Daniel Piron is gewezen gewestelijke secretaris van het ABVV van Charleroi. Afgelopen jaren pleitte hij, samen met de rest van het ABVV in zijn streek voor de vorming van een nieuwe politieke beweging ter linkerzijde, als een noodzakelijke aanvulling en ondersteuning van een strijdbaar syndicalisme. Daarin kreeg het ABVV Charleroi ook de steun van het merendeel van de radicaal linkse krachten, waaronder de LCR-SAP, die deze aanpak vanaf het begin steunde. Daniel Piron schreef deze bijdrage vlak voor 1 Mei. Ze verscheen oorspronkelijk in het meinummer van ons Franstalig tijdschrift La Gauche. Intussen is de toestand, met de nieuwe acties van de vakbonden die op komst zijn, enigszins gewijzigd. De strategische lessen die Daniel trekt uit de bewegingen van de laatste jaren en de opstelling van de vakbonden blijven echter al te actueel, en zijn zeker ook in Vlaanderen nuttig.(redactie SAP-Rood)
Onze syndicale beweging is machtig. Met meer dan drie miljoen leden. Met meer dan honderdduizend afgevaardigden en militanten. Met een uitzonderlijk organisatievermogen dat de bewondering van onze buitenlandse collega’s afdwingt. Met een geschiedenis met zeven algemene stakingen – en ik bedoel hier echte algemene stakingen, niet werkonderbrekingen van 24 uur. Door hun strijd hebben onze ouders, grootouders en overgrootouders de kinderen uit de mijnen gehaald, het stakingsrecht en het recht op organisatie afgedwongen, het stemrecht veroverd, de arbeidsduur verminderd, het betaald verlof, de sociale zekerheid en het recht van de vrouwen op abortus veroverd… Dat is niet enkel een kwestie van “verworven rechten”: door die veroveringen bestaan wij als “wereld van de arbeid”, als sociale klasse die een andere logica vertegenwoordigt dan de logica van de winst: de logica van de solidariteit. De logica ook van een andere maatschappij die de bevrediging van de menselijke behoeften beoogt.
Onze syndicale beweging is machtig. En toch wordt die kolos in de touwen geduwd door een regering van politieke dwergen, van lakeien van het patronaat, van advocaten van de rijken en van beursmakelaars. Een regering van politici zonder visie, zonder hart, zonder ziel, zonder scrupules, die bijgestaan wordt door media die in de pas lopen. Mensen bij wie de portefeuille de plaats van de hersenen heeft ingenomen omdat voor hen de wetten van het kapitalisme natuurwetten zijn. Mensen die de geestelijke erfgenamen zijn van zij die in 1886 lieten schieten op de arbeiders die in opstand kwamen tegen miserie en uitbuiting.
Michel – Jambon, handlangers van een witteboorden-maffia
Deze vertegenwoordigers van een burgerlijk gespuis – dat groot geworden is door speculatie, collaboratie, privatiseringen, belastingfraude en – ontwijking – zijn bezig met een revanche tegen onze voorouders. Wanneer ik het over “ons” heb, bedoel ik “onze klasse” in heel haar diversiteit: actieven en inactieven, jong en minder jong, vrouwen en mannen, met of zonder papieren, rood en groen, van elk geloof of filosofische overtuiging. “Ja, er is een klassenstrijd en mijn klasse is die aan het winnen”: ik kan me voorstellen dat André de Spoelberch of Albert Frère die beroemde uitspraak van de miljardair Warren Buffet iedere avond voor het slapengaan herhalen en daarbij Charles Michel en zijn kliek op hun twee knietjes bedanken. Ik pleit er dus voor dat we onszelf in het teken van de luciditeit plaatsen. Dat we niet zomaar zeggen “het sociale verzet gaat door”, terwijl de rechterzijde bezig is onze verdediging onderuit te halen en wij niets doen als stonden we nog recht terwijl we al K.O. zijn.
