“Het is voor mij een grote eer wanneer Meneer Trotski vandaag het Duitse communisme aanspoort om ter allen prijs samen te werken met de sociaaldemocratie, om reden dat het nationaalsocialisme de grootste vijand van het bolsjevisme is…”.
Deze uitspraak komt uit de mond van Adolf Hitler in zijn toespraak van 27 januari 1932 in Düsseldorf voor 650 leden van de ondernemers organisatie Industrie-Klub, dus nog voor de machtsovername van de nazi’s. De balzaal van het Park Hotel was groot genoeg voor de vertegenwoordigers van het Duitse grootkapitaal. Toch schitterden enkele belangrijke ondernemers door hun afwezigheid.
Hitler wist impliciet hoe gevaarlijk voor hem een samenwerking tussen communisten en socialisten zou zijn. Maar de KP en de SPD bleven elk op hun sektarisch standpunt, wat voor een groot deel de overwinning van het fascisme verklaart. Maar de echte reden van die verwijzing naar Trotski heeft te maken met het feit dat Hitler de financiële hulp van de ondernemers inriep met als argument dat alleen zijn partij een dam was tegen het “bolsjevistische” gevaar, namelijk een mogelijke socialistische revolutie.
De kapitalisten bleven echter sceptisch, ook al vertelde de nazi-propaganda een ander verhaal, aldus de Britse historicus Ian Kershaw, de auteur van een Hitler-biografie (het eerste deel draagt de titel Hitler, 1898-1936). “Het antwoord op zijn toespraak was gemengd. Velen waren teleurgesteld omdat hij niets nieuws bracht, economische detailkwesties uit de weg ging en zich verschuilde achter zijn ten overvloede herkauwde politieke wondermiddeltjes. Er waren tekens dat de arbeiders in zijn partij niet allemaal tevreden waren met zijn verbroedering mat de industriële voormannen. De sterker wordende antikapitalistische retoriek in de schoot van zijn partij die Hitler niet kon dempen baarde de zakenwereld al geruime tijd zorgen. In de presidentscampagne tijdens de lente 1932 schaarde het gros van de ondernemers zich duidelijk achter Hindenburg en boden ze Hitler geen kansen.
In de campagnes voor de Rijksdagverkiezingen tijdens de zomer en de herfst spraken zij zich uit voor Franz von Papen (…) die nauwe banden had met de ondernemerswereld en met de grootgrondbezitters. Von Papen was een dilettante politicus, conservatief ingesteld met reactionaire neigingen en voorstander van het traditionele autoritarisme. « Papen en niet Hitler was de favoriet van het grootkapitaal. Pas in de herfst 1933, toen Kurt Von Schleicher Von Papen had weggewerkt, veranderde de meerderheid van de ondernemers significant van houding: generaal Von Schleicher stak achter heel wat politieke intriges, kon kabinetten maken en breken, en de ondernemers bekeken met argwaan de economische opvattingen en de toenadering tot de vakbondswereld van de nieuwe kanselier.”
Het huidige Europa is niet dat van 1933. De werkende klasse vormt geen bedreiging voor de politieke heerschappij van de bourgeoisie. In Frankrijk heeft het kapitaal geen nood aan het Front National van Marine Le Pen, maar kiest voor de nieuwbakken “Republikeinse Partij” van Sarkozy, een partij die hecht en verenigd de neoliberale tegen-hervorming moet voltooien. Dat kan natuurlijk veranderen, maar niet in de onmiddellijke toekomst. In België beschikt de bourgeoisie in Vlaanderen over de partij van Bart de Wever en in Wallonië over die van Elio di Rupo. De bourgeoisie kiest het politieke instrument dat haar het meest geschikt lijkt, en dat is op dit ogenblik niet uiterst rechts. Maar soms vergist ze zich daarbij, zoals in Duitsland in 1933.
Fotomontage: SAP