Sinds de aankondiging van de verkiezingen in Griekenland op 25 januari 2015, wordt het vooruitzicht van een overwinning van Syriza aan de internationale publieke opinie voorgesteld als een echte bedreiging voor de eurozone. Diegenen die de alarmklok luiden weten echter heel goed dat Syriza heeft aangekondigd dat ze als ze gekozen worden niet van plan zijn de schuld op te schorten en dat ze binnen de Eurozone willen blijven. Syriza wil wel een einde te maken aan de onrechtvaardige en asociale maatregelen die door vorige regeringen en door de trojka werden doorgevoerd.
Deze campagne tegen het zogenaamde gevaar van Syriza heeft slechts tot doel de Griekse kiezers schrik aan te jagen zodat ze afzien van hun recht op verandering. Het mikt ook op een verwerping door een deel van de Europese publieke opinie, in geval van een overwinning van Syriza, van een Griekse radicaal linkse coalitie, om zo te vermijden dat Podemos in de herfst van 2015, in navolging van Syriza, de Spaanse verkiezingen zou winnen. In landen als Cyprus, Portugal en Slovenië zou men ook voor verrassingen kunnen komen te staan als de burgers ook daar zouden proberen de ultraconservatieve politiek te vervangen door linkse maatregelen. Europese leiders en de grote privé-bedrijven die hen steunen, zijn zich ervan bewust dat de meerderheid van de bevolking van de eurozone een negatieve mening heeft over de politieke beleidsmaatregelen van de laatste jaren en bereid is te stemmen voor verandering. Een overwinning van Syriza zou een grote bedreiging zijn voor de klassieke meerderheidspartijen: zowel de ‘conservatieve’ als de ‘socialistische’ partijen vrezen een besmetting van Spanje. De schuld die Griekenland verondersteld wordt te betalen bedraagt 175% van de rijkdom die per jaar wordt gecreëerd en dit is een ontoelaatbare last voor het Griekse volk.
Wat zou er gebeuren als een Syriza-regering Artikel 7 van de regelgeving van mei 2013 van de EU ‘over de versterking van het economisch en budgettair toezicht op de lidstaten van de eurozone die moeilijkheden ondervinden of dreigen te kennen inzake hun financiële stabiliteit’ letterlijk zou toepassen, in het bijzonder in Griekenland, Portugal en Cyprus?
Paragraaf 9 van Artikel 7 stelt dat Staten die een structurele aanpassing ondergaan, een volledige audit van de openbare schuld zouden moeten uitvoeren om te verklaren waarom die schuldenlast zo sterk is toegenomen en om onregelmatigheden te ontdekken. Dit is wat er letterlijk in de tekst staat: ‘Een lidstaat die een programma van macro-economische hervormingen doormaakt moet een volledige audit van zijn publieke financiën doorvoeren, onder andere om de oorzaken die geleid hebben tot het opbouwen van een niveau van buitensporige schulden te beoordelen en ook om elk spoor van onregelmatigheden op te sporen’. [1]
Onder Antonis Samaras heeft de Griekse regering deze regelgeving niet toegepast om de echte oorzaak van de toename van de schuld en onregelmatigheden die hieraan zijn verbonden, te verbergen voor de Griekse bevolking. Het door rechts gedomineerde Griekse parlement heeft in november 2012 een motie van Syriza voor het vormen van een parlementaire commissie voor het onderzoek van de schuld, verworpen met 167 stemmen tegen 119 en nul onthoudingen.
In het geval van een verkiezingsoverwinning door Syriza zal de regering die er dan wordt gevormd, de letter van de Europese wet toepassen en een parlementaire auditcommissie oprichten om het proces te ontleden dat geleid heeft tot die buitensporige schuld, de waarschijnlijke onregelmatigheden op te sporen en de illegitieme, illegale en verwerpelijke onderdelen van die schuld te identificeren.
Een deelname door de burgers is van fundamenteel belang om een strenge en onafhankelijke audit te kunnen doorvoeren. Artikel 8 van de bovenvermelde regulering doet de volgende aanbeveling: ‘Een lidstaat zal de visie van sociale partners en van relevante organisaties van de maatschappij vragen bij het voorbereiden van de ontwerpen van macro-economische herstructureringsprogramma’s om zo tot een consensus over de inhoud ervan te komen.’ Dat is nog een reden om in het proces van de audit, een actieve deelname van de burgers te hebben.
Enkele kernpunten die door een audit bekend zouden kunnen worden.
In 2009 bedroeg de Griekse schuld 113% van het BBP, dat was voor het begin van de Griekse crisis en voor de tussenkomst van de Trojka die nu 4/5 van die schuld in handen heeft. In 2014 bedraagt de schuld 175% van het BBP. De tussenkomst van de Trojka heeft dus geleid tot een belangrijke toename van die schuld.
Tussen 2010 en 2012 werden de leningen aan Griekenland die door de trojka waren gegarandeerd, voornamelijk gebruikt om de belangrijkste crediteuren terug te betalen. Dat waren voornamelijk de privébanken van de sterkste Europese economieën, eerst en vooral Franse en Duitse banken. [2] In 2009 was de Griekse schuld voor ongeveer 80% in handen van privébanken van zeven EU landen. Franse en Duitse banken alleen al hadden hiervan vijftig procent in handen. Een audit van de Griekse schuld zal aantonen dat de Europese privébanken tussen eind 2005 en 2009, hun leningen aan Griekenland sterk hadden vergroot, van 80 miljard euro tot 140 miljard euro, een toename met 60 miljard euro, zonder rekening te houden met de reële mogelijkheden tot terugbetaling door Griekenland. De banken handelden duidelijk roekeloos, ze waren ervan overtuigd dat de Europese autoriteiten hen te hulp zouden schieten als er problemen zouden ontstaan.
Zoals al eerder gezegd, zal een audit aantonen dat de ‘redding’ van Griekenland door Europese instellingen en het IMF, het mogelijk heeft gemaakt dat de banken van sommige Europese landen met een doorslaggevende invloed in de Europese instellingen, verdergaan met het innen van de terugbetaling van de schuld en daarbij het risico hebben overgedragen, via de Trojka, aan de lidstaten van de EU. Niet Griekenland maar een handjevol grote privébanken uit de economisch sterkste landen van de EU werden op die manier gered.
Europese privébanken werden eind 2010 vervangen door de Trojka als de belangrijkste schuldeiser
Een audit zal een analyse maken van het al dan niet wettelijke en legitieme karakter van het proces van de redding van Griekenland. Was het conform de Europese verdragen, meer in het bijzonder Artikel 125, dat EU landen verbiedt verantwoordelijkheden op te nemen inzake de financiële verbintenissen van een ander EU land? Werd de procedure van normale EU beslissingen wel gevolgd? Hebben de publieke geldschieters, de 14 EU landen die Griekenland 53 miljard euro hebben geleend, het IMF, de ECB, de Europese Commissie enzovoort, in 2010 wel de vrije wil geëerbiedigd van de lener, Griekenland, of hebben ze hieruit profijt getrokken?
——————————–
[1] http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/HTML/?uri=CELEX:32013R0472
[2] C. Lapavitsas, A. Kaltenbrunner, G. Lambrinidis, D. Lindo, J. Meadway, J. Michell, J.P. Painceira, E. Pires, J. Powell, A. Stenfors, N. Teles : ‘The eurozone between austerity and default‘, September 2010. Zie ook Eric Toussaint, Greece-Germany: who owes who? (Part 2) Creditors are protected, the people of Greece sacrificed’, 6 November 2012.
Dit artikel verscheen eerder op Grenzeloos.org