Want dat is de situatie. Ik ga hier geen tijd verliezen aan een inventaris van wat we de laatste twee jaar verloren hebben. Terwijl we gezegd hadden “dat nooit!”. Terwijl we in gemeenschappelijk front vier bakens voor een andere politiek vooropgesteld hadden (1). Ik zal ook geen tijd verliezen om wat vanzelfsprekend is uit te leggen: namelijk dat het de patroons en de rijken zijn die gewonnen hebben wat wij verloren hebben. De winsten van de ondernemingen die genoteerd staan op de Beurs van Brussel zijn in 2015 met 32% toegenomen, terwijl 21% van de bevolking het risico loopt op armoede of sociale uitsluiting! Die cijfers zeggen lang niet alles. Ze kunnen geen uitdrukking geven aan de vernedering, de angst, de stress, de existentiële leegte, de eenzaamheid, het misprijzen voor zichzelf en de anderen, de treurnis, het cynisme, het nihilisme en de hopeloze woede die het neoliberalisme verspreidt op alle niveaus in de wereld van de arbeid.
Eerder dan een gedetailleerde inventaris op te maken, wil ik waarschuwen: eten smaakt naar meer. Gulzig als ze is, maakt de heersende klasse de balans op van wat ze onder deze regering – en onder de vorige, want Michel en Jambon hebben niets uitgevonden – heeft vergaard. Ze merkt dat de syndicale beweging zich in een doodlopend straatje bevindt. Ze stelt ook vast dat de terroristische aanslagen een gunstig klimaat in het leven roepen, de aandacht van het sociale afleiden. Dat het racisme en de islamofobie de uitgebuitenen verdelen. Dat de “parlementaire oppositie” de “nationale eenheid” vervoegd heeft in plaats van de veiligheidspolitiek aan te klagen.
Ze ziet de onverhoopte mogelijkheid om nieuwe aanvallen te ondernemen, terwijl ze tegelijkertijd stappen zet in de richting van een sterke staatsmacht die in staat is een eventuele revolte het hoofd te bieden. Het is de taak van de regering Michel – Jambon om gebruik te maken van deze kans om de Belgische vakbonden meer dan tactische nederlaagjes toe te dienen, namelijk: een historische nederlaag zoals Thatcher toegebracht heeft aan de Britse vakbonden. Dit echter zonder de “kamikaze” uit te hangen, dus zonder een sociale explosie of een politieke terugslag te ontketenen.
De burgerij heeft nooit genoeg
De maatregelen die de laatste weken werden aangekondigd, illustreren die tendens. Het minste wat men kan zeggen is dat de er geen gebrek aan “ideetjes” is: annualisering van de arbeidstijd (Kris Peeters); herinvoering van de carensdag voor iedereen; de studiejaren niet meer in rekening brengen bij de berekening van de pensioenen in de openbare dienst (Steven Vandeput); het opleggen van een “maatschappelijk integratiecontract” aan leefloners (Willy Borsus); de toelage aan de vakbonden voor de behandeling van de werkloosheidsdossiers afschaffen (Bart De Wever); een Europa “zonder recht op asiel” (ook Bart De Wever); van de 38 naar 40 uren week overgaan voor hetzelfde loon (UNIZO); stakingspiketten verbieden en het “recht op arbeid” waarborgen (allemaal)… Dat alles komt bovenop de maatregelen die al genomen werden en vooral de jongeren, de vrouwen, de werklozen, de gehandicapten, enz. treffen.
Tegelijkertijd stapelt de rechterzijde de provocaties op. De regering gaat in beroep tegen de Europese beslissing die haar ertoe verplicht 700 miljoen euro te recupereren die ze via fiscale rulings aan 35 multinationals cadeau had gedaan. Terwijl het schandaal van de “Panama papers” een tipje van de sluier licht over de opgestapelde bergen geld in belastingparadijzen, herhaalt Jan Jambon alsof er geen vuiltje aan de lucht is, het oude refrein van zijn baas Bart: “Alleen in de sociale zekerheid kan het geld gevonden om de begroting in evenwicht te brengen”. Een jaar nadat hij de “Centrale Dienst voor de bestrijding van de Georganiseerde. Economische en Financiële Delinquentie” ontmanteld heeft, houdt NVA – minister van Financiën Johan Van Overtveldt zich van de domme en vraagt hij aan de journalisten informatie over de Belgen die offshore vennootschappen bezitten. Wat een lef! Wat een arrogantie!
De herfst van 2014: een gemiste kans om rechts te verslaan
Dat lef en die arrogantie komen niet zo maar uit de lucht vallen. Ze staan in verhouding tot de schrik die de rechterzijde heeft gehad in de herfst van 2014. Want de rechterzijde heeft echt schrik gehad: vanaf de vorming van de regering, reageerden de vakbonden met een actieplan. De respons van de bevolking overtrof alle verwachtingen: 130.000 betogers begin november 2014, zeer succesvolle provinciale stakingen, het land verlamd door een indrukwekkende nationale 24-urenstaking op 15 december 2014… De massale aanwezigheid van jongeren, sans-papiers, vrouwen, gepensioneerden en werklozen, de mobilisatie van het middenveld aan de zijde van de vakbonden: er was een diepe stroom, iets dat de mobilisatie van militanten en vakbondsafgevaardigden ver oversteeg.
Als de syndicale organisaties die mobilisatie hadden willen uitbreiden, hadden ze deze ongeluksregering kunnen verjagen. Dat had het probleem van het alternatief natuurlijk niet opgelost. Maar het offensief van de tegenstander zou ten minste gebroken zijn, de volgende aanvallen zouden moeilijker zijn en ons kamp, in tegenstelling tot de tegenstander, zou vertrouwen in zijn kracht gewonnen hebben. Onze organisaties zijn daarentegen verstrikt geraakt in een ‘sociaal’ overleg waar de eisen als aparte stukjes behandeld werden en hebben de regering zo toegelaten het initiatief terug te nemen.
Men moet ons vooral niet komen vertellen dat die mislukking te wijten is aan deze of gene organisatie, aan deze of gene sector, aan de arbeiders van de ene of de andere regio. Vanzelfsprekend zijn er verschillen: cultureel, ideologisch en qua tradities. De politieke context in Vlaanderen, Wallonië en Brussel is ook zeer verschillend. Maar het belangrijkste kenmerk van de beweging van de herfst van 2014 was de grote homogeniteit van de mobilisatie.
In Vlaanderen toonde de strijdbeweging, minder dan zes maanden na de verkiezingsoverwinning van de NVA, plotseling een heel ander beeld dan de foto van de verkiezingsresultaten: het beeld van een sociaal, strijdbaar, solidair Vlaanderen dat de economie lam legde met de steun van de fietskaravanen en fanfares van Hart Boven Hard. Dat had De Wever niet voorzien! Door de strijd voort te zetten hadden we het tij kunnen keren in Vlaanderen en bijgevolg in het hele land. Het stopzetten van de strijd heeft rechts en uiterst rechts de kans gegeven de kruistocht tegen de vakbonden, de andere sociale bewegingen en de sociale zekerheid op te voeren.
De impasse van de overlegstrategie
Natuurlijk zijn er verschillen tussen de organisaties wat betreft de mate van verantwoordelijkheid. Maar de erg gevaarlijke situatie waarin de syndicale beweging zich nu bevindt, ten gevolge van het stopzetten van de strijd, is niet in de eerste plaats het gevolg van die verschillen. Ze is in de eerste plaats het gevolg van het feit dat alle organisaties het eens zijn over een strategie van klassensamenwerking met twee luiken: het sociaal overleg met de patroons en de regering enerzijds en de druk op de “politieke vrienden” anderzijds. In zo’n strategie verjaagt men geen regering: dat doet men niet, want men “doet niet aan politiek”. Onze impasse is vooral te wijten aan het failliet van die strategie.
Er waren al duidelijke tekenen van dit failliet sinds verschillende jaren. Ze werden overduidelijk tijdens de regering Di Rupo. Ter herinnering: pas gevormd, keurde zijn coalitie de hervorming van het einde van de loopbaan goed in het Parlement zonder discussie met de vakbonden. Di Rupo beeldde zich in dat hij door delen van het NVA- programma toe te passen, zonder inmenging van de vakbonden, het gras voor de voeten van De Wever zou wegmaaien. Natuurlijk gebeurde het tegendeel. De kiezers verkiezen het origineel boven de kopie. De door de PS geleide regering heeft de weg gebaand voor de coalitie Michel – Jambon. De regering PS – Verts van Valls in Frankrijk doet hetzelfde, maar door het programma van het Front National (FN) te kopiëren. Dat is erger, maar de logica is dezelfde. Geloven dat de politiek van het “minste kwaad” van de sociaaldemocratie en de groenen een alternatief biedt voor de harde rechterzijde, is geloven in Sinterklaas. Dat kunnen we ons niet meer veroorloven.
De oorzaak van het failliet van de overlegstrategie ligt voor de hand: de heersende klasse wil er niet meer van weten. De crisis van het kapitalistisch systeem is te diepgaand, te structureel. De patroons willen de sociale vrede niet meer afkopen met compromissen. Ze willen hun neoliberaal programma opleggen, goedschiks of kwaadschiks. In de privé, in de openbare sector en in heel de samenleving. Syndicalisten die “doorgeefluik” willen spelen, zijn welkom. De rest moet verdwijnen. Nu de sociaaldemocratie bekeerd is tot het neoliberalisme, staan de vakbonden voor een duidelijke keuze: ofwel doorgaan zoals ze bezig zijn en op de duur elke mogelijkheid verliezen om te wereld van de arbeid te verdedigen. Ofwel breken met de overlegstrategie en een andere strategie uitwerken.
Er is nood aan een andere syndicale en politieke strategie
De toespraak/oproep die ik op 1 mei 2012 in naam van het ABVV Charleroi uitsprak, bevatte de grote lijnen van een alternatieve strategie. Die berust op twee pijlers: de uitwerking van een antikapitalistisch noodprogramma enerzijds en de strijd voor een politiek alternatief op basis van dat noodprogramma anderzijds. Dat was geen eenmalige opwelling.
In het zog van die toespraak heeft het ABVV Charleroi / Zuid Henegouwen initiatieven genomen. Ze heeft met name twee brochures uitgegeven. De eerste, “Politiek en syndicale onafhankelijkheid – Acht vragen in verband met de oproep van 1 mei 2012”, legde uit dat de syndicale beweging nood heeft aan een politiek verlengstuk in de vorm van samenwerking van krachten links van de PS en Ecolo – wat een breuk betekent met de foute opvatting die syndicale onafhankelijkheid verwart met een apolitieke opstelling.
De tweede brochure, “Nu van koers wijzigen – 10 doelstellingen van een antikapitalistisch noodprogramma” eindigde met de volgende belangrijke, tweevoudige conclusie: “Dit programma is niet te nemen of te laten. We zullen het samen verrijken in de democratie die in onze strijd zal openbloeien. Niettemin weigeren we het de beschouwen als een cataloog van goede bedoelingen waar iedereen naar eigen believen zijn gading in kan vinden. Dit programma en zijn samenhang moet begrepen worden als een dynamiek die gericht is op een radicale verandering van de mechanismen van de samenleving. Omdat we begrepen hebben dat dit systeem niet hervormd kan worden, maar moet verdwijnen.”
Hoewel de politieke context gewijzigd is, lijken die voorstellen me meer dan ooit noodzakelijk en dringend. Tegelijkertijd spreekt het vanzelf dat ze hun weg niet vanzelf zullen banen. Dat zal moeten gebeuren doorheen de strijd. De beweging van de herfst 2014 zou de goede gelegenheid geweest zijn om ze in praktijk te brengen, maar we hebben moeten vaststellen dat er talrijke hindernissen en weerstanden zijn. In de vakbonden vond men dat een debat over onze strategische voorstellen een overbodige luxe was terwijl men geconfronteerd werd met de aanvallen van de rechtse regering. Het vervolg heeft spijtig genoeg duidelijk gemaakt dat dit helemaal niet waar is.
Wat betreft het politiek alternatief leek een veelbelovende stap voorwaarts te zijn gezet door de vorming in Wallonië van een Gauche d’Ouverture rond de PVDA… Die partij heeft echter, eens ze haar verkozenen had, de stekker uit de eenheid getrokken. De slechte politieke gewoontes en de oude schema’s van het overlegsyndicalisme zijn dus taai. Resultaat: iedereen staat met de mond vol tanden en hoopt dat de verkiezingen van 2018 en 2019 heil zullen brengen. Alsof het alternatief waar we nood aan hebben uit de stembus zou kunnen komen.
Hoe geraken we vooruit in het huidig klimaat?
Eigenlijk kan het alternatief enkel komen van een gecombineerde herschikking van de krachten op politiek én syndicaal terrein. We moeten op twee benen lopen. Een politieke linkerzijde zonder syndicale linkerzijde die de overlegstrategie bestrijdt, is als een mes zonder lemmet. Een syndicale linkerzijde zonder politieke linkerzijde als verlengstuk is een mes zonder heft. Maar hoe geraken we vooruit? Hoe geraken we vooruit op syndicaal vlak in de huidige verwarring of zelfs demoralisatie? Hoe kunnen we de collega’s op het werk terug mobiliseren, wanneer die het gevoel hebben dagen loon te hebben opgeofferd voor niets? Hoe kunnen we hen overtuigen dat we de volgende keer zullen strijden om te winnen? Hoe moeten we onszelf terug opkrikken als militanten terwijl al sinds decennia hetzelfde scenario van eenmalige acties die op niets uitdraaien, herhaald wordt?
Die vragen zijn nog lastiger in de huidige context van terroristische dreiging en van de reactie van de regering die alles op een repressief veiligheidsbeleid zet. Want dit verandert de situatie wel degelijk. Vooreerst omdat de misdaden van IS de golf van racisme en islamofobie doen toenemen bij de bevolking in het algemeen – en dus ook onder de leden van onze vakbonden. Vervolgens omdat het veiligheidsklimaat door rechts als voorwendsel gebruikt wordt om sociale mobilisaties te verbieden en de politie (gesteund door het leger!) op de overtreders van het verbod af te sturen (terwijl de fascisten wel zonder problemen kunnen paraderen). Ik stel vast dat onze syndicale leidingen zich gemakkelijk laten doen door die voorwendsels. Het lijkt me zelfs dat sommige verantwoordelijken van de veiligheidsmaatregelen gebruik maken om het opgeven van elk actieplan en elk democratisch debat te rechtvaardigen en… om de opposanten aan te vallen.
Er spelen ook compenserende factoren. De belangrijkste is de toenemende woede over het sociale onrecht, vooral bij de jongeren, de mensen in bestaansonzekerheid, de vrouwen en de mensen zonder papieren. Die woede kan aansluiting vinden bij het diffuse sociale gevoel dat het kapitalistisch systeem niets anders meer te bieden heeft dan sociale achteruitgang, oorlog en ecologische catastrofe. Maar hier stelt zich een probleem dat misschien onderschat werd toen de FGTB Charleroi haar strategische voorstellen deed: de structuren van de syndicale beweging. Die zijn log en conservatief, verhinderen het samenvloeien van verschillende bewegingen, en zijn vaak gesloten (en dat is een eufemisme) voor de meest onderdrukte en uitgebuite lagen van de arbeidersklasse. Enkel als we die structuren kunnen dooreenschudden, zal er frisse lucht binnen kunnen en zal een alternatief tot ontwikkeling kunnen komen.
De vakbondsstructuren dooreenschudden
De structuren dooreenschudden is niet hetzelfde als aan antisyndicalisme doen of de basis tegen de leiding opzetten. De structuren dooreenschudden is wat de FGTB Charleroi en de CNE gedaan hebben toen ze samen in april 2013 de prachtige gemeenschappelijke strijddag in de Géode te Charleroi organiseerden. We hebben toen gevoeld welke syndicale en politieke kracht in een context van eenheid op gang kan komen en het initiatief aan de basis kan stimuleren. De structuren dooreenschudden is wat de vrouwen van de Fabrique National (FN) deden toen ze de richtlijnen naast zich neerlegden en hun historische strijd voor gelijke rechten startten. De structuren dooreenschudden is wat de Franse jeugd heeft gedaan door via internet de revolte tegen de “Arbeidswet”van Hollande-Valls te lanceren en zo een indrukwekkende beweging van werkers en jongeren in gang te zetten.
De structuren dooreenschudden is wat zij die aan de basis lagen van alle grote gevechten – die ons laten bestaan als klasse! – altijd gedaan hebben. Het feit dat de grote bastions van de arbeidsklasse zo goed als verdwenen zijn, maakt dat het potentieel nu minder groot lijkt dan gisteren. Maar het potentieel is niet verdwenen, het heeft zich enkel verplaatst binnen de samenleving. Laten we ons inspireren door “Nuit debout” in Frankrijk, door de beweging van de “Indignados” in Spanje en door de zelforganisatie van de mensen zonder papieren. Niet om copy-paste te doen, maar om samen de middelen uit te vinden om de linkerzijdes van de vakbeweging, het middenveld en van de politieke linkerzijde te coördineren. In de context van ons land waar de macht van de vakbeweging tegelijkertijd een troef en een hindernis is, spelen de duizenden ontevreden en ongeruste syndicalisten, op alle niveaus van de organisatie, een cruciale rol. Tijd dus om wakker te worden, kameraden!
Noot:
1) Behoud en versterking van de koopkracht, behoud van een sterke sociale zekerheid, investering in een relance en duurzame tewerkstelling en meer fiscale rechtvaardigheid.
Nederlandse vertaling: Tom Reyntjens