk moeten we van de verstrooiing een collectief opvoedingsinstrument maken, maar zonder dwang en opdringerig dirigisme.” Waarop Trotski de cinema oproept.
«Vandaag is op dat gebied de cinema een instrument dat alle andere overtreft». Volgt een verheerlijking van deze kunst. “Alle (emotionele menselijke) behoeften worden door de cinema op de meest directe, levendige, verbeeldingsvolle en spectaculaire wijze voldaan, waarop waarbij niets geëist wordt van de toeschouwer, zelfs geen minimum aan cultuur. (…) Dat is het vertrekpunt en niet alleen het vertrekpunt maar het ontzaglijke domein waarop een socialistische opvoeding zullen kunnen opbouwen.”
Bovendien is het een uitstekend middel om de drankzucht, maar ook de behoefte om naar de kerk, de moskee of de synagoge te gaan de kop in te drukken. In de kerk wordt namelijk altijd hetzelfde stuk opgevoerd, wat niet het geval is in de bioscoop.
“De tsaristische regering had op een paar jaar tijd een heel netwerk van drankgelegenheden georganiseerd en dat bracht haar miljarden goudroebels op. Waarom zou een arbeidersregering niet een netwerk van bioscopen in het leven roepen, en het verstrooiende en opvoedende karakter van de film een plaats in het volksleven geven, zodat niet alleen het alcoholisme wordt bestreden maar er geld in het staatskas vloeit? Tot daar de lichtjes utopische voormalige leider van het Rode Leger. De sovjetfilm werd integendeel, gezien de omstandigheden, grotendeels een droommachine, zoals dat het geval was in de kapitalistische wereld. Hij was een instrument in handen van de bureaucratisch collectivistische heerschappij.
Ik weet niet wanneer het vodkaverbod werd opgeheven. In de slag van Stalingrad waren twee dingen van absoluut belang: eerst de ammunitie en dan de vodka